Direct naar artikelinhoud
ReportageLesbos

Op Moria kan het altijd nog erger: ‘Ik krijg spijt van onze zoektocht naar een beter leven’

Een Afghaanse familie kookt op een vuurtje.Beeld REUTERS

Moria was de hel. Tot deze week bleek dat het nog erger kon. Duizenden mensen slapen nu op het asfalt, delen met een groepje één deken of wat rijst, beschermen hun schamele bezit tegen rovers. Niemand weet wat komt, nu of straks. ‘Deze baby is Made in Moria. Laat ons kind gezond geboren worden, geef ons een kans op een normaal leven.’ 

Opgelucht betast Dengdeng (36) uit Zuid-Soedan zijn buik: het tasje met zijn enige bezit – twee korsten brood en een lading papieren – is ook de derde nacht dat hij op de doorgaande weg sliep, niet gestolen. Zonder dat tasje besta ik niet, daar zitten mijn asieldocumenten in’, zegt hij. 

In een vorig leven was Dengdeng vrachtwagenchauffeur, tot de oorlog zijn vrouw en kinderen wegnam en hem op de vlucht joeg. Nu is hij op het eindpunt: sinds de brand van het migrantenkamp Moria op het Griekse eiland Lesbos woensdag heeft hij zelfs geen lekkend tentdak meer boven het hoofd. “Ik heb geen idee wat er nu met me gebeurt.”  Dat geldt voor al die 12.500 ontheemden uit alle windstreken, die kilometer na kilometer op het asfalt liggen.

Acht maanden zwanger

Moria was de hel, zegt de Syrische jurist Omar (28). “Tot de brand. Nu weten we dat het nog erger kan.” Hij heeft 23 euro uitgegeven aan een butagas-stelletje, zodat zijn vrouw met hete thee de nachtelijke kilte uit haar acht maanden zwangere lijf kan verdrijven. “Ons eerste kind zijn we door een miskraam kwijtgeraakt. Deze baby is Made in Moria. Laat ons kind gezond geboren worden, geef ons een kans op een normaal leven.”

Tien maanden en zes dagen heeft Omar in kamp Moria gebivakkeerd. Daarvoor was het oorlog, vluchten, meer oorlog, weer vluchten. “Nu zitten we erbij alsof het weer oorlog is.” De vier Syriërs naast hem hebben een deken. Om de twee uur wisselt die van lichaam: wie hem heeft, slaapt, de rest heeft het daar te koud voor. Omar probeerde terug in het nog nasmeulende kamp te komen om dekens te zoeken. De politie hield hem tegen. Tot Moria met de grond gelijk wordt gemaakt, is het kamp het exclusieve domein van ratten – vetter en brutaler dan de door de brand gedesoriënteerde katten die door de as trippelen. Dat mensen hun toevlucht tot die zwartgeblakerde heuvel zoeken, dat is niet de bedoeling. 

Toch lichten donderdagnacht in het kamp schermpjes van mobiele telefoons op: een vijftigtal mensen uit Afghanistan, Pakistan en Syrië heeft een ingang gevonden. “Hier is het veiliger, omdat er niets meer te stelen is”, zegt een Afghaanse vrouw, die verwijst naar criminele bendes die het kamp terroriseerden. “Nu de rovers op de weg aan het stelen zijn, durven we ons laatste beetje rijst te koken.” De familie parkeert de schoenen aan de rand van de lap waarop ze slapen, een uit bakstenen gebouwd oventje houdt het eten warm: bijna huiselijk.

Vluchtelingen protesteren tegen de mensonwaardige leefomstandigheden op het eiland. Er zijn 12.500 ontheemden uit alle windstreken.Beeld EPA

Zonsopkomst op de doorgaande weg. De vele duizenden hoopjes dekens, jassen en stukjes zeil komen in beweging. Tijd om op te staan en riet te kappen om beschutting tegen de brandende zon te bouwen. Mensen poetsen hun tanden of wassen zich met een kostbaar handje water. Slechts sporadisch komen water en voedsel door de blokkades waarmee de politie verhindert dat de Moria-bewoners uitwaaieren over het eiland. 

Toen de brand uitbrak, waren 35 kampbewoners positief getest voor Covid-19: ze waren in isolatie gezet, maar nu weet niemand waar ze zijn. Voor het virus is die chaotische verzameling van verzwakte, opeengepakte mensen zonder beschermende middelen een feest. Buiten de ontheemdenzone dragen veel inwoners van Lesbos ineens een mondkapje en overal staat ontsmettingsspul. 

Moeder kwijt

Een 13-jarige Afghaanse jongen is zijn moeder kwijt. Hij is kalm, want hij heeft de verantwoordelijkheid voor twee jongere broertjes en van de landgenoten bij wie hij zich heeft aangesloten, is hij de enige die Engels spreekt. “Het vuur kwam, we holden naar rechts, mama naar links. Sindsdien is ze zoek. Waar kan ik me melden voor vermissing?” Niemand weet het. Hulporganisaties komen meestal niet door de politieafzetting. Het blijft crisis en dat kan nog dagen duren. 

En dus ligt Osmani Amradin vanaf twee uur donderdagmiddag te stuiptrekken op het parkeerterrein van de hermetisch gesloten Lidl-supermarkt, waar enkele honderden mensen zitten. “Ik weet niet wat hem scheelt, maar volgens dit recept van de arts heeft hij drie soorten pillen nodig”, zegt een omstander. “We hebben vrienden en ngo’s in de stad Mytilini gesmeekt die pillen te brengen, maar ze komen er niet doorheen.” Op vrijdagochtend staart Osmani nog steeds in het niets, niet tot spreken in staat. Een ambulance rijdt langs, op zoek naar een ander spoedgeval, een beroerte. Die kunnen ze niet vinden, maar als Osmani hulp nodig heeft, moet hij 112 bellen, aldus de bestuurder. “Wij kunnen niets doen, wij komen alleen op afroep. Wij voeren instructies uit.”

Vluchtelingen wat rest van kamp Moria. Slapen en eten doen ze op straat.Beeld Zolin Nicola

Gefaald migratiebeleid

Al zijn twee keer eerder branden met doden in kamp Moria voorgekomen, niemand gelooft dat deze finale fik een ongeluk was. De speculatie is dat Afghaanse bendes brand hebben gesticht, al dan niet gesponsord door Griekse rechtsextremisten of plaatselijke bewoners, die het stinkende, overbevolkte symbool van Europa’s gefaalde migratiebeleid beu zijn. “Hoe kan het anders dat sommige mensen klaar stonden met hun bezittingen?” vraagt de Algerijn Laouar (47) zich af. Na drie doorwaakte nachten op het asfalt met vrouw en vijf kinderen bekruipt hem twijfel: was het thuis slechter dan hier? “Ik krijg spijt van onze zoektocht naar een beter leven.”

Militaire helikopters vliegen over, op weg naar een locatie aan de andere kant van het eiland. Daar zou een tentenkamp worden gebouwd. Mensen zouden op boten worden ondergebracht, enkele Europese landen hebben aangeboden vluchtelingen op te nemen. Maar tussen de politieblokkades weet niemand daar het fijne van. Mensen zoals Omar en Dengdeng zijn bezorgd over hun asielprocedure, want de kantoren waar die worden verwerkt, zijn afgebrand, waarschijnlijk met dossiers en al. “Moeten we opnieuw beginnen met aanvragen?” zegt Omar. 

’s Middags ontlaadt al deze uitzichtloosheid zich in een verhitte demonstratie. “Heb een hart”, schrijft een jongen op zijn hoofdkussen. “Geen Moria meer”, huilt een Syrische vrouw. Afrikanen vormen een dansend en zingend middelpunt, tot de sfeer omslaat door een gevecht om een stuk bordkarton. Oproerpolitie staat met traangas klaar, maar laat de menigte met hun spreekkoren en drums van lege waterflessen begaan. Uit het zicht, achter de politiebussen, staat een colonne vorkheftrucks en vrachtwagens in camouflagekleuren. Klaar om de geblakerde resten van hotspot Moria voorgoed te ruimen. 

Vluchtelingen uiten hun protest tegen de vreselijke leefomstandigheden op Lesbos.Beeld Zolin Nicola