Direct naar artikelinhoud
Zaak-Chovanec

Jambon en politietop over Chovanec: ‘Waar zit hier het knipperlicht?’

Jan Jambon tijdens de hoorzitting.Beeld Thomas Sweertvaegher

De details over het politieoptreden op de luchthaven van Charleroi hadden gemeld moeten worden aan de baas van de federale politie. Dat heeft Catherine De Bolle, voormalig commissaris-generaal van de politie, gezegd in de Kamer.

en

In de Kamer zijn alle ogen gericht op Vlaams regeringsleider Jan Jambon (N-VA), topman van de federale politie Marc De Mesmaeker en zijn voorganger Catherine De Bolle. Zij moeten verduidelijking geven over hoe er in 2018 is omgegaan met het dossier van Jozef Chovanec, de Slowaak die in het ziekenhuis overleed na een gespierd politieoptreden op de luchthaven van Charleroi. De rode draad in hun betoog: geen van de drie kon toen vermoeden hoe driest de agenten opgetreden hadden. En geen van de drie was bevoegd om een tuchtonderzoek te starten.

Jan Jambon herhaalde de verdediging die hij de voorbije dagen al opbouwde: zijn kabinet wist dat er een incident had plaatsgevonden, maar had geen reden om aan de alarmbel te trekken. Hij verwijst daarvoor naar het politieverslag. De Morgen berichtte al eerder dat het bewuste verslag het politieoptreden enkel in grote lijnen schetst. Cruciale details worden weggelaten, en van politiegeweld is geen spoor te vinden.

“Waar zit hier het knipperlicht?”, vroeg Jambon de Kamerleden. “Het verslag maakt op geen enkel moment melding van de verschrikkelijke feiten die op de beelden te zien zijn.” Hij counterde ook de kritiek dat hij zich had moeten informeren en een tuchtonderzoek starten. De minister van Binnenlandse Zaken is daarvoor niet de bevoegde instantie, verdedigde Jambon zich. Tenzij die minister weet heeft van bepaalde feiten die een uitzondering mogelijk maken. Quod non, aldus Jambon.

Ook de huidige en vorige commissaris-generaal van de federale politie waren niet de juiste persoon om een tuchtonderzoek te starten, zeiden De Mesmaeker en De Bolle. Die verantwoordelijkheid lag bij de directeur van de bestuurlijke politie. Het parket had bovendien kunnen signaleren dat uit het gerechtelijk onderzoek sprake bleek van een problematisch politieoptreden.

Niettemin benadrukte De Bolle meermaals dat iemand haar de feiten had moeten melden. “Ik kan u hier in volle eerlijkheid zeggen dat ik destijds niet op de hoogte werd gesteld van de feiten. Wat nochtans moest. Evenmin zijn de beelden me getoond. Indien ik dit gezien had, dan had ik meteen actie ondernomen.” Volgens De Bolle was er een duidelijke procedure om de informatie over de arrestatie van Chovanec aan haar te bezorgen. “Ik reken erop dat het intern onderzoek dit zal uitklaren.”

Op het moment van de feiten was De Mesmaeker directeur-generaal van de verbindingsdienst tussen de politie en het kabinet. In die hoedanigheid had hij geen enkele bevoegdheid om een onderzoek te starten. Toen hij later topman van de federale politie werd, heeft hij dat evenmin gedaan. “Wie aan zo’n topjob begint, moet niet als een monnik gaan uitpluizen of in elk dossier alles door iedereen is gedaan.”

“Ik heb mijn werk gedaan. Meer dan dat”, zei De Mesmaeker. Maar als baas van de politie wil hij wel zijn verantwoordelijkheid nemen en reikte hij de hand aan de familie van Jozef Chovanec. Als zij dat willen, wil De Mesmaeker graag persoonlijk met hen praten. “Dat zal voor mij dan een gênant en pijnlijk moment zijn. Maar hoe moet het niet voelen voor die familie?”

Op een cruciale vraag komt voorlopig geen antwoord: wie zag de beelden, en wie wist ervan? Een intern onderzoek moet daar meer duidelijkheid over geven.