Direct naar artikelinhoud
Wetenschap

Kraaien en papegaaien lossen de moeilijkste puzzels op. Zijn ze nu intelligent of gewoon handig?

Kraai.Beeld RV

Vogels zoals kraaien en papegaaien zijn in staat complexe raadsels op te lossen. Zijn ze intelligent, of gewoon handig?

Betty was een bijzondere vogel. Handig loste de kraai de ­puzzels op die haar oppassers haar voorzetten. Vooral met stokjes kon ze goed overweg. Nu is dat een specialiteit van haar soort, de Nieuw-Caledonische kraai – de vogels zijn in hun thuisland, een eilandengroep in de ­Stille Oceaan, voortdurend op zoek naar twijgjes en stekelige bladeren om insecten mee uit boomholtes te pulken – maar Betty tilde dit gebruik van gereedschap naar een hoger plan. In een laborato­rium in Oxford kreeg ze een lekker hapje aangeboden, maar dat zat diep weggestopt in een emmertje, onder in een verticale buis. Ze kreeg er een stukje ijzerdraad bij om het emmertje op te takelen, maar dat bleef natuurlijk niet hangen. Betty prutste wat met het draadje, zag in dat dit niet ging werken en bedacht een oplossing. Ze klemde het ijzerdraadje onder haar poten, draaide er een haak in en hees het emmertje op.

Betty de kraai is niet de enige vogel die de mensheid verblufte. Diverse vogels hebben krasse staaltjes van intelligentie laten zien. Noord-Amerikaanse gaaien blijken een enorm goed geheugen te hebben bij het terugvinden van voedsel dat ze in de loop van het jaar hebben verstopt. Sommige gaaien zijn zo gehaaid dat ze nootjes tussentijds ­elders verstoppen, omdat ze weten dat ze de eerste keer door een concurrent zijn bespied. Papegaaien kunnen tellen, terwijl postduiven een Picasso van een Monet ­weten te onderscheiden.

Spiegelproef

En dan was er nog Gerti de ekster. Zij kreeg een gele vlek op haar borst geschilderd, die ze alleen kon zien als ze in een spiegel keek. Ze begreep meteen dat ze zichzelf zag en begon verwoede pogingen te doen zichzelf schoon te poetsen. Er zijn maar weinig dieren die voor deze spiegelproef zijn geslaagd.

Het zijn prestaties die op ons mensen erg slim overkomen, zegt Carel ten Cate, hoogleraar gedragsbiologie aan de Universiteit Leiden. “De vraag is: is het ook slim? Ik zou het pas intelligentie noemen als ze hun slimmigheid op meerdere terreinen tonen.”

Betty de kraai vertoonde haar kunsten twintig jaar geleden in Oxford, waar ze was opgegroeid. Toen onderzoekers een paar jaar later in Nieuw-Caledonië gingen kijken, zagen ze dat Betty’s soortgenoten al op heel jonge leeftijd die onderzoeksdrift hadden.

Ten Cate: “Ze zijn de hele dag met stokjes en blaadjes in de weer. Die rapen ze op, prutsen eraan, breken er een stukje af. Net zo lang tot ze een handig tooltje hebben. Dat zit er van nature in en als ze er succes mee hebben, als ze beloond worden met lekkere insecten, proberen ze dat vaker.

“Als je wilt weten hoe intelligent de ­kraaien echt zijn, moet je onderzoeken of ze niet alleen handig zijn met stokjes, maar bijvoorbeeld ook ingenieus hun voedsel kunnen verstoppen en terugvinden. Dat blijkt alleen niet zo makkelijk te testen.”

Vertekend beeld

Het ligt niet in de aard van de kraai om op zoek te gaan naar verborgen hapjes. Ten Cates onderzoeksgroep gooide het over een andere boeg en onderzocht de intelligentie van vogels op een natuurlijk terrein: het luisteren naar geluiden. Onderzoekers leerden de vogels onderscheid te maken tussen twee reeksen geluiden. De ene reeks was van het type xxy, de andere ging als xyx, waarbij x en y telkens andere klanken waren. Bij het eerste type konden ze een beloning ophalen, bij het andere niet.

“De vraag was: leren ze de afzonderlijke trainingsgeluiden herkennen of herkennen ze ook de onderliggende structuur? Ook al zijn het andere deuntjes. Voor een zebravink was dit te hoog gegrepen. Die leerde wel onderscheid maken tussen de voorbeelden, maar bij andere geluiden herkende hij de onderliggende structuur niet. Parkieten hadden dat abstractievermogen wel.”

Het onderzoek bevestigde het beeld dat biologen van vogelslimheid hadden. Niet elke vogel is dezelfde intelligentie toebedeeld. “Vooral kraaien en papegaaien excelleren bij dit soort puzzelopdrachten, maar dat is deels een vertekend beeld. Juist omdat deze soorten zo goed scoren bij moeilijke puzzels, zijn onderzoekers geneigd om hun testjes ook bij deze vogels uit te proberen. Van heel veel andere vogelsoorten weten we domweg niet hoe slim ze zijn.”

Kroon op de evolutie

Toch is het al een hele vooruitgang. Halverwege de vorige eeuw konden vogels, in de ogen van biologen, niet slim zijn. Intelligentie leek de kroon op de evolutie. De mens was ermee gezegend, primaten hadden er een graantje van meegepikt, maar lager op de piramide waren de verstandelijke vermogens ver te zoeken. De gemeenschappelijke voorouder van vogel en mens leefde 300 miljoen jaar geleden, vogels waren ver van het menselijke pad af geëvolueerd.

Hun hersenen ondersteunden die visie. Het grootste vogelbrein, dat van een struisvogel, stelt met zijn 25 gram nauwelijks iets voor bij de 400 gram van een chimpansee of de 1,3 kilo van de mens. En al zijn de hersenen van een papegaai of kraai verhoudingsgewijs even zwaar als die van primaten, de structuur is heel anders. Een vogelbrein is opgebouwd uit afzonderlijke kernen, het heeft niet de gelaagdheid van de menselijke hersenschors. Vogels beschikken niet over een neocortex, het hersengebied dat de mens gebruikt om te redeneren of abstract te denken.

Dat argument is achterhaald, zegt Ten Cate. “Het vogelbrein blijkt een vergelijk­bare hoeveelheid verbindingen en complexiteit te hebben. De structuren zijn anders, maar functioneel lijken de hersens van vogels op die van zoogdieren. Ze zijn anders geëvolueerd, maar op een vergelijkbaar punt uitgekomen.”

Darwin blijkt ook hier het ankerpunt. “Een soort heeft zich aangepast aan zijn omgeving en daarbij eigenschappen verworven die nodig blijken om te overleven.”

Leren van de ouders

De evolutietheorie verklaart ook hoe vogels hun intelligentie hebben verworven. Het zit ’m niet in typische vogeleigenschappen, ­anders waren alle vogels slim. “Het komt niet doordat ze in drie dimensies moeten denken, zoals wordt geopperd. Niet alleen in breedte en diepte, maar ook in hoogte. Dat moeten alle vogels die vliegen, en toch zijn er grote verschillen. Ook niet doordat veel vogels hun zang moeten leren, zoals mensen hun taal. Zelfs onder de zangvogels die deuntjes leren van hun ouders zien we geen correlatie met intelligentie.”

Slimme vogels – tenminste, voor zover wij weten dat ze slim zijn – onderscheiden zich doordat ze relatief lang leven en dus veel ervaringen kunnen opdoen, zegt Ten Cate. En dat ze lang afhankelijk zijn van hun ouders en daarvan kunnen leren. “Niet onbelangrijk, het zijn vaak soorten die leven onder variabele of onvoorspelbare omstandigheden. Ze kunnen niet op de automatische piloot leven, ze zijn gedwongen om dingen uit te zoeken. Slimme vogels, ­zoals kraaien, hebben een heel divers dieet. Ze pulken niet telkens op dezelfde manier ergens zaden of insecten uit. Ze bedenken iedere keer opnieuw hoe ze dat nootje kraken of dat beestje vangen.

“Die combinatie van inspelen op veranderingen en onthouden wat effectief blijkt, maakt dat intelligentie zich uitbetaalt. Dat het iets is waarmee je kunt overleven.”

Maar hoe slim zijn ze echt? “Dat blijft de vraag. Als het gaat om taken oplossen, weten we dat kraaien en papegaaien op hetzelfde niveau zitten als chimpansees. Alex, een fameuze grijze roodstaartpapegaai kon met zijn onderzoekster communiceren. Hij herkende kleuren, kon materialen benoemen, hij kon tellen. Maar wat deed hij precies? Hoe loste hij de problemen op, had hij inzicht? Of kun je zijn gedrag ook door een veel simpeler mechanisme verklaren?”

Figaro

Er zijn twee kampen in de biologie, zegt hij. Er zijn collega’s als Frans de Waal die constateren dat de vogels met precies dezelfde slimmigheidjes komen als wij zouden bedenken. Dus waarom zou je hun intelligentie anders wegen? Je hebt biologen die terughoudender zijn en de bewijsvoering niet sluitend vinden. “Er is voor de argumentatie van De Waal veel te zeggen, maar nemen we niet te gemakkelijk aan dat de vogels op dezelfde manier redeneren als wij?”

Hij neemt zelf een tussenpositie in. “Laten we experimenten proberen op te zetten die daarin onderscheid kunnen maken. Een experiment waarbij een slimme vogel, als hij toch niet echt door heeft waarom hij iets doet, door de mand valt.”

Hij moet denken aan Figaro, een Goffins kaketoe die opgroeide in de dierentuin van Wenen. Figaro brak met zijn snavel splinters van plankjes af, zodat hij een langwerpig stokje had waarmee hij hapjes zijn kooi in kon trekken. “Dat was heel onverwacht. De papegaai doorzag de situatie en verzon een oplossing. Zoals ook een Nieuw-Caledonische kraai dat zou doen, maar met dit verschil dat deze kaketoes van nature niet met stokjes spelen. Hij had het helemaal zelf bedacht. Dat zou ik toch slim noemen.”

Sterke staaltjes vogelslimheid

Wie twijfelt aan de slimheid van Betty en andere Nieuw-Caledonische kraaien wordt misschien door dit experiment overtuigd. Kraaien moesten een stukje vlees uit een hol buisje vissen, maar kregen een te korte stok. Verderop lag een langere hengel, maar buiten bereik. De kraaien kwamen vrij snel op het idee om met de korte stok eerst de langere binnen te hengelen. Daarmee konden ze wel bij de lekkere hap. Zelfs een aap komt niet op dat idee; die blijft proberen met het korte stokje, en geeft dan op.

Ook raven kunnen er wat van. In een Zweeds experiment leerden ze koekjes te bemachtigen die in een doorzichtige doos waren opgeborgen. Als de vogels een steen in een buis lieten vallen die boven op de doos was gemonteerd, rolde het koekje er aan de zijkant uit. Toen de raven dit door hadden, probeerden ze stenen te bemachtigen, ook als de oppassers ze lieten kiezen tussen een steen en een (klein) koekje. En kregen ze een koekje, dan aten ze het niet op, maar ruilden ze het voor een steen. Het opvallendst: ze gingen ook voor de steen als de doos niet in hun kooi stond. Driekwart van de raven toonde de wilskracht om het koekje te laten liggen, omdat ze wisten: die steen kan later van pas komen.

Blonk Alex (zie het verhaal hierboven) uit door zijn slimheid, andere grijze roodstaartpapegaaien blijken zeer altruïstisch. Duitse biologen leerden de papegaaien om muntjes te ruilen tegen een nootje. Als ze zagen dat hun buurvogels een nootje kregen aangeboden, maar geen muntje hadden, dan gaven ze spontaan één van hun eigen muntjes. Dat gebeurde al bij de eerste de beste gelegenheid, nog voordat ze zelf een keer zonder muntjes waren komen te zitten. Het vereist nogal wat intelligentie om te beseffen dat die ander jouw hulp kan gebruiken.