Direct naar artikelinhoud
InterviewRoland Duchâtelet

‘Er is meer corruptie dan onkreukbaarheid in het voetbal. Honderden mensen hebben boter op het hoofd’

‘Voorlopig hebben de broers Bayat hun vel kunnen redden. Het is afwachten of dat blijft duren.’Beeld Thomas Sweertvaegher

In een bevlogen gastcollege doceert Roland Duchâtelet drie uur lang over de maatschappelijke en economische gevolgen van corona, maar vooral: over de systeemfouten in het Belgische voetbal. Want ook al trok de ondernemer, miljonair en gewezen voorzitter van Sint-Truiden en Standard zich zes jaar geleden terug uit het heerlijke spelletje, hij blijft zich druk maken over het kaduke rollen van de bal in België. ‘De mensen in het voetbal spelen met vuur: als ze zo de aap blijven uithangen, moeten ze niet schrikken als de overheid op een bepaald moment zegt dat het genoeg is geweest.’

Ingetrokken licenties die later weer toegekend werden. De promotiefinale in 1B die niet en dan weer wel en dan weer niet gespeeld moest worden – en uiteindelijk gespeeld werd, maar zonder belang. Procedures bij het Belgisch Arbitragehof voor de Sport, klachten bij de Belgische Mededingingsautoriteit, rechtszaken in kortgeding. Ruilhandel met voor- en nadeeltjes om tot een werkbaar competitieformat te komen. Een beslissende vergadering van de Pro League waarbij een journalist deelnam aan de conferencecall. Pierre François die nog altijd geen gediplomeerde kapper heeft gevonden. Ja, het mag een wonder heten dat de bal begin deze maand de middenstip mocht verlaten: ook twee jaar na het losbarsten van Operatie Propere Handen blijft het Belgische voetbal een slordig mikadospel waaruit buikige dorpsbaronnen hun stokje proberen te trekken.

Roland Duchâtelet: “Dat knullige schouwspel vat de Pro League aardig samen: een organisatie waarbinnen een voortdurende machtsstrijd woedt en niemand naar het algemeen belang kijkt. Iedereen rijdt voor zichzelf. Clubs dreigen elkaar af, smeden combines en zijn helemaal vervreemd van de realiteit. Bijzonder fraai allemaal, ja.”

Maar hoe vermijd je dat clubs alleen het eigenbelang voor ogen houden?

Duchâtelet: “Door een onafhankelijk bestuur in het leven te roepen. In België mogen de profclubs zichzelf organiseren en reguleren. Dat is toch om ellende vragen? In landen als Frankrijk, Spanje en Duitsland wordt de competitie beheerd door onafhankelijke bestuurders zonder link met een club, en zijn er heldere regels waarmee de integriteit van het voetbal wordt bewaakt.”

De grotere clubs wisten hun fetisj opnieuw te redden: play-offs.

Duchâtelet: “Ik ben altijd tégen geweest. Play-offs maken de competitie nodeloos ingewikkeld. Probeer zo’n systeem maar eens uit te leggen aan een vriend uit het buitenland: dat lukt gewoon niet. Sint-Truiden heeft een Japanse eigenaar, waardoor de prestaties van de club met veel interesse gevolgd worden in Japan. Alleen: je krijgt de play-offs niet uitgelegd aan de Japanse tv-kijker. En hoe wil je tv-rechten verkocht krijgen als je een product hebt dat de mensen niet begrijpen?”

Voorstanders zeggen dat play-offs de competitie spannender maken. Maar de grondslag van een competitie is toch: duidelijk maken wie de beste is? Niet: een zo spannend mogelijk spektakel op poten zetten?

Duchâtelet: “Inderdaad. Bovendien is er in de rechttoe rechtaan georganiseerde competities zelden een gebrek aan spanning. In veel landen is er geëxperimenteerd met play-offs, en haast overal is men ervan teruggekomen. Alle serieuze voetbalcompetities hebben een strak, eenvoudig format.”

Met de play-offs wilden de grotere clubs het Belgische voetbal opstuwen in de vaart der volkeren. Maar veel supporters zijn helemaal niet geïnteresseerd in de Europese coëfficiënt van de Belgische clubs.

Duchâtelet: “Voilà. Die willen gewoon naar Sint-Truiden of Antwerp gaan kijken, met hun vrienden een pint drinken en voor hun ploeg supporteren. Het voetbalstadion van nu is de kerk van vroeger. Daarom is het belangrijk dat je het voetbal zo inclusief mogelijk maakt: dat je ervoor zorgt dat iedereen méé is. Met play-offs doe je dat niet.”

MOGI MEHDI

Waasland-Beveren, Virton en Antwerp dienden een klacht in tegen de Pro League en haar idee over de nieuwe competitie. Uit eigenbelang, natuurlijk, maar u sloot zich daarbij aan. Waarom? U had zich toch teruggetrokken uit het Belgisch voetbal?

Duchâtelet: “Maar ik ben er nog steeds bezorgd over. En in de grond hadden die clubs gelijk met hun klacht, dus heb ik een bijkomende verklaring afgelegd.”

Hugo Camps, die u al vaker heeft getackeld, schreef in zijn column in Het Laatste Nieuws dat het louter om rancune ging. U wilde oude rekeningen vereffenen.

Duchâtelet: “Ik heb hem gebeld na dat stukje, en hij zakte door de grond van schaamte. Hij beloofde dat hij de volgende keer iets positiefs zou schrijven als ik er geen spel over zou maken. (Fijntjes) Blijkbaar werkt dat zo.”

Maar dus: die klacht.

Duchâtelet: “Hét centrale punt: er is een heel grote belangenvermenging in ons voetbal, in die mate dat de integriteit van onze competitie wordt aangetast. De grootste belangenvermenging zit bij de business Bayat – twee broers die het Belgische voetbal gekaapt hebben. De broer van de machtigste makelaar van het land, een makelaar die in verdenking is gesteld in een groot fraudeproces en van wie we wéten dat ethisch handelen niet zijn grootste bekommernis is, werd vorig jaar voorzitter van de voetbalbond, terwijl hij een club bestuurt (Sporting Charleroi, red.) en een sterkhouder is in de Pro League: dat kan toch niet?”

Waarom niet? Moet Mehdi gestraft worden omdat Mogi zijn broer is?

Duchâtelet: “Uiteraard niet. Maar het is niet zo dat ze elkaar gewoon op familiebijeenkomsten zien. Indertijd hebben ze samengewerkt om Charleroi over te nemen, en nu nog doen ze zaken met elkaar. Een voorbeeld: Mogi is een tijdlang een betaalde adviseur van Anderlecht geweest – een concurrent van Charleroi, toch? En plots deden die clubs vrolijk zaken met elkaar en stonden ze klaar om elkaars probleempjes op te lossen. Ik herinner me de transfer van David Pollet van Charleroi naar Anderlecht, bijvoorbeeld, voor een onredelijk bedrag.”

In die tijd zat u zelf nog in het voetbal. Hoe verhield u zich tot makelaars als voorzitter van eerst Sint-Truiden en later Standard?

Duchâtelet: “Ik stond alleszins niet bekend als hun vriend (lachje). Als het niet nodig was, werkte ik zonder makelaar. De jeugdspelers werden ook aangemoedigd om er geen te nemen. Daar werd rekening mee gehouden bij de rekrutering. Een 13-jarige met een makelaar, dat is om miserie vragen.”

Hebt u ooit zaken gedaan met Mogi Bayat?

Duchâtelet: “Eerst was hij nog geen makelaar, wel een bediende van zijn oom Abbas Bayat, toen eigenaar van Charleroi. Als voorzitter van Sint-Truiden heb ik toen een paar keer zaken gedaan met Charleroi. Ook in mijn beginperiode bij Standard was er nog een relatie met de Bayats, tot ik begreep dat die zich met laakbare praktijken inlieten. Ik heb toen de relatie stopgezet, en dat heb ik gedaan met álle makelaars van wie ik wist dat ze niet ethisch te werk gingen.”

Waar ging het dan over?

Duchâtelet: “Allerlei dingen. Je hebt bijvoorbeeld het fenomeen waarbij makelaars trainers of clubbestuurders onder druk zetten – vaak zelfs omkopen – om een bepaalde speler aan te werven.”

Bij Standard ontsloeg u Mircea Rednic, een trainer die goede resultaten behaalde en erg populair was bij de supporters. Omdat u twijfelde aan zijn onkreukbaarheid?

Duchâtelet (knikt): “Ik ben altijd allergisch geweest voor trainers die met makelaars in de weer zijn. Als je een coach ziet die met de telefoon in z’n linkerhand met makelaars aan het bellen is, en met de telefoon in z’n rechterhand met journalisten, dan weet je dat je een probleem hebt.”

Uit het dossier-Propere Handen blijkt nog een andere courante praktijk: makelaars factureren ‘scouting’ en ‘consulting’ aan de clubs, terwijl het eigenlijk om transfersommen, makelaarspremies en tekengeld gaat.

Duchâtelet: “Inderdaad. Maar het is een moeilijke discussie, omdat een makelaar in theorie wel talentscouting kán doen. Het lijkt me zelfs aangewezen, want anders zou hij geen goede makelaar zijn. Maar het wordt misbruikt om andere dingen te betalen.”

Ik besef dat het naïef van me was, maar ik ben er lang van uitgegaan dat de speler de makelaar betaalde.

Duchâtelet: “Zo naïef vind ik dat niet. Het zou gezonder zijn, en het probleem van de verschillende petjes oplossen. Nu werken makelaars de ene keer in het belang van een speler, de andere keer in het belang van een club. Er zijn zelfs clubs die aan een nieuwe eigenaar verkocht worden met de hulp van makelaars.”

Hoe hebben de makelaars zo snel zoveel terrein kunnen innemen? Ze zijn nuttig voor de clubs, maar ze kosten toch ook veel geld?

Duchâtelet: “In veel gevallen is er sprake van persoonlijke verrijking. Vaak gaat het simpelweg om omkoping van trainers, sportief directeurs of bestuursleden.”

‘Het is jammer dat er geen tien zoals Mogi zijn in België’, zei AA Gent-manager Michel Louwagie begin dit jaar. Als voetbalsupporter voelde ik me in het gezicht gefluimd.

Duchâtelet: “Tja, er zijn ook mensen die Donald Trump een geschikte president vinden. Wie in hetzelfde bootje zit, zit daar natuurlijk omdat hij er de vruchten van plukt. Alleen: als het bootje ooit zinkt, zul je mee verdrinken.

“Voorlopig hebben de broers Bayat hun vel kunnen redden. Het is afwachten of dat blijft duren. Maar het is duidelijk dat ze nog steeds de steun van veel clubs hebben. Anders was Mehdi niet verkozen tot bondsvoorzitter en was Mogi nu niet opnieuw zaakjes aan het doen. (Zucht) Er is meer corruptie dan onkreukbaarheid in het voetbal. Er lopen honderden mensen rond met boter op het hoofd. De Bayats de deur uitwerken zal niet volstaan.”

‘De speurders zochten geld en vonden matchfixing. Prima, maar die ene wedstrijd is slechts het topje van de ijsberg.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Wat verwacht u van het proces-Propere Handen?

Duchâtelet: “Het probleem is dat de rechterlijke macht in België niet berekend is op grote, complexe dossiers met honderden betrokkenen. De boel opkuisen kán, dat hebben landen als Frankrijk en Spanje bewezen. In beide gevallen kwam het zover na politiek ingrijpen. (Glimlacht) Je weet dat ik doorgaans, euh, niet zo’n gewéldig grote fan ben van de overheid, maar in dit geval moet ik toegeven dat politieke actie noodzakelijk is. De mensen in het voetbal spelen met vuur: als ze zo de aap blijven uithangen, moeten ze niet schrikken als de overheid op een bepaald moment zegt dat het genoeg is geweest.”

Maar hoe dan?

Duchâtelet: “Door het voetbal onder overheidscontrole te brengen en het te laten besturen door onafhankelijke leiders. In Spanje gaat het al zo. Het klinkt misschien gek, maar ik ben ervan overtuigd dat we daarop afstevenen.”

VERKOCHT!

In 2005 bracht u met een klacht de zaak-Ye aan het rollen, een groot omkoopschandaal waarvan de Chinese gokmaffia de auteursrechten had.

Duchâtelet: “Jaren later is er een aantal mensen veroordeeld, maar fundamenteel is er niets opgelost. Nog steeds worden er in het Belgisch voetbal wedstrijden gemanipuleerd. Vroeger was matchfixing een kwestie van ons kent ons. Het voetbal zat nog onder de kerktoren, en iedereen kende iedereen. Een club die al gered was, legde op de laatste speeldag een tegenstander die nog kon degraderen niets in de weg – ooit zou die vriendendienst weleens geretourneerd worden. 

“Zodra de tv-gelden hun intrede deden en de financiële belangen groter werden, werd de competitievervalsing veel misdadiger. Opnieuw komen de makelaars in beeld. Bestuursleden van kleinere clubs hebben me verteld hoe Mogi Bayat hun duidelijk maakte: als ze niet met hem zouden samenwerken voor transfers, zei hij, zou hij ervoor zorgen dat ze zouden degraderen. Als twee clubs tegen elkaar spelen en bij beide teams heeft een makelaar de trainer en een vijftal spelers in z’n portefeuille, dan is het niet zo moeilijk om die wedstrijd te manipuleren, hè. 

“Een ander probleem: als een kleinere club een speler verkoopt aan een grotere, staan er vaak allerlei clausules in de overeenkomst. Bijvoorbeeld: als de grotere club zich met de speler in kwestie plaatst voor de Champions League, krijgt de kleinere een bonus naast de overeengekomen transfersom. Stel je het scenario voor waarin de kleinere club op het einde van het seizoen niets meer te winnen of te verliezen heeft en speelt tegen de grotere club, die nog volop moet strijden voor dat Champions Leagueticket... De deur staat dan open voor manipulatie.”

Maar er komt nauwelijks iets boven water. Dat er in 2018 is geprobeerd om de wedstrijd tussen KV Mechelen en Waasland-Beveren te vervalsen, weten we alleen omdat de speurders daar bij toeval op stootten.

Duchâtelet: “Ze zochten naar geld en ze vonden matchfixing. Prima, maar we moeten wel beseffen dat die ene wedstrijd slechts het topje van de ijsberg is.”

In 2014 stapte u naar de Voetbalcel met aanwijzingen van wedstrijdvervalsing.

Duchâtelet: “Daar werd niets mee gedaan. In 2018, toen Propere Handen losbarstte, heb ik me burgerlijke partij gesteld, en die informatie nog eens aan het parket bezorgd.”

Concreet gaat het over Anderlecht – Racing Genk en Zulte Waregem – Anderlecht, twee wedstrijden uit play-off 1 in het seizoen 2013-2014.

Duchâtelet: “Bij het begin van de play-offs stond Standard riant aan de leiding en had Anderlecht een haast onmogelijk te overbruggen achterstand. Plots gebeurden er vreemde dingen. Anderlecht wálste over Genk, dat geen weerwerk bood: 4-0. En Zulte Waregem was dat jaar erg sterk: het had in eigen huis geen enkele keer verloren. Tot Anderlecht op bezoek kwam en het zich als een lammetje liet slachten. Uit pure wanhoop heeft Francky Dury toen bij de rust twee sterkhouders (Mbaye Leye en Olafur Skúlason, red.) vervangen omdat ze niet meer in staat leken te spelen zoals het hoort.

“Toen ik nog voorzitter van Sint-Truiden was, had ik ook al zoiets meegemaakt. We stonden in 2008 op het punt te degraderen, we moesten naar Anderlecht en kwamen daar tegen alle verwachtingen in op voorsprong. Anderlecht was nergens, maar de arbitrage stak een helpende hand toe. De scheidsrechters maakten de ene blunder na de andere, stuk voor stuk in het nadeel van Sint-Truiden. Het resultaat: 4-1. Achteraf stelde ik vast dat er ontzettend veel op die wedstrijd was gegokt. En, verrassing: één van de lijnrechters bleek de volgende dag met pensioen te gaan. Ook dat heb ik toen gesignaleerd, en ook met die informatie is niets gedaan.”

Is dat niet het grote probleem: zolang er niemand uit de biecht klapt, valt omkoping niet te bewijzen? Je kunt toch nooit 100 procent zeker inschatten of een speler met opzet fouten maakt?

Duchâtelet: “Komaan, al die voetballers hebben vijftien jaar lang een intensieve opleiding gehad. Zowel technisch als tactisch zijn ze gedrild. Als zo’n speler in een match niet één, maar tien keer diezelfde professionele fout maakt, als hij plots geen bal meer kan aannemen en geen pass over vijf meter meer kan geven, dan is dat niet normaal. Laat drie experts naar zo’n wedstrijd kijken, en als ze unaniem tot de conclusie komen dat er abnormale dingen gebeuren, heb je toch je bewijs?”

‘De gezondheidszorg kan veel efficiënter. We lopen veel te snel naar de dokter. Als ik iets mankeer, ga ik op zoek op het internet, en de helft van de keren volstaat dat.’Beeld Thomas Sweertvaegher

CLUBCARROUSEL

Twaalf Belgische profclubs zijn in handen van een buitenlandse eigenaar, dat is ongeveer de helft. Een ongezonde situatie, toch?

Duchâtelet: “Als het om een witwascarrousel gaat, ja. Maar als alles netjes gebeurt, zie ik alleen maar voordelen. De interesse voor het Belgische voetbal is in Japan exponentieel gestegen sinds Sint-Truiden in Japanse handen is. De hoogtepunten uit onze competitie halen daar de journaals, hè. Dat soort dingen geeft ons voetbal de kans om te overleven. Want je kunt zo nog twintig andere landjes opnoemen die qua uitstraling op hetzelfde niveau zitten: Bulgarije, Kroatië, Hongarije... Weet jij wie vorig seizoen kampioen was in Tsjechië?”

Neen.

Duchâtelet: “Voilà. Daarom moet zo’n competitie een manier vinden om wél in het oog te springen. Door buitenlandse overnames, bijvoorbeeld, want die wekken buitenlandse belangstelling.”

Maar een buitenlandse eigenaar brengt haast altijd ook een hoop spelers mee.

Duchâtelet: “Vaak zijn dat toch grote talenten? En als die later verkocht worden aan een club uit een grote competitie, is dat toch win-win? België moet een zo goed mogelijke springplankcompetitie willen zijn. Dat is toch ook aantrekkelijk voor supporters? Ze kunnen gaan kijken naar de internationale vedetten van de toekomst.”

Ik geloof dat supporters vooral naar hún club willen gaan kijken, niet naar het speeltje van een miljonair of een onderafdeling van een multinational.

Duchâtelet: “Hoe dan ook, het businessmodel van het Belgische voetbal is dát: je haalt jonge talenten naar hier en laat ze van het profvoetbal proeven, en verkoopt ze daarna. Dat betekent niet dat België niet ook een opleidingsland kan zijn, hoor: de twee sluiten elkaar niet uit.”

Maar neem het voorbeeld van Sint-Truiden: sinds de komst van de Japanners zijn de toeschouwersaantallen er flink gedaald en is die volkse en vurige sfeer van weleer verdwenen.

Duchâtelet (wuift weg): “Dat is een algemeen probleem: overal in België dalen de toeschouwersaantallen. Alleen bij Club Brugge, Standard en KV Mechelen stijgen ze. Dat heeft vooral met de televisie te maken, geloof ik: veel mensen verkiezen het comfort van hun warme woonkamer om naar het voetbal te kijken. En dat die drie clubs daaraan ontsnappen, komt door de beleving: het gaat daar over veel meer dan alleen het veld. Die clubs verkopen een evenement.”

U bezit zelf nog steeds de Duitse club FC Carl Zeiss Jena, en uw zoon is de voorzitter van het Hongaarse Ujpest FC. Eerder was u ook eigenaar van Charlton Athletic in Engeland, en AD Alcorcón in Spanje. Spelers hopten van club naar club binnen dat conglomeraat.

Duchâtelet: “Ik vond dat een goed systeem, omdat ik zo mijn kapitaal aan spelers op de best mogelijke manier kon inzetten. Iedereen kon voetballen waar hij het best zou functioneren, waar hij het meest zou bijleren, het meest van waarde zou zijn. Dat model is intussen volledig aanvaard. Manchester City bezit nu een resem clubs – onlangs nog heeft het Lommel overgenomen.”

Maar voor supporters voelt het aan alsof hun club wordt gekaapt. En zet het de deur niet open voor fraude?

Duchâtelet: “Het maakt de sport net ethischer, want in zo’n systeem heb je geen makelaars nodig. Ik heb indertijd verschillende spelers van Standard naar Charlton getransfereerd, zonder makelaars: dát lijkt me de grote winst van zulke samenwerkingen.

“Je moet als eigenaar natuurlijk correct zijn. Toen ik indertijd Standard kocht, betekende dat dat ik geen voorzitter van Sint-Truiden meer kon zijn. Ik bleef er wel de eigenaar van het stadion – de verbouwing was toen in volle gang, en ik kon die toch niet halfweg stopzetten?”

U spreekt consequent over voetbal als ‘een product’ of ‘een evenement’. Supporters worden daar pisnijdig van.

Duchâtelet: “Ik weet het: Jan, Pier en Pol kijken doorgaans op een heel sentimentele manier naar hun club. Maar als je goeie voetballers wilt en in eerste klasse wilt spelen, heb je die economische benadering nodig. Als je alleen maar de romantiek van het voetbal wilt, moet je aanvaarden dat je club in provinciale gaat voetballen.”

DE JUF ALS BABYSIT

Laten we het nog even over corona hebben. U lijkt me goed geplaatst om de economische gevolgen van het virus in te schatten.

Duchâtelet: “De crisis van nu is vergelijkbaar met de financiële crisis van 2008. Toen zagen we dat Europa beter gewapend was dan de Verenigde Staten. Dankzij de sociale zekerheid, uiteraard: veel Europeanen die hun werk verliezen, kunnen op een uitkering rekenen. Dat is nu niet anders. Specifiek voor België komt daar nog bij dat we een half communistisch land zijn, met gigantisch veel mensen die voor de overheid werken. Voor hen is het feest: hun baan en dus hun loon is verzekerd. Die obese overheid vind ik hét grote deficit van België, maar in zo’n crisis is het natuurlijk handig: zo blijft de consumptie op niveau.

“Er zijn uiteraard ook verschillen met de crisis van 2008. Toen werd China niet geraakt, omdat het een eigen financieel systeem had dat losstond van de rest van de wereld. En nog een niet onbelangrijk verschil: er is een lockdown geweest, waarbij grote delen van de economische activiteit stilvielen. De impact daarvan zullen we moeten afwachten. In de auto-industrie, waar onze bedrijven grotendeels afhankelijk van zijn (Melexis en X-Fab produceren sensoren die in auto’s gebruikt worden, red.), lijkt 20 procent minder verkoop dit jaar een plausibele schatting. Dat is veel, maar het had erger kunnen zijn.

“Ik vind het heel boeiend om in zo’n crisisperiode na te denken over wat er fundamenteel zal veranderen. In de luchtvaart, bijvoorbeeld: het aandeel van de zakenreizen zal minstens halveren. Ook in onze bedrijven leerden we van de lockdown dat vergaderen vanop afstand efficiënter is dan voortdurend de halve wereld rondvliegen om elkaar in levenden lijve te zien. Veel hotels zullen een andere bestemming krijgen – ze zullen studentenkoten worden, bijvoorbeeld. Want het zijn niet de rugzaktoeristen die daar logeren, hè. En zij zullen evenmin de luchtvaartmaatschappijen solvabel houden.”

Telewerken zou de nieuwe norm worden. Gelooft u daarin?

Duchâtelet: “Zeker. Als je vandaag een nieuwe onderneming start, is een bedrijfszetel bouwen of kopen het laatste waar je aan denkt. Veel dingen kunnen we thuis doen. Zelfs de overheid heeft nu ingezien dat ambtenaren thuis kunnen werken, wat trouwens een deel van het fileprobleem zal oplossen.

“Nu goed, thuiswerk is niet altijd evident omdat huizen en flats er niet voor ingericht zijn. Dat zal voor een revolutie in de bouwsector zorgen: we gaan terug naar huizen met een bureaukamer.”

De eerste golf maakte ook duidelijk dat de gezondheidszorg zwaar te lijden heeft gehad onder de onderfinanciering van de afgelopen jaren.

Duchâtelet: “Ik ben het daar niet mee eens. Je moet die gezondheidszorg vooral efficiënter maken. We lopen veel te snel naar de dokter. Als ik iets mankeer, ga ik op zoek op het internet, en de helft van de keren volstaat dat. Daarnaast zal er in de toekomst veel meer telemonitoring zijn. Ik vroeg je bij aankomst om je lichaamstemperatuur te meten via een scanner. Wel, die informatie zou je kunnen doorgeven aan het ziekenhuis hier in de buurt, samen met je hartslag en nog andere waarden. Op die manier kan je vanop afstand gevolgd worden. Voor oudere mensen zou dat veel schelen: dan kunnen ze makkelijker thuis blijven wonen, in plaats van weggestopt te worden in een rusthuis. We evolueren naar een situatie waarbij er minder nood is aan ziekenhuis- en rusthuisbedden. Het is dus onzinnig om nog ziekenhuizen bij te bouwen.

“Ook in het onderwijs zal er veel veranderen. Ik vond het tekenend dat veel ouders zich tijdens de lockdown niet beklaagden over het gebrek aan onderwijs voor hun kinderen, wel over het gebrek aan opvang. Dat toont aan dat het onderwijs in Vlaanderen nog steeds een grote babysitfunctie heeft, dat een school dus niet één, maar twee vitale functies vervult. Ik hoop dat men eindelijk zal inzien dat het een archaïsch idee is dat bij onderwijs ook een schoolgebouw hoort. Ook hier geldt: teleonderwijs zal de norm worden. Ik denk niet dat er in de toekomst in ons land nog 400.000 mensen in het onderwijs zullen werken: kinderen zullen online inloggen voor lessen van bekwame leerkrachten. De toekomst is aan de onderwijsondernemers, al betwijfel ik of Vlaanderen nu al die stap durft te zetten.”

Hebben kinderen dan geen nood aan een groep? En is leren manoeuvreren in het sociaal verkeer niet één van de kerntaken van het onderwijs?

Duchâtelet: “Natuurlijk zullen er altijd fysieke momenten zijn – groepswerken, praktijklessen... Maar dat idee van één klas is toch achterhaald? Kijk naar jouw volwassen leven: jij hebt je familie, je collega’s, je verschillende vriendenkringen. Een mens springt voortdurend van de ene groep naar de andere. Dan is het toch onzin om kinderen steeds in dezelfde groep onder te brengen?”

Ik wed dat veel mensen uw ideeën als onzin zullen beschouwen.

Duchâtelet: “O, dat is altijd zo geweest, maar veel van mijn voorspellingen zijn uitgekomen: daar haal ik genoegdoening uit. Ik merk ook dat ideeën die geen werkelijkheid geworden zijn, toch blijven sluimeren en door een nieuwe generatie denkers opgepikt worden. Het basisinkomen, bijvoorbeeld.”

Tijdens mijn research voor dit interview vertelden verschillende mensen me dat u een extreem rationele, rechtdoor redenerende man bent. U hebt die stelling de afgelopen drie uur helemaal bevestigd.

Duchâtelet: “Dat is een mooi compliment. We hebben maar één leven: waarom zouden we dat verspillen aan níét goed nadenken?”

© Humo