Direct naar artikelinhoud
ReportageVerenigde Staten

Rechtse vechtclubs begraven lid dat doodgeschoten werd door antifa

Op de herdenkingsplechtigheid voor Aaron ‘Jay’ Danielson leeft een gevoel van miskenning. ‘Hij was geen fascist, hij hield alleen maar van zijn land en Trump.'Beeld AP

Honderd dagen duren de protesten in Portland tegen racisme en politiegeweld nu al. Zondag herdachten leden van de nieuwe rechtse vechtclubs hun maat Aaron ‘Jay’ Danielson die een week geleden werd doodgeschoten door een zelfbenoemde antifa die op zijn beurt doodgeschoten werd door de politie.  

Het eerbetoon aan Danielson is deels een kerkdienst, deels een manifestatie en deels een barbecue. Wat het ook is, de mannen die eromheen staan hebben hun wapens bij de hand. Met hun semi-automatische geweren over de schouder en berenspray aan de broekriem drentelen ze zaterdagavond over een pad in een park in Vancouver, een stad bij Portland, rond het centrale grasveld waar mensen in campingstoelen tussen wapperende Amerikaanse vlaggen treuren om de dood van een patriot zoals zij.

De mannen dragen de kleuren van de nieuwe rechtse vechtclubs. Het geel-zwart met de lauwerkrans van de Proud Boys, de tropische shirts van Boogaloo, de zwarte shirts van Patriot Prayer, soms met een schietgebed: “Heer, laat me snel en nauwkeurig zijn, laat mijn hand vast zijn en sneller dan die van mijn vijand.”

Veel van de mensen op het gras dragen T-shirts  met daarop ‘Justice for J’, zoals Danielson door vrienden werd genoemd, en sommigen hebben een sticker waarop de dode als een halve heilige is afgebeeld, met een aureool boven zijn hoofd. Hij was niets van alles wat ze zeggen dat hij was, zeggen de sprekers, met een mengeling van genegenheid en verontwaardiging. Mensen zoals hij, mensen zoals zij: ze worden altijd verkeerd begrepen.

Hoe te reageren? 

Danielson werd vorige week zaterdag in Portland doodgeschoten door Michael Reinoehl, een zelfbenoemde antifa, die op zijn beurt vrijdag werd doodgeschoten door de politie. Opgeteld bij de twee doodgeschoten demonstranten in Kenosha, Wisconsin, rees de vraag: is dit het begin van een geweldsspiraal op weg naar de verkiezingen?

Dat is een vraag waarmee ze hier ook worstelen: hoe te reageren? “We hebben twee richtingen waarin we kunnen gaan”, roept Joey Gibson vanaf het podium van de muziektent. Gibson is de oprichter van Patriot Prayer, de christelijke rechtse groepering uit Vancouver waarvan ook Danielson lid was, en die de afgelopen jaren vaak opdook tijdens progressieve protesten in Portland en Seattle. “Jullie kunnen moed tonen, of jullie kunnen in angst blijven leven. Ik ben het in elk geval spuugzat!”

Wil hij actie? “We moeten vechten voor de dingen waarin we geloven! Jullie kunnen je verstoppen, maar straks staan ze op de drempel van jullie buren, en als ze bij jullie buren komen, dan komen ze daarna bij jullie!”

Of toch niet? “Ik heb nooit een grotere verleiding gevoeld om te haten. Maar haat is besmettelijk. Het doet niets om dit land te helen. Ik wil niemand zien die geweld pleegt uit naam van Jay!”

Begrijp dat eens!

Een vriendin van Danielson, Michelle Dawson, neemt het woord, met een pistool op haar heup. “Jay was geen fascist, Jay was geen neonazi. Ja, hij hield van dit land. Hij hield van Donald Trump. Maar jullie, media, snappen het verschil niet. Begrijp dat eens!”

Het publiek scandeert haar laatste zin. ‘Get it right! Get it right!’ En vervolgens: ‘USA! USA! USA!’

De miskenning is voelbaar. Nog steeds voelen ze zich hier de underdog, in de westelijke steden van de VS, waar ze zwaar in de minderheid zijn. Gibson en Patriot Prayer werden deze week van Facebook verbannen, omdat ze een ‘gewelddadige sociale militie’ zouden vormen, te vergelijken met de Proud Boys, waaraan Gibson is gelieerd. Beide groeperingen storten zich graag in progressieve demonstraties, om zich daarna een weg terug te vechten. Dat ze daarbij nogal wat aantrekkingskracht uitoefenen op racisten en aanhangers van witte suprematie is een vervelend bijverschijnsel.

“We willen alleen maar een oppositiegeluid laten horen”, zegt Caleb Stevens, zowel lid van Patriot Prayer als van de Proud Boys. Een paar jaar geleden begon hij zich te melden in demonstraties in Portland, in pak en met das, “om conversaties te beginnen”, zoals hij zelf zegt. “Ik was het zat om lid te zijn van de zwijgende meerderheid.”

Hij werd flink in elkaar geslagen, waarna hij zich aansloot bij de Proud Boys. Die beweging was in 2016 opgericht door Gavin McInnes, mede-oprichter van de website Vice. “De belangrijkste reden: eindelijk iemand opstond tegen antifa”, zegt Stevens. Hij vindt zichzelf een ‘westerse chauvinist’, geen racist. “We zijn heel divers.” Daar zijn aanwijzingen voor. De meeste leden zaterdag zien eruit als Vikingen, wit en stevig, maar Stevens (30) zelf is van Mexicaanse afkomst. Er loopt een zwarte man rond in het geel-zwart shirt van de Proud Boys en achter de barbecue bakt een homo de hamburgers.

Mannelijkheid vieren

“We vieren wel onze mannelijkheid”, zegt Stevens. Dat aspect wordt nogal eens voor fascistisch aangezien, maar heeft volgens hem meer te maken met, gewoon, Fight Club-achtige lol. Hij legt uit hoe het werkt. Eerst leg je een eed af, dan ben je eerstegraads lid. Dan moet je op je laten inbeuken door vijf leden, die pas ophouden als je vijf verschillende ontbijtgranen hebt opgesomd, dan ben je tweedegraads lid, zoals Stevens nu. Derde graad: een tatoeage. De vierde graad krijg je als je in een vuistgevecht met een antifascist bent belandt. “Maar je mag het gevecht niet beginnen”, zegt Stevens.

Blijft het bij vuistgevechten? En kunnen zij niet de volgende Danielson zijn? “Daar houd je wel rekening mee”, zegt Stevens. “Ik wist ook niet wat ik vandaag kon verwachten. Ik heb mijn kogelvrij vest en AR-15-geweer in de auto liggen.”

De wapens zijn niet nodig, rondom de herdenking die gemoedelijk verloopt. Maar later die avond gaat er een gerucht rond bij de barbecue dat enkele Proud Boys in een café slaags zijn geraakt met Black Lives Matter-activisten. Er zou iemand aangereden zijn op de parkeerplaats. De bar is tien kilometer verderop, en daar staan de mannen in het geel-zwart aan biertafels. Ze worden dreigend als ze ‘de media’ zien. De barman springt ertussen, zegt dat de avond al “lastig genoeg” is geweest. Niemand wil zeggen wat er gebeurd is. Een van de mannen fluistert met een beveiliger, en even later later praat die beveiliger met een politieagent met een notitieblok. Die zegt: “Maar je kunt je toch wel iets herinneren?”