Direct naar artikelinhoud
InterviewKristien Hemmerechts

Kristien Hemmerechts: ‘Het is soms moeilijk om niet te geloven wat er over je gezegd wordt’

Kristien Hemmerechts: ‘Het is soms moeilijk om niet te geloven wat er over je gezegd wordt’
Beeld Carmen De Vos

Relaties, familiale perikelen, moeilijke communicatie en seks: in haar nieuwste roman Ik ben Emma bespeelt Kristien Hemmerechts haar favoriete thema’s in een hommage aan Jane Austen. ‘Ik gruw ervan dat vrouwen zich blijven wentelen in hun mantra van ‘Ik kan het niet, ik durf het niet’.’


Vlak nadat ze de deur heeft opengedaan, wrijft ze haar handen tegen elkaar boven het rozenperk in de voortuin en dwarrelt er iets naar beneden. Stof dat op de schouw lag? De kruimels van een boterham? We zijn te druk bezig met staren naar haar prachtige herenhuis in Berchem om het te vragen. Het moet geen straf zijn om hier in isolement te zitten ten tijde van corona, bedenken we, en dat is het ook niet, zegt Kristien Hemmerechts, die thee schenkt en al meedeelt dat ze haar meest Jane Austen-achtige kopje heeft uitgezocht, een pastelblauw exemplaar met een sierlijk gouden randje.

Aangenaam vond ze de voorbije periode nochtans niet. “Ik had veel moeite met het gegeven dat je je kinderen en kleinkinderen niet meer mocht zien. Moederdag moet een van de triestigste dagen in mijn leven zijn geweest. De kinderen hadden tulpen voor de voordeur gelegd, en ze stonden te wuiven aan de overkant van de straat. Om te huilen vond ik het, ik kon er echt niet blij mee zijn. Contact tussen generaties verbieden, ik hoop dat ze die maatregel nooit meer gaan handhaven. In het begin van de lockdown heb ik zelfs Bart (Castelein, haar echtgenoot, red.) meer dan vijf weken niet gezien. We wonen niet in hetzelfde huis en hij was bang om zijn bejaarde vader te besmetten.”

Gelukkig had de schrijfster veel omhanden. Ze kon nog online lesgeven (als docent creatief schrijven aan de KU Leuven gaat ze eind deze maand met pensioen), en moest haar nieuwste roman voor de laatste keer redigeren. “Daar was ik dankbaar om. Weet je, ik ben 65 geworden enkele weken geleden, en het gemak waarmee men die leeftijd als ijkpunt gebruikte om het over de meest risicovolle groep te hebben, vind ik verbijsterend. ‘Kwetsbaar’ zijn omdat je tot de 65-plussers hoort, hoe fysiek en intellectueel actief je ook bent, gruwelijk.”

Die nieuwste roman van haar heet Ik ben Emma en is een hommage aan Emma, uit 1815, van de Britse schrijfster Jane Austen. Hemmerechts is een groot bewonderaar van Austen. “Ik denk dat zij een enorm intelligente vrouw was. Ze koos er ook bewust voor om niet te trouwen, wat in die tijd allesbehalve evident was, want ongetrouwde vrouwen liepen een groot risico om arm te worden. De meeste vrouwen in haar romans móéten dus wel huwen, zoals in Pride and Prejudice, om hun toekomstige leven veilig te stellen.”

Kristien Hemmerechts: ‘Als prille twintiger was ik een braaf meisje.’Beeld Carmen De Vos

Emma Woodhouse daarentegen is een enigszins rebels personage in het oeuvre van Austen: ze heeft geen financiële zorgen en ziet geen noodzaak om een man te zoeken.

Hemmerechts vroeg zich af hoe Emma’s leven er twee eeuwen later zou uitzien. De verhaallijn van een jonge vrouw die haar dagen vult met koppelaarster spelen en verder geen enkele ambitie heeft, behield ze. Meer zelfs, de eerste zinnen van Ik ben Emma zijn bijna een letterlijke vertaling van die van Austen.

Terwijl Emma Houthuys – hebt u hem? – krampachtig de Cupido uithangt voor de vrouwen en de mannen in haar eigen omgeving, beschouwt ze zichzelf als eeuwige single. Een relatie hebben interesseert haar niet. Seks evenmin. “Het grootste verschil tussen mijn boek en dat van Austen is dat het bij haar enkel gaat over de vraag of Emma toch zal trouwen en met wie, niet over met wie ze seks wil hebben. Die kwestie was toen natuurlijk ook niet aan de orde. Seks voor het huwelijk, het hoorde niet voor vrouwen van die klasse.”

Emma is 21, mooi en slim, heeft geen kinderwens en wil zich aan niemand binden. Zit er in haar iets van de 21-jarige Kristien Hemmerechts?

“Ik had geen kinderwens toen. Wij kregen mee dat je zeker een partner moest hebben op die leeftijd. Het liefst was je op je 20ste al van de straat geraakt en in een relatie beland die uitzicht bood op een stabiele toekomst. (glimlacht) Er zullen uiteraard vrouwen zijn geweest die zich daar niks van aantrokken, maar ik was een braaf meisje.” (Hemmerechts trouwde een eerste keer in 1978, ze was toen 23, red.)

Kristien Hemmerechts

- is 65 jaar, woont in Antwerpen

- studeerde Germaanse filologie aan de toenmalige KUB in Brussel en aan de KU Leuven

- debuteerde in 1987 met Een zuil van zout en heeft sindsdien verschillende romans en non-fictiewerk gepubliceerd

- was docent Engelstalige literatuur en creatief schrijven

- heeft een dochter en twee gestorven zoontjes uit haar eerste huwelijk

- was sinds 1992 getrouwd met dichter Herman de Coninck, tot hij in 1997 onverwacht stierf

- is stiefmoeder van de kinderen van De Coninck

- trouwde in 2007 met Bart Castelein

Ik zou denken dat u daartegen gerebelleerd hebt.

“Toch niet. Je kreeg het langs alle kanten ingelepeld, en iedereen volgde gewoon dat pad. De meeste van mijn studiegenoten zijn getrouwd na de zomer van de tweede licentie. Meestal met degene die ze in de tweede kandidatuur hadden leren kennen. (lacht) Twee jaar later kregen ze kinderen, en nu zijn ze allemaal oma’s en opa’s.

“Mijn generatie is opgegroeid met het idee van ‘plicht’. Iets wat mijn studenten overigens niet kennen. Het was onze plicht om een gezin te stichten en om voor onze ouders te zorgen als ze oud zijn. Dat zit zo ingebakken, dat kun je niet zomaar van je afschudden.

“Ik herinner me dat ik op mijn 15de een opstel moest schrijven met als titel: ‘Ik over tien jaar’. Weet je wat ik schreef? ‘Ik word wakker naast mijn grijze man, ik stap uit mijn grijze bed, ik breng mijn grijze kinderen in de grijze auto over een grijze weg naar de grijze school.’ Ik wist dat mijn pad klaarlag – studeren, trouwen, kinderen krijgen, gaan lesgeven – en voor mij stond het gelijk aan langzaam naar de slachtbank geleid worden.

“Maar kijk, ik ben gaan lesgeven, weliswaar in het hoger onderwijs, maar eind deze maand zal ik het veertig jaar gedaan hebben. Ik ben zelfs drie keer getrouwd. (lacht) En ik heb kinderen. Ook al is dat niet helemaal gegaan zoals het moest.” (zwijgt even, ze verwijst naar haar twee zoontjes die in 1983 en 1984 respectievelijk twee en drie maanden na hun geboorte overleden, red.)

“In tegenstelling tot Emma had ik wel veel ambitie. Niet in de zin dat ik ten koste van alles de professionele top wou bereiken, maar ik heb wel altijd een interessant leven willen leiden. En dat is gelukt. Ik vind dus wel dat ik het goed heb aangepakt. Ik ben erin geslaagd alles te combineren. Ik had trouwens niet de moed om ten strijde te trekken tegen die verwachtingen. Pick your battles, er zijn gevechten die je niet kunt winnen.”

Ook al leeft uw Emma in 2019, is ze financieel onafhankelijk en wil ze geen relatie, toch zal zij zich uiteindelijk ook naar de maatschappelijke verwachtingen plooien. Omdat ze het wil, denkt u, of omdat ze ook niet kan ontsnappen aan de druk?

“Dat is een heel interessante vraag. (denkt na) Wat is haar alternatief ook? Misschien is het geen keuze die we bewonderen, maar wel een realistische keuze. En daar laten de meesten zich uiteindelijk door leiden.

“Het blijkt ook in haar relatie met Malika, een stiefzus van Emma. Het huis waarin Emma woont en dat op haar naam staat, is ook van Malika, benadrukt ze meer dan eens. Tot Malika aan Emma vraagt om vluchtelingen op te nemen in het huis, en Emma sigarettenpeuken van die mannen vindt in het toilet. Dan komt de realiteit, namelijk dat Emma geen vluchtelingen in haar huis wil.”

Kristien Hemmerechts: “Ik heb altijd een interessant leven willen leiden. En dat is gelukt.”Beeld Carmen De Vos

Babs, de moeder van Emma, is een echte moederkloek. Een vrouw die haar kinderen en stiefkinderen het liefst de hele tijd bij haar wil. Herkent u dat bij zichzelf?

“Ik schrijf ergens dat Babs haar gezin als haar levenswerk beschouwt, en dat is wel een knipoog naar mezelf en mijn vriendinnen. Ik zie in mijn generatie nogal wat vrouwen die veel energie stoppen in het voeden – letterlijk en figuurlijk – van het gezin: verjaardagsweekends organiseren, het huis in orde maken als de kinderen komen logeren, de familie willen samenbrengen. Ik ontsnap er ook niet aan, zoals je ziet. (wijst naar het art-decodressoir dat bedekt is met tientallen foto’s van haar kinderen, kleinkinderen, ouders en echtgenoten) Als ik dus een beetje met Babs lach, lach ik ook met mezelf.

(denkt na) “Er lijkt een grote dubbelheid in mij te zitten. Enerzijds speel ik de rol van moeder, grootmoeder en echtgenote – hoewel, het is meer dan spelen, want ik doe het met hart en ziel – en daarnaast is er een Kristien die schrijft en meningen heeft. Maar ik ervaar die twee rollen niet als een conflict. Wat bijvoorbeeld bij Sylvia Plath (Amerikaanse schrijfster, 1932-1963, red.) wel het geval was. Ze had een enorme ambitie om een groot dichteres te worden, maar ze wou ook een fantastische moeder en echtgenote zijn, en ze kreeg die twee niet verzoend.

“Zelf ben ik nogal goed in mijn leven indelen in compartimenten. De kinderen en stiefkinderen weten dat ze hier niet zomaar moeten komen binnenvallen. Als moeder aan het schrijven is, moet je haar laten schrijven.” (lacht)

“Ik zei het daarstraks al: ik ben altijd heel pragmatisch geweest. Ik vraag me ook af waar je terechtkomt als je je helemaal buiten de structuren plaatst. Is het niet interessanter om die structuren wat om te buigen en aan te passen om daarbinnen toch je eigen ruimte te creëren? Mijn zus was iemand die thuis in opstand kwam tegen de strenge opvoeding. Ik nooit. Ik deed mijn goesting, maar in stilte.” (lacht)

Misschien is dat slimmer: je doet je zin en je wordt er niet voor gestraft.

“Ook dat is een interessante gedachte: zijn de echte revolutionairen degenen die onopgemerkt de verwachtingspatronen naar hun hand zetten?”

Je hebt wel mensen nodig die op de barricaden staan, anders verandert er structureel nooit iets. Dat hebt u toch ook gedaan? U wordt toch nog altijd feministe genoemd?

“Klopt, ik ben een feministe. Maar ik word niet meer gevraagd voor die rol. Wat ik trouwens prima vind. Feminisme is een wiel dat altijd blijft draaien, en de nieuwe lichtingen moeten het roer geregeld overnemen. Ik ben heel blij dat er nu zo veel jonge vrouwen zijn die zich zonder schaamte feministe noemen. Er was een tijd waarin het een vies woord was en vrouwen er niks mee te maken wilden hebben. Wat ik dan weer niet begreep. Zelf de vruchten plukken van het feminisme maar er wel tegen zijn, dat vond ik te gemakkelijk.”

Een groot verschil met vroeger is wellicht ook dat er veel vormen van feminisme zijn: thuisblijven bij de kinderen, uit werken gaan, een hoofddoek dragen, geen hoofddoek dragen, je borsten laten opspuiten of ze net laten hangen: alles is feminisme vandaag.

“Ik merk dat ook, maar ik heb er geen probleem mee. Ook al denk ik van sommige zaken weleens dat het een bizarre interpretatie is van het begrip feminisme, het belangrijkste is dat men erover nadenkt en discussieert.

“De grootste strijd in de feministische beweging blijft toch die tegen seksueel geweld. Kijk naar hoe de cijfers van huiselijk geweld zijn gestegen tijdens de lockdown. Wat ik ook een verontrustende evolutie vind, is die van de misogynie en agressie bij bijvoorbeeld incels (involuntarily celibate of onvrijwillig celibataire mannen, red.). De Britse Laura Bates schreef er net het boek Men Who Hate Women over, waarin ze beschrijft hoe sommige mannen vinden dat ze geen mannen meer kunnen zijn door de opkomst van het feminisme, en hoe verbijsterend ver hun haat gaat.

Kristien Hemmerechts: ‘Het is soms moeilijk om niet te geloven wat er over je gezegd wordt’
Beeld Carmen De Vos

“Aan de ene kant is er dus een enorme vooruitgang geboekt voor vrouwen, anderzijds blijven we ter plaatse trappelen. Er heerst nog erg veel seksisme. Men schrikt nog altijd als een vrouw ingaat tegen een man. Dat heb ik zelf geregeld ervaren wanneer ik in een praatprogramma zat. De man die het verdraagt dat een vrouw hem publiekelijk tegenspreekt, is voor mij een feministische man.

“Onderhuids blijft het idee leven dat het de rol van vrouwen is om te luisteren en het ego van de man te voeden: wat kun jij dat toch goed, wat ben jij fantastisch, vertel mij nog eens hoe geweldig je het hebt gedaan.

“Vrouwen krijgen nog steeds vooral bescheidenheid aangeleerd. Daar zal ik me tegen blijven verzetten. Ik was ook zo kwaad op die KANTL-canon (canon van de Nederlands­talige literatuur, red.). De twee Vlaamse vrouwen die de lijst hebben gehaald, stammen uit de 13de en 16de eeuw, de drie andere vrouwen zijn Nederlands. Eigenlijk zegt men dus dat er geen enkele Vlaamse schrijfster na de Middeleeuwen iets heeft gemaakt dat de geschiedenis zal overleven. (driftig) Hoe durven ze? Hoe durven ze te zeggen dat wij vrouwen nog wat boterhammen moeten eten om even goed vertegenwoordigd te zijn als de 45 mannen in die canon?”

Kunt u nog even kwaad worden als vroeger? Of neemt de verontwaardiging af met de jaren?

“Ach. Op een bepaald moment heb ik beslist om niks meer te zeggen over het feminisme, omdat het mij alleen maar negatieve energie opleverde. Ik dacht: mensen willen het toch niet zien of geloven, dat iemand anders het maar aan de kaak stelt. (glimlacht) Tegelijk zie je ook dat het heel diep in mij zit en dat ik het niet altijd kan laten.

“In 2008 schreef ik het essay De man, zijn penis en het mes waarin ik betoog dat bij sommige mannen het idee van ‘entitlement’ heerst: ze hebben recht op seks, ze hebben recht op een vrouwenlichaam. Je ziet het ook bij het personage Gabriël in Ik ben Emma, hoe vilein hij wordt als hij wordt afgewezen.”

Nu we het over Gabriël hebben: hij doet onversneden racistische uitspraken in het boek. En hij is niet de enige.

“Bijna allemaal zijn het uitspraken die ik zelf heb gehoord in mijn omgeving. ‘Ik heb niks tegen zwarte mensen, maar te veel is te veel’ of ‘Ze moeten hun cultuur niet meebrengen’. Op een gegeven moment zegt iemand over Malika, die op haar zevende van Ghana naar België is gekomen: ‘Gelukkig kent ze onze Vlaamse waarden’. Zulke uitspraken zijn ondertussen het dominante discours geworden. Ook Conner Rousseau zei twee weken geleden nog dat als migranten geen Nederlands willen leren, ze maar terug moeten. Ik vraag me af of de Belgen die destijds naar Congo trokken iets van het Lingala kenden? En al die Belgen die in Spanje gaan wonen, hoeveel daarvan zouden er vloeiend Spaans spreken?

“Een personage in mijn boek heeft het over de ‘Congobus’. Ook dat heb ik niet verzonnen. Het is een term die ik hoorde van iemand die ik vrij goed ken. Blijkbaar gaat het om de bus tussen Ninove en Brussel.”

Reageert u als u zoiets hoort?

“Soms zal ik er iets van zeggen, maar als ik iedere keer kwaad zou worden bij racistische of seksistische uitspraken, zou ik permanent ruziemaken met anderen. Mensen vinden het niet prettig als je de lerares uithangt die voortdurend anderen terechtwijst. En ik wil wel graag mijn sociaal leven behouden. (lacht) Vrienden wijs ik weleens op kwetsende uitspraken, maar het is niet dat ze daar danig van onder de indruk zijn. Ach, het is weer Kristien, lachen ze dan.

“Wat ik écht denk, bewaar ik meestal voor mijn werkkamer. Of voor het publieke debat. Daar trek ik mijn mond wel open. Weet je, ik ben opgevoed als jongetje. ‘Onze jongen’, zeiden ze tegen mij, en ze verwezen ook naar mij met ‘hij’. Bizar maar waar. Dat jongetje en dat lef, dat zit in mij. Bij iemand als Saskia De Coster zie ik het ook. Wij zijn geen vrouwen die vinden dat ze op de achtergrond moeten blijven en bescheiden moeten zijn. Ik ontmoet zó veel vrouwen met interessante ideeën, met een feilloze blik op de dingen en scherpe analyses, en toch hebben ze voor praatprogramma’s altijd moeite om die vrouwen te vinden.”

Speelt daar ook niet mee dat je tegenwoordig genadeloos wordt afgemaakt op sociale media als je op tv komt? En dat vrouwen daar misschien toch gevoeliger voor zijn dan mannen?

“Ik denk vooral dat veel vrouwen nog altijd vinden dat ze niks te zeggen hebben. Daar heb ik nooit last van gehad. Ik gruw ervan dat vrouwen zich blijven wentelen in hun mantra van ‘Ik kan het niet, ik durf het niet’, terwijl er zoveel mannen zijn die écht niks te zeggen hebben en toch het hoge woord voeren in het publieke debat. Mannen zijn nooit gehinderd geweest door hun gebrek aan kennis. (opnieuw driftig) Bij mijn studenten zie ik dat ook: vrouwelijke studenten die enorm intelligent zijn, maar het grote lawaai komt van de mannen. Daar kan ik me dus geweldig over opwinden, zoals je merkt.

(rustiger) “Maar die backlash op social media, zoals je zegt, is ook waar. Ik heb borstkanker gehad in het najaar van 2015, en dat is echt wel een wake-upcall geweest. Sindsdien heb ik beslist om geen negatieve energie meer toe te laten. Want ik heb al behoorlijk veel shit over mij heen gekregen. (nadrukkelijk tegen de dictafoon) Ook van deze krant, trouwens. Maar goed.”

U trok zich dat dan hard aan?

“Weet je wat het is? Je staat er moederziel alleen in. ‘Jij daagt toch graag uit?’, zeggen ze tegen je. ‘Jij choqueert toch graag de mensen?’, of ‘Je zoekt het toch op?’. Zelfs echtgenoten opperen weleens dat je gewoon ook een te grote mond hebt. En dus moet je er maar tegen kunnen, is de redenering.

(zwijgt even) “Soms wordt het dus moeilijk om niet te gaan geloven wat er over je gezegd wordt. Om na verloop van tijd niet te gaan denken dat je dan echt wel zo’n verschrikkelijke bitch zult zijn.”

Bent u dan bewust minder publiekelijk aanwezig?

“Tot deze week was ik lang niet meer gevraagd voor een programma als De afspraak, en dus stelde het probleem zich niet. Maar op Facebook ben ik wel voorzichtig, ja. Ik zal er niet meer eender wat op gooien. Ik lees alles wat ik schrijf goed na, en bedenk altijd: geeft dit aanleiding voor de mensen om zich weer op mij te storten?”

U censureert zichzelf?

“Ja, maar ik vind het niet verkeerd om er niet eender wat uit te gooien als je publiekelijk debatteert. Hoewel, het is de laatste tijd wel heel moeilijk geworden om überhaupt iets te zeggen. De meest onschuldige uitspraak kan voor enorme controverse zorgen. Mensen zijn zo hard voor elkaar en vinden altijd wel een slak om zout op te leggen.”

Kristien Hemmerechts: ‘Het is soms moeilijk om niet te geloven wat er over je gezegd wordt’
Beeld Carmen De Vos

Mag ik nog vragen hoe het ondertussen met uw zus gaat, die psychiatrisch patiënte is?

“Wel, het gaat wonderbaarlijk goed met haar. (klopt meteen af op de ronde, houten tafel die tussen ons in staat) Ze heeft een tijd op de psychiatrische afdeling van Kortenberg verbleven, maar nu woont ze zelfstandig, samen met haar man. Ze worden begeleid door een mobiel team dat psychische zorg aan huis geeft. Dat werkt wel voor haar.”

Het zal u ook verlichting bezorgen.

(zwijgt even) “Het verbaast me dat je dat vraagt, want de meeste mensen hebben weinig voeling met wat het betekent om iemand in de familie te hebben die psychisch ziek is. Ik heb het zelfs wat opgegeven om het uit te leggen. Toen in 2016 mijn dagboek Er gebeurde dit, er gebeurde dat verscheen, waarin ik onder andere vertel over mijn zus, schreef een journalist: ‘Kristien heeft een psychisch zieke zus en dat vindt Kristien niet leuk.’ Dan besef je toch totaal niet waarover het gaat?

“Op tv is er nu wel veel aandacht voor psychisch zieke mensen, alleen gaat het bijna altijd over sympathieke psychisch zieke mensen. Mensen met Down bijvoorbeeld, die een hoog knuffelgehalte hebben.”

Terwijl er ook andere, minder knuffelbare psychische ziektes zijn.

“Voilà. De familie ziet daar enorm van af. Iets waar psychiaters overigens te weinig aandacht voor hebben, vind ik. Zij focussen bijna uitsluitend op de patiënt.

“Kijk, je sleept het mee, zo simpel is het, maar zelfmedelijden is niet aan mij besteed. Koesteren wat je hebt, niet focussen op wat je niet hebt, dat heb ik wel geleerd. (zwijgt even) Ik weet dus dat ik vrij opgewekt overkom, maar er zijn zeker ook heel donkere momenten. En daar moet ik dan alleen door.”

Die kunt u met niemand delen?

“Nee, je moet andere mensen daar niet mee bezwaren. Ik heb veel geleerd van Skating to Antarctica van Jenny Diski (Britse schrijfster, 1947-2016, red.). Ook een slechte dag duurt maar 24 uur, zegt zij. En het kan weleens deugd doen om je hart te luchten, maar uiteindelijk is het jouw probleem, en ben jij degene die het moet aanpakken. Zoals bij mijn borstkanker. Die zat uiteindelijk in míjn borst, hoe vaak ook ik mijn hart kon luchten bij iemand anders. En elke mens heeft veel op zijn bord. Waarom zou ik daar nog eens een portie problemen bij kwakken?

(lacht) “Bon, als ik mezelf zo hoor vertellen, ben ik precies wel héél wijs geworden. De Kristien van 20 jaar geleden wist dit ook niet allemaal. Het probleem met wijsheid is dat je het wel kunt proberen door te geven aan een jonger iemand, maar dat die persoon toch gewoon zal moeten wachten tot het echt doordringt. En dat is vaak een lang traject, vrees ik.” (glimlacht)

Ik ben Emma is verschenen bij De Geus.