Direct naar artikelinhoud
Coely: ‘Een vriendin vragen of je een stuk brood mag lenen, dat draag je je leven lang mee’
InterviewWorking Class Heroes

Coely: ‘Een vriendin vragen of je een stuk brood mag lenen, dat draag je je leven lang mee’

Generaties lang leek de familie van Coely niet uit de armoede te raken, tot zij eigenhandig de vloek doorbrak. Ze weigerde zich nog langer bij de uitzichtloze situatie neer te leggen, bleef geloven in haar dromen en zong zichzelf en haar familie uit de miserie. Meer nog, vandaag ligt de wereld aan haar voeten. En ook al heeft opgroeien in een allochtoon eenoudergezin haar tol geëist, toch is ze opgetrokken uit optimisme en het beste wat de mensheid te bieden heeft.

Als Coely Mbueno (26) in haar studio in Dendermonde vol overgave vertelt hoe ze zichzelf heeft proberen heruit te vinden voor haar nieuwe plaat, lijkt ze wel op een missie. Wie haar ooit zag optreden, komt de bezwering nooit te boven. Dat heilige vuur zit al van jongs af in haar. Door corona waren er geen concerten, maar tijd voor reflectie was er wel. Helaas waren er ook overlijdens – haar 94-jarige grootmoeder stierf in Congo – die haar deden stilstaan bij alles wat er al gebeurd is in haar leven. En dat is heel wat.

“Ik heb besloten om mijn verhaal te vertellen, voor de eerste keer. Het gaat over het geloof dat dingen kunnen veranderen in je leven, ook al is de toestand hopeloos.

“Ik had zelf nooit gedacht dat ik zo ver zou staan. Ik heb zelfs een huis gekocht met mijn man, dat is gewoon zot! Ik kan in mijn tuin in Dendermonde genieten van de zon die ondergaat achter de maïsvelden, iets wat in het appartementsblok in de Stuyvenbergwijk in Antwerpen, waar ik opgroeide, niet aan de orde was. Eigenlijk is alles wat er tot nu toe gebeurd is in mijn leven onvoorstelbaar. Vroeger droomde ik van veel, maar ik dacht niet dat het echt zou gebeuren.”

Wat waren je kinderdromen?

“Ik droomde van een bestaan als zangeres, van een huis en van een lieve man: allemaal dingen die niet voor mij leken te zijn weggelegd. Mijn familie komt van ver, de armoede ging generaties lang mee. Mijn grootmoeder was albino en werd verstoten door haar eigen moeder – albino’s worden dikwijls niet aanvaard in de Afrikaanse cultuur. Zij heeft haar hele leven op straat gewoond, en daar is ook mijn moeder opgegroeid. Zij waren héél arm, ze hadden werkelijk niks. Elke dag was een strijd om te overleven. Omdat mijn grootmoeder niet meer voor mijn moeder kon zorgen, besliste ze om haar bij een gezin te plaatsen. Ze had op dat moment al twee kinderen verloren.

“Mijn moeder kwam terecht in een gezin waar ze vooral moest werken. Die mensen hebben haar meer pijn gedaan dan dat ze haar geholpen hebben. Ze is ook amper naar school kunnen gaan. Haar situatie was uitzichtloos, maar op een gegeven moment heeft ze gezegd: ‘Ik moet hieruit zien te raken, ik ga naar Europa.’ Het is iets wat zowel mijn oma, mijn moeder als ik gemeen hebben: wij zijn vechters, wij geven niet op.”

Wanneer is jouw moeder in België terechtgekomen?

“Na een waanzinnige odyssee, met opnieuw veel mensen die niet het beste met haar voorhadden. En door op alle mogelijke manieren geld bijeen te harken voor een visum. Ze is hier samen met mijn vader beland. Eerst in een asielcentrum, nadien in een woning van het OCMW. Op MyBelgium (online overheidsdienst, red.) zag ik onlangs de lange lijst met plaatsen waar we al gewoond hebben. Ik wist er niks meer van, ik heb moeten vragen aan mijn moeder of dat klopte. Ze was 17 jaar toen ze hier aankwam, ze had een ijzersterke wil om hier te raken.”

In jou zit ook veel verbetenheid.

“Omdat wij het thuis zo moeilijk hadden. Op een gegeven moment leefden we maar met 250 euro van het OCMW. We hadden niks.”

250 euro?

“Per maand. Eerst scheidden mijn ouders, en plots verloor mijn moeder ook nog eens haar werk – ze was poetsvrouw en strijkster in een fabriek – terwijl ze ook nog schulden van mijn vader had af te betalen. Soms vroegen we het OCMW om wat extra’s en kregen we een minipremie als de school begon. Man toch, hoe wij toen leefden... We hebben echt zwarte sneeuw gezien. Geen werk, geen uitkering, niks. Maar mijn moeder zocht altijd naar iets om te overleven. En mijn vader maakte alles erger. Nu is de relatie beter, maar destijds was het best heftig - van rechtbank naar rechtbank. Ik was 8 jaar en moest voor mezelf en mijn broertje zorgen terwijl mijn moeder ging werken. Iets wat zij vroeger ook had gedaan, net als mijn oma. Er leek wel een vloek over ons te hangen.”

HUMO Generatiearmoede, zeg maar.

“Ja, en ik vind dat echt kut. Je denkt dat je er nooit zult uitraken. Je wilt beter, maar het lukt niet: de kansen worden je niet aangeboden, er zijn geen vooruitzichten.

“Wij zijn gelovig en in die tijd deden we altijd samen gebedjes: ‘Ooit verhuizen we, en zullen we het goed hebben.’ We smeekten niets af, maar geloofden oprecht. Het was zo'n pijnlijke en moeilijke periode, ik word emotioneel van erover te vertellen. (in tranen)

“Eén moment herinner ik me nog heel goed: we zaten met ons drieën in de zetel en mijn moeder huilde omdat ze het zo zwaar had. We probeerden ons sterk te houden en mijn broertje zei: ‘Niet wenen, mama, alles komt goed.’ We hebben toen samen gebeden en in dat kindergebedje zat zoveel kracht dat we erna weer aan het lachen waren. De pijn was weg, we geloofden er weer in. Dát moment heeft me enorm getekend. Tóén besliste ik: vanaf nu doe ik alles om mijn moeder te helpen, ook al bleven er krankzinnige dingen gebeuren.”

Wat bedoel je?

“Mijn vader die plots voor de deur stond en de politie belde omdat wij alleen thuis waren, waardoor we werden meegenomen naar een internaat ergens ver weg. Ik dacht toen: wij trekken alleen problemen aan. (lacht) Het was al moeilijk genoeg, en toch bezorgde mijn vader ons nog meer stress.”

Jullie leefden in een permanente stresstoestand?

“Ja, en dat gevoel heb ik soms nog. Moeten rondkomen met 250 euro en bij een vriendin gaan vragen of je een stuk brood mag lenen omdat je anders niks te eten hebt, is iets dat je je leven lang meedraagt. Op een bepaald moment heb ik op mijn middelbare school gevraagd of ik na de uren mocht helpen kuisen, om wat centjes mee naar huis te kunnen nemen.”

HUMO Vond je dat erg?

“Nee, ik amuseerde me enorm met Amina, de poetsvrouw van de school, een fantastische vrouw. (lacht luid) Vanaf dat moment was mijn mindset veranderd: ik probeerde er altijd het beste van te maken, wij wilden geen slachtofferrol. We hebben ook gevochten voor ons kindergeld. Zodra we dat kregen – 100 euro per kind – zaten we al aan 450 euro. Van dat bedrag deed ik zo weinig mogelijk op, omdat ik wist: we gaan het nodig hebben.”

Je cijferde jezelf al op jonge leeftijd weg. Als er geen geld was, zei je: ‘Mama, ik zorg er wel voor.’

“Ik deed alles voor mijn moeder. Zij ook voor ons, maar ze stuitte steeds op problemen. Bedelen om eten voor haar kinderen was ook het laatste wat zij wilde. Ze zegt altijd: 'Het komt door jullie dat ik nog leef, anders hoefde het niet meer voor mij.'

“Ik wilde niet meer dat we afzagen en wilde alles altijd fiksen. Op de één of andere manier kwam ik altijd met iets terug, al was het maar een pamper voor mijn jongste broertje, die nu 10 is. Ik heb in mijn leven twee keer iets gestolen.”

Coely: ‘Een vriendin vragen of je een stuk brood mag lenen, dat draag je je leven lang mee’

Wat dan?

“Toen het schooljaar begon, hadden we een lijst met benodigdheden meegekregen: stiften, potloden, lijm en blocnotes. Wij hadden daar niks van en dus heb ik die spullen maar gestolen. In tweevoud: voor mij en mijn broertje. Aan mijn moeder, die me vroeg hoe ik eraan kwam, heb ik een leugen verteld. O, zo erg! (slaakt een kreet)

Je zit er nog altijd mee.

“Hoe ik die winkel ben binnengegaan! Snel nog iets heb gekocht, en toch niet gepakt... Dat ik dat heb gedaan, is echt niet normaal: ik ben niet zo. Maar hoe erg is het dat een kind een schrift moet stelen? Al was ik intussen ook heel zelfredzaam geworden. In het middelbaar droeg iedereen skinny pants. Die kon ik uiteraard niet betalen: ik ging naar de Offerandestraat in Antwerpen om daar kleren te kopen van 3 euro. Ik heb mijn eerste skinny pants dan maar zelf gemaakt. Dat lukt me wel, dacht ik: gewoon die brede pijp knippen en weer dichtnaaien. Ik had de gave om van iets negatiefs iets positiefs te maken. Ik heb die broek trouwens nog heel lang gedragen!”

Optimisme zit bij je ingebakken.

“Dat denk ik wel. Het deed me veel pijn als ik niet mee kon op de belangrijke schooluitstappen. Ik wilde die zo graag ook beleven. (krijgt opnieuw tranen) Dit is raar: ik heb er nooit om geweend, maar nu wel. Ik zei toen altijd: ‘Ik begrijp het, we kunnen dat geld beter gebruiken.’ In het laatste jaar gingen we op bosklassen. Dat was opnieuw te duur, maar de directrice had met mijn moeder geregeld dat ik toch enkele dagen mee kon. Ik wist daar niks van. Voor mij was dat echt: ‘Oh my god, wauw!’ Ik weet nog altijd niet of mijn moeder iets heeft moeten betalen, ze zal het me nooit zeggen. Vooraf vonden al mijn klasgenootjes het erg dat ik niet mee kon, en toen ik er dan toch was, was iedereen zo blij: ‘Ze is er!’ We waren compleet. Zalig.”

Daar kon je je aan optrekken?

“Enorm. Maar als ik kwaad was geworden op mijn moeder en had gevraagd waarom ik weer niet mee kon, dan was het heel anders uitgedraaid. Nu kreeg ik ineens een verrassing toegeworpen. Dan weet je: ‘I’m an innocent child and I do good and I get good.’ Ik vraag me wel af waarom ik het nu erger vind dan vroeger. Ik denk omdat ik me te lang geschikt heb, en daar misschien te ver in ben gegaan.

“Maar dan heb ik het grote geluk gehad om op het juiste moment de juiste mensen te leren kennen. En tot op de dag van vandaag werk ik nog altijd met hen samen.”

Een ongelooflijk verhaal.

“Vind ik ook! (lacht) In jeugdhuis Habbekrats in Antwerpen heb ik Niels (Van Malderen, haar manager en producer, red.) leren kennen, hij was sociaal werker en gaf ook muziekworkshops.

“Habbekrats was the place to be, er waren mics om te zingen, je kon er skaten en dansen. We trokken er met de jeunes du quartier allemaal naartoe om de boel op stelten te zetten – we waren nogal wild. (lacht) Maar gelukkig waren er jeugdwerkers die wisten hoe ze met ons moesten omgaan. Niels en ik zijn er samen muziek beginnen te maken, gewoon voor het plezier. En vervolgens heeft hij er enkele vrienden bij gehaald, zo van: ‘Dit meisje hier heeft veel talent.’ En zo zijn wij met de groep begonnen, en we zijn nog altijd samen. Maar wat als ik niet naar Habbekrats was geweest? Want van mijn moeder mocht ik niet gaan.”

Omdat jullie de kimbanguïstische kerk aanhingen, die niet toeliet dat je naar ‘wereldse muziek’ luisterde?

“Nee, mijn moeder wilde me vooral beschermen: ‘Geen Habbekrats, geen muziek.’ Logisch, als je zelf al zoveel hebt meegemaakt. Ik mocht ook niet uitgaan: ik ben nooit in de Noxx of La Rocca geweest. Ik ben pas beginnen te feesten toen ik optrad op festivals. Maar sinds Habbekrats, een jaar of negen geleden, is de bal aan het rollen gegaan. Al lijkt het nu meer alsof ik op een sneltrein zit.”

Vanwaar komt jouw immense talent?

“Mijn moeder was dirigente in het kerkkoor, ik ging altijd mee en thuis zong ik alles na. Muziek zit in ons bloed. Sinds mijn overgrootmoeder in Congo is gestorven, verneem ik voortdurend nieuwe dingen: blijkbaar zit mijn familie vol muzikanten. Mijn broer speelt blaasinstrumenten in de fanfare van de kerk. Ik heb trombone gespeeld, een instrument dat me na aan het hart ligt, en ik heb ook notenleer gevolgd. En mijn papa zingt ook en speelt op zo'n bamboefluit. Mocht je hem een dwarsfluit geven, dan zou hij meteen de tonen vinden.”

Muziek is als eten en drinken voor jullie.

“Ik zong de hele tijd en schreef teksten in mijn dagboek over hoe ik me voelde. En zodra mama ons alleen liet, keken wij naar MTV – zij had een hekel aan de rapteksten. Muziek was onze vlucht uit de realiteit, een manier om niet aan de pijn te hoeven denken. En het was er altijd. Zelfs met mijn vriendinnen speelden we Christina Aguilera of Alicia Keys na.”

Zaten in jullie flat-gebouw veel gezinnen in dezelfde situatie?

“Ik denk dat niemand het simpel had. Je voelt en herkent dat meteen. Maar daardoor ontstond er ook een band en steunden we elkaar. Die spontane solidariteit vond ik mooi. Op die problemen na heb ik een mooie jeugd gehad. We speelden altijd buiten, op de gemeenschappelijke koer. Mijn broer en ik belden na school bij onze vrienden aan, en dan trokken we eropuit.”

NOG MAAR HET BEGIN

Op Instagram schreef je eerder dit jaar over een depressie waar je lang mee gekampt hebt.

“Ik nam al jaren te veel hooi op mijn vork en ik was moe in mijn hoofd. Mijn carrière kende een vliegende start, maar dan kreeg mijn moeder een beroerte. Voor mij was het logisch dat ik haar rol overnam en voor mijn broertjes zorgde. Maar een mens kan niet alles tegelijk: het voelde alsof er langs alle kanten aan mij werd getrokken. Ik voelde me slecht, twijfelde over alles, had nachtmerries en kreeg ook nog eens een appendicitis. Het werd me allemaal te veel. (stilte) Op een bepaald moment dacht ik: voor mij hoeft het niet meer, ik maak er een einde aan. Gelukkig was er een stemmetje dat me tegenhield. Want als ik het had gedaan, dan had ik al die prachtige dingen niet meegemaakt. Het was de nasleep van wat er allemaal in mijn leven al gebeurd was, denk ik.”

NOG MAAR HET BEGIN

Terwijl het je eigenlijk voor de wind ging.

“Klopt, maar ook geld begon echt een issue te worden. Al op mijn 18de, toen ik alleen woonde in Gent, verdiende ik goed, maar dat geld bracht me in de problemen. Als je niks hebt, weet je hoe je met die beperkte bedragen moet omgaan, maar nu tastte ik in het duister. Ik wist niet hoe ik moest sparen, zelfs de huur betalen was geen evidentie. Ik wilde vooral mijn mensen gelukkig maken, dat leefde enorm in mij. Als er iemand geld nodig had, dan deelde ik het uit. Of ik zorgde voor cadeautjes. En op den duur schoot er niks meer over. Voor mezelf kocht ik niks, enkel eten. Ik verwaarloosde mezelf, it was a mess.”

Waarom dacht je niet aan jezelf?

“Ik weet het niet. Ik hoorde blij te zijn dat ik geld verdiende, maar het was alsof ik het mezelf niet gunde. En dat gevoel maakte mij ongelukkig. Mijn manager en mijn man hebben me stap voor stap geleerd hoe ik mijn centen moest leren beheren. Ik ben beginnen te sparen, en toen dat lukte, viel er een grote last van mijn schouders: ‘Oké, zo moet je dat doen.’ Maar geld en ik: ça ne colle pas.

Hoe is het nu met je?

“Goed. Ik had een terugval en ik ben nog aan het genezen, maar eigenlijk valt het goed mee. Ik laat geld me niet meer de baas zijn. En met of zonder: ik ben nog steeds een gelukkig persoon.”

Je maakt de mensen ook gelukkig met je muziek.

“Ik niet alleen, we sleutelen hier met z’n vieren aan de teksten en de beats. Drie mannen en één vrouw: dát is Coely. Zij hebben me allemaal op hun manier leren kennen, aan me gesleuteld en gezegd: ‘Open up a little, het is hier de moeite waard.'

“Ik vind van mezelf dat ik enorm veel geluk heb gehad. Maar ergens denk ik: what’s meant to you, will be. Goed zijn voor de mensen doet ook veel. Zonder dat je het weet, krijg je dat allemaal terug.

“En als ik naar onze groep kijk: wij zijn allemaal goede mensen. Dat is uitzonderlijk: we’re blessed. Kijk eens waar we staan en wat we al gerealiseerd hebben!”

Het is een succesverhaal geworden, met internationale erkenning op de allergrootste podia. Ook al ben je wars van sterallures.

“Iedereen zegt het me: ‘Je bent een ster.’ En toch denk ik: ik ben er nog niet. Terwijl ik al die geweldige dingen in het buitenland al heb gedaan. Ook over het succes heb ik me schuldig gevoeld. Ik moet stoppen met mezelf te vergeten en me af te vragen of ik dit wel verdien. Want als ik een huis kan kopen met mijn man, dan komt dat omdat ik ervoor gewerkt heb. Als ik met vakantie ga: idem. Terwijl ik niet eens wist wat dat was, vakantie! Ik moet leren genieten.”

Hoe voelt je moeder zich bij jouw succes?

“Zij is zo gelukkig. 'Dit is nog maar het begin,' zegt ze. Zij geeft me nog meer kracht, en ik haar ook. Ze woont nu ook in Dendermonde, op een appartementje. Mijn moeder kan niet meer gaan werken sinds haar beroerte, ze leeft nu van een uitkering. Ik heb haar wel leren sparen, ook zij wist niet hoe dat moest. We zijn mooi aan het groeien.”

Klopt het dat je op je 13de tegen haar hebt gezegd: ‘Ooit zal ik een huis voor je kopen.’

“Ja, en dat is nog altijd een droom. Ik zag haar altijd zo zwoegen en zei: ‘Ooit zul je dat niet meer moeten doen, en zal ik voor je zorgen.’ Ik wilde een huis en een autootje kopen, want ze deed alles te voet. Haar lichaam heeft afgezien van altijd met die boodschappen te moeten sleuren. Daarom wil ik haar rot verwennen, ze verdient het.”

‘Celebrate’ is een prachtige ode aan haar.

“Het huis is er nog niet, maar ik heb er al één en mijn broer heeft een auto. (lacht) Weet je, soms zitten we met ons drieën samen in haar appartement en dan schieten we in de lach: ‘Zie ons hier nu zitten, wij komen van héél ver.’ Elke maand gebeurt dat weleens. Na al die jaren kunnen we zeggen: ‘We leven goed.’”

ONGELIJKE KANSEN

Je bent nu ook een rolmodel.

“Ook dat nog. (lacht)

En een stem van de Black Lives Matter-beweging: iedereen zwijgt als Coely spreekt.

“Ik ben gereserveerd en denk eerst na voor ik iets zeg, maar na de dood van George Floyd en Jacob Blake kwam het er allemaal uit. Ik was zo kwaad en het kon mij geen zak meer schelen wat ik zei. Al jaren worden zwarten zonder reden neergeschoten. Dat is niet meer normaal. En racisme bestáát in België. Ik heb het meegemaakt, mijn broer, mijn moeder, mijn vader: wij liegen daar niet om! Ik verdraag het niet als er iemand op mij afstapt en zegt: ‘Je overdrijft en kijkt te veel naar wat er in Amerika gebeurt.’”

Racisme wordt hier nog altijd te veel onder de mat geschoven.

“Veel blanke mensen weten niet wat zwarte mensen meemaken. Als ik een huis wil huren of ga solliciteren, moet ik op voorhand vrezen dat mijn huidskleur een rol zal spelen. Dat geeft stress, het verzwaart je gemoed. Terwijl een witte persoon gewoon kan zeggen: ‘Ik doe dit, en klaar.’ Dat zijn geen gelijke kansen! ‘Jullie zijn uitschot’, zo wordt er soms over ons gedacht. Er is een groot probleem, maar het kan opgelost worden. Alleen moeten mensen gewoon stoppen met het te ontkennen.

“Het probleem zit overal. Ook in de scholen, waar het CLB kinderen soms te snel in een vakje steekt of te weinig hulp biedt als ze slecht Nederlands spreken. We moeten elkaar beter leren kennen, daarin zit de oplossing. Maar we hebben ook mensen nodig die de deur opentrappen, zoals Sihame El Kaouakibi (Vlaams Parlementslid voor Open Vld, red.).”

Het was moedig van haar om vóór praktijktests op de woon- en arbeidsmarkt te pleiten, tegen de wil van haar partij in.

“Dat was een groot gebaar. Ik kan niet begrijpen dat men een mens niet beoordeelt op zijn capaciteiten, maar enkel op zijn origine. Onlangs nog was ik aan het shoppen in de H&M en was ik de enige die ter controle haar tas moest openmaken. Mijn – witte – man had gezien dat de security al een hele tijd naar mij aan het staren was. Toen ze me tegenhielden, greep hij in: ‘Jullie houden niemand tegen, waarom haar dan wel?’ Ze hebben ons meteen laten gaan. Zo gaat het al mijn hele leven. Trouwens, als er door allochtone jongeren rellen uitbreken bij de Black Lives Matter-betoging in Brussel, dan zeggen wij ook: ‘Wij tolereren geen crapuul.’ (lacht) Wij zijn gewone mensen, die daar vredig wilden protesteren en vinden dat die jongeren moeten bestraft worden. Maar iedereen wordt altijd over dezelfde kam geschoren.”

Rapper Dvtch Norris, een goede vriend van jou, zei onlangs in Humo: ‘Ik was beschaamd over mijn huidskleur. Ik probeerde wit te zijn.’ Had jij dat ook?

“Stuyvenberg was heel gekleurd. Nadien, op mijn school in het Zuid, had je maar twee zwarten. Ik probeerde altijd ergens bij te horen, hoewel ik van nature een buitenbeentje ben. Ik heb al een identiteitscrisis doorgemaakt door mijn huidskleur. Ga ik niet te veel om met blanke mensen, dacht ik op een gegeven moment.”

Je bent ook wel een echte Congolese: luid en uitgesproken.

“Ik heb zowel België als Congo in mij. The world is changing, we zijn meerdere volkeren tezamen. Ik begrijp xenofobie niet, waarom trekt iedereen dan op safari naar Tanzania of Zuid-Afrika? We moeten allemaal solidair zijn en elkaar helpen. Ik ben een liefdevol persoon.”

‘Coely is een gever’, zei Dvtch.

“Zei hij dat echt?”

Of zoals je collega-rapsters Blu Samu en Miss Angel je noemden: ‘The queen of the motivational talks.’

“Met Salomé (Blu Samu, red.) heb ik op school gezeten, zij is als een zus. Ze weet echt alles van de problemen bij mij thuis. En bij haar heb ik die ook gezien. We hebben elkaar erdoor gesleurd. Ik had vooral het geluk dat ik er dankzij mijn muziek altijd mocht bijhoren. Als ik naar een nieuwe school ging, wist iedereen meteen dat ik kon beatboxen, en daardoor viel ik in de smaak. Maar pas als een vriendin van school me uitnodigde bij haar thuis, was ik in de wolken. Ik was echt op zoek naar vriendschap.”

RECHT IN DE OGEN

Hoe heeft opgroeien in armoede en de pijn die je hebt ervaren jou gevormd?

“Het is raar om te zeggen, maar pijn geeft mij kracht. Ik heb er mezelf mee omhooggetrokken. En ik ben ook blij dat ik op jonge leeftijd veel levenslessen heb gekregen. Die hebben me gevormd als mens, al ben ik nog steeds dezelfde persoon. Maar ik voel wel een engagement in mij: ik wil mensen aan een betere toekomst helpen. Ik droom ervan in Congo een stichting met goede doelen op te zetten.”

Wat wil je er doen?

“Waar moet ik beginnen? (lacht) Mensen uit de armoede halen, het lot van albino’s verbeteren, scholen bouwen in onherbergzame streken zodat kinderen niet te ver moeten lopen om van onderwijs te genieten. En als ik dokter Mukwege (de Congolese dokter die zich bekommert om het lot van vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld in Oost-Congo, red.) bezig hoor, vraag ik me af of er wel genoeg psychologen zijn om die vrouwen op te vangen. Maar ik wil beginnen in Sona-Bata, het dorp waar mijn familie vandaan komt. Er is nauwelijks werkgelegenheid.”

Je wilt iets terugdoen voor het land.

“Ik hoop dat Congo beter wordt, ja. Ik denk dat wij, de volgende generatie, het land beetje bij beetje zullen kunnen veranderen. Ik ben zo blij dat ik de vloek van de familie heb doorbroken, want daardoor kan ik tegen iedereen zeggen dat dromen wél kunnen uitkomen. Mijn grootmoeder en mijn moeder hebben het geprobeerd, mij is het gelukt – it’s real. Dat ik uit het niets zangeres ben kunnen worden, blijft wonderbaarlijk.

“Ik besef stilaan ook dat ik niet de enige ben die wordt achtervolgd door zijn verleden, we worstelen allemaal met iets. Het leven is a healing process. Ik gun iedereen het beste van de wereld: I want to see people win. En wie mij niks gunt, mag niet in mijn bubbel, en niet in mijn energie. Blijf weg! (lacht hard)

Over energie gesproken, niet te geloven hoe jij die overdraagt op het podium.

“Als ik optreed, heb ik met iedereen contact. Ik wijs en kijk mensen recht in de ogen tot ik iedereen zie meebewegen. En dan denk ik: I got you. Ik wil dat iedereen zich op mijn concerten goed voelt en met een glimlach vertrekt. Maar ze mogen ook wenen, als ze dat willen: bij mij is iedereen veilig.”

© Humo