Direct naar artikelinhoud
EssayJoël De Ceulaer

Manifest van een boze burger: een vlammend betoog over de coronapandemie

'U en ik mogen nog zo flink zijn, als anderen het blijven verpesten, zullen wij nog lang een tango dansen met dit virus.'Beeld Sven Franzen

Hij leeft al zes maanden als een kluizenaar, met inbegrip van zijn gezin. Hij neemt het virus nog altijd zéér ernstig, en past de maatregelen strenger toe dan de overheid van hem verlangt. De opflakkering van de cijfers deed onze redacteur deze week in toorn ontsteken. Dit is zijn persoonlijke getuigenis.

Schrik niet als u vanaf volgende week elke donderdag in de Wetstraat een verwarde man in astronautenpak op het trottoir ziet zitten met een bordje ‘Staken tegen corona’. Dat zal ik dan zijn, die zijn innerlijke Greta Thunberg heeft losgelaten. Toen ik het klimaatmeisje een jaar geleden in zichtbare woede zag ontsteken op een vergadering van de Verenigde Naties – ‘How dare you!’ – vond ik dat eerlijk gezegd een beetje aanstellerij. Vandaag niet meer. Vandaag begrijp ik haar. De gloeiende boosheid die zij voelt bij de vaststelling dat onze leiders en talloze burgers de klimaatopwarming niet ernstig genoeg nemen, welnu, die boosheid begin ik te voelen bij de vaststelling dat onze leiders en talloze burgers dit virus niet ernstig genoeg nemen. Ik ben boos. En ik zal u precies uitleggen waarom. Dan hebt u straks de keuze uit twee reacties. Eén, u vindt mij belachelijk – in dat geval: even goede vrienden. Twee: u bent eigenlijk óók een beetje boos – in dat geval spreek ik hier misschien een beetje mede in uw naam.

Het idee voor dit verhaal heb ik voorgesteld op een vergadering waarop ik niet aanwezig was. Toch niet fysiek. Terwijl de collega’s van de weekendploeg maandagmiddag hadden postgevat in de schaduw van onze Antwerpse kantoortoren, aan een tafeltje in de zachte buitenlucht, was ik louter virtueel aanwezig – als een gezicht op een computerscherm. Ik vermijd nog altijd samenscholingen van meer dan pakweg drie of vier personen.

Virus als souvenir

Ook in mijn privéleven, trouwens. Vorig weekend stonden er zomaar even drie uitnodigingen voor een barbecue in onze gezinsagenda. Wij zijn thuisgebleven. En de coronacijfers zijn niet van dien aard dat we daar snel verandering in zullen brengen.

Maar laat ik alleen voor mijzelf spreken: ik leef al zes maanden als een kluizenaar. Ik ben sinds 12 maart welgeteld twee keer op restaurant geweest – de laatste keer eind mei. Ik ben met vakantie geweest in de eigen tuin. Ik ga niet meer naar de supermarkt maar laat alles thuisbezorgen. Ik heb slechts een handvol vrienden thuis ontvangen, ook alleen in de tuin – en één voor één, nooit twee mensen tegelijk, op die ene vriendin-met-baby na. Ik heb één keer twee kameraden ontmoet op verplaatsing, bij een van hen op het terras. Ik heb mijn moeder en schoonouders uiteraard bezocht, maar opnieuw: alleen buiten en altijd op meer dan twee meter afstand. Wellicht overdrijf ik, maar dat doe ik bewust. Het voordeel van mijn gedrag is namelijk: ik leef nog. Dat is prettig.

Maar als ik zie hoe het hele land – op volkomen voorspelbare wijze – opnieuw vuur heeft gevat, ben ik boos. Boos op alle mensen die het niet zo nauw nemen met de maatregelen. Boos op iedereen die wel feestjes bouwt, die geregeld staat te drinken en te zingen en te springen. Boos op iedereen die deze zomer van de ene rode zone naar de andere vloog en onderweg het virus heeft opgepikt, om het dan als een souvenirtje mee naar België te brengen. Boos op mensen die, omdat ze die ‘bubbels’ zogezegd niet meer begrijpen, zich nergens meer iets van aantrekken en doen alsof dat virus nooit bestaan heeft. Akkoord, de overheid heeft slecht en dom en knullig gecommuniceerd. Niemand heeft dat concept van die bubbel ooit écht begrepen. Maar was het echt nodig om dat bubbel-concept op wiskundige wijze perfect te doorgronden om te weten dat je best je contacten tot een minimum beperkt? Serieus? De mensen die de overheid nodig hebben om die simpele eenvoudige boodschap nog eens uit te leggen, hebben die de overheid ook nodig om na gedane arbeid hun poepje af te vegen? Kom nou.

'Na schooltijd moet een kudde van honderden kinderen tegelijk door de poort, waarna velen zich als mieren in bussen moeten wringen.'Beeld Sven Franzen

Het is niet moeilijk, het is gemakkelijk. Beperk uw contacten tot een minimum. Spreek af in de openlucht. Houd altijd afstand, behalve van uw intimi. Ga ervan uit dat een masker aangewezen is, tenzij het duidelijk overbodig is – wanneer u alleen in het bos bent, of op een verlaten landweg. Neem geen risico’s, wees solidair met mensen die een zwakke gezondheid hebben of voorzichtig willen zijn. Als u twijfelt over iets, vraag u dan niet af: mag het van de overheid? Maar wel: zou het verstandig zijn? Durf te denken!

Voor alle duidelijkheid: mijn boosheid is gericht op wie slordig is en zich van voorzorgen niets meer aantrekt. Op mensen die krap behuisd zijn, geen tuin hebben en elke dag wel fysiek aanwezig moeten zijn op het werk, kan ik niet boos zijn. Integendeel, voor hen wil ik het nu juist opnemen. Het is om het leven ook voor hén weer draaglijk te maken, dat wij met z’n allen een inspanning moeten blijven doen.

Het contrast tussen mijn voorzichtigheid en het je-m’en-foutisme bij sommigen doet mij denken aan de belastingen die ik ieder jaar voorbeeldig ophoest. Als coronakluizenaar voel ik mij de bediende die altijd de volle pot aan de fiscus betaalt, terwijl een deel van de bevolking er de kantjes afloopt – door in het zwart te werken, de fiscus te dribbelen of vermogens te verstoppen op belastingparadijzen. Fiscaal gezien ben ik de klos. Viraal gesproken ook: ik – en velen met mij – mogen nog zo flink zijn, als sommigen het maar blijven verpesten, zullen wij met z’n allen nog lang een tango dansen met dit virus.

Slechte copywriters

Let wel. Ik ben uiteraard ook boos op de overheid. Dat Maggie De Block en Wouter Beke nog altijd minister zijn – ik mag daar niet te diep over nadenken, of het wordt mij zwart voor de ogen. Dat Sophie Wilmès noch Jan Jambon van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt om leiderschap te tonen – het maakt mij af en toe cynisch, veel cynischer dan het formatiecircus mij ooit maakte. De speech die de premier dinsdag gaf, had ze ons mogen besparen. Ze heeft zich, net zoals vele andere ministers, trouwens lang verstopt achter experts. En áls politici al geïnterviewd werden, kwamen ze makkelijk weg.

Ja, ik ben ook boos op sommige collega-journalisten, die zelden echt doorpakten. Zeker in het begin van de crisis gedroegen sommigen zich als de copywriters van de overheid. Het is buitengewoon jammer en zeer onsympathiek dat ik dit nog eens moet zeggen, maar ook de openbare omroep reed geen fraai parcours. Ik wil niet veralgemenen, bij momenten was iemand wel degelijk eens alert, maar grosso modo was de verslaggeving ondermaats. Ook in de schrijvende pers. Ik ben vooral boos op collega’s die aanvankelijk ook schreven dat mondmaskers geen nut hadden – zelfs niet vóór de lockdown. Die het riedeltje van dat ‘valse gevoel van veiligheid’ echt geloofden.

Jazeker, ik ben dus ook nog altijd boos op Marc Van Ranst en andere experten die het nut van een mondmasker bewust minimaliseerden omdat we er nu eenmaal niet voldoende hadden. Men had eerlijk moeten zijn, en zeggen: laat de professionele maskers voor de zorg, maar draag zelf nu al een sjaal of bandana en maak zo snel mogelijk zelf een stoffen exemplaar. Die boodschap, begin maart, had misschien levens kunnen redden. Ik zeg dit met frisse tegenzin, maar mijn vertrouwen in experts is aangetast. Mijn vertrouwen in de wetenschap is intact gebleven: er bestaat geen enkele methode die ons beter kan leren hoe de wereld in elkaar zit. Maar de individuele wetenschapper is helaas feilbaar, beïnvloedbaar en kan in een bui van paternalisme besluiten dat het zijn taak is om de mensen gerust te stellen, in plaats van te zeggen hoe het écht zit. Ik ben het dus eens met Erika Vlieghe die vindt dat minimaliseren hét grote probleem is. Ik voeg daar graag aan toe dat paniek zeker géén probleem is in België – al zal dit artikel wel weggezet worden als paniekzaaierij. Het zij zo. Dat neem ik erbij.

Code geel in de klas

Dat ik boos ben op minister van Onderwijs Ben Weyts, spreekt vanzelf. Niemand heeft koppiger zijn wil doorgedreven dan hij. Dat is zijn recht, maar het mag meer argwaan wekken. In zijn denkbubbeltje ging er geen weg naast: alle scholen moesten en zouden vollédig opengaan. Zonder nuance. Zonder discussie. In code geel. Zondag zei Weyts in De zevende dag dat ook onze universiteiten en hogescholen zeker zullen openen in code geel. Merkwaardig standpunt. Gelukkig zijn de rectoren van de UGent en de Universiteit Antwerpen slim genoeg om Weyts niet te volgen. Zij openen in code oranje. Wat mij bij de vraag brengt: wat hebben studenten meer dan scholieren? Er is geen virologische reden om een onderscheid te maken tussen iemand van 15 en iemand van 18 – en toch loopt de eerste gevaar in kleine, volle lokaaltjes en wordt de tweede beschermd.

Ik heb ondertussen met pijn in het hart mogen vaststellen hoe elke schooldag inderdaad een ‘massa-evenement’ is, zoals Steven Van Gucht het noemde. Het leeglopen van de school van mijn dochter kan ik nog het beste vergelijken met een stampede in een western: een kudde van honderden kinderen die tegelijk door een poort van tien meter breed moeten, waarna velen zich als mieren in bussen moeten wringen.

'Ik ben boos op mensen die geregeld staan te drinken en te zingen en te springen. Ikzelf heb vorige week drie uitnodigingen voor een barbecue afgeslagen.'Beeld Sven Franzen

Woensdag kregen we voor het eerst nieuws over het aantal besmettingen in de scholen. Er is, zo liet minister Weyts weten in een persbericht, tot dusver bij 638 leerlingen en 86 personeelsleden “een positieve Covid-19-test afgenomen”. Het percentage dat hij erbij vermeldde, doet – en wellicht is dat de bedoeling – vermoeden dat het probleem beperkt is: het gaat zowel bij leerlingen als bij leerkrachten om 0,05 procent van de populatie. “Open communicatie”, aldus de minister. Helaas is die communicatie niet zo geweldig open, en veeleer frustrerend voor wie wil weten hoe het precies zit. Wat de bevolking moet weten, is niet alleen hoeveel positieve testen er werden afgenomen, maar hoeveel testen er in totáál werden afgenomen – en hoeveel daarvan positief waren. We moeten de zogenaamde positiviteitsratio kennen. Wie in de cijferzee van Sciensano duikt, lijkt daar te zien dat die ratio tussen de drie en de vier procent ligt, ongeveer zoals bij de rest van de bevolking, maar toch moet het achterdocht wekken dat Weyts niet transparant communiceert. Wordt er genoeg getest in onze scholen? Wie de draaiboeken bekijkt, ziet dat – zeker in het basisonderwijs – weinig of niet getest wordt. Hoe het écht zit in onze scholen, weten we dus nog niet. Afwachten. En duimen.

Omdat ik die vraag al vaak heb moeten beantwoorden: ik wil natuurlijk niet dat de scholen dicht blijven. Ik heb alle begrip voor de noden van kansarme kinderen en de leerachterstand die velen kunnen oplopen. Maar de scholen hadden genuanceerder moeten openen: met meer spreiding, meer plekken met code oranje, in elke school een koolstofdioxidemetertje – het had voorzichtiger gekund.

Dat virologen hun hart vasthielden voor de verwoestende kracht van de scholenlobby – die in opiniestukken stelde dat de scholen sowieso open móésten – was overigens direct duidelijk. Toen Stef Wauters in VTM Nieuws net voor de schoolstart aan Marc Van Ranst vroeg of dat virologisch wel verantwoord was, voelde je dat Van Ranst er niet gerust op was, maar het beleid ook niet wilde afkraken – de mondmaskers in de middelbare klas zijn immers een goede, belangrijke toegeving. Experten hebben een compromis gesloten en dat compromis mee verdedigd.

Wat niet noodzakelijk geweldig gezond is. Politiek en wetenschap zijn verschillende disciplines. Een politicus wil mensen overtuigen – zijn doel is macht. Een wetenschapper moet mensen informeren – zijn doel is de waarheid. Dat een politicus soms demagogisch uit de hoek komt, is normaal. Wetenschappers mogen dat niet. Die moeten altijd naar waarheid spreken: zeggen wat ze weten, wat ze niet weten, wat bekend is en wat nog niet bekend is. Onzekerheid is normaal, maar er moet op gewezen worden. En in een crisis als deze moet het voorzorgsprincipe zegevieren. Niet omdat dat principe heilig is, maar omdat het hier doorweegt: de kost van nietsdoen ligt te hoog. Beeld u in wat er zou gebeurd zijn mochten we in maart geen lockdown hebben gehad – en nee, zo erg als in maart wordt het wellicht niet meer, dankzij een aantal medische ingrepen waarvan we al weten dat ze helpen, maar toch kan het de komende weken flink uit de hand lopen.

Brieven vol fouten

Dat hebben de experts deze week ook uit volle borst geroepen. Van Marc Van Ranst en Niel Hens tot Erika Vlieghe en Geert Molenberghs: ze trekken aan de alarmbel. Maar het draagvlak om goed te luisteren naar wat ze zeggen, is wat weggesmolten. Waarschuwen voor een nieuwe calvarietocht is niet langer populair. Virologen worden tegenwoordig met de dood bedreigd. Ook dat maakt mij boos. Het is niet door op de boodschapper te schieten, dat de boodschap verandert. Maar goed, de mensen zijn – zo horen we steeds vaker – nu eenmaal coronamoe, nietwaar?

Dat brengt mij bij een aantal auteurs van Open Brieven, een genre dat de laatste tijd een flinke heropleving kent. Soms is zo’n Open Brief nuttig, bijvoorbeeld als een prangende kwestie naar de top van de maatschappelijke agenda dient te worden gekatapulteerd. Hoeveel kinderen uit Moria we opvangen, bijvoorbeeld.

Het probleem is dat een paar van de Open Coronabrieven vol fouten stonden. Nemen wij bijvoorbeeld het epistel dat door honderden artsen en gezondheidsprofessionals is ondertekend. Die brief is boosmakend om verschillende redenen. Ten eerste deed men alsof alle problemen achter ons lagen – ik citeer een stukje uit de inleiding: “Wij stellen dat de maatregelen om het coronavirus onder controle te krijgen buitenproportioneel zijn en meer schade aanrichten dan dat zij goed doen. Er is geen medische grond meer die dit beleid nog rechtvaardigt: we pleiten dan ook voor een onmiddellijke beëindiging van alle maatregelen.” Ten tweede staat de brief vol onwaarheden: zo wordt er onder meer gesteld dat asymptomatische dragers het virus niet kunnen doorgeven, en dat er geen evidentie is voor het nut van mondmaskers of social distancing.

'Dat Maggie De Block en Wouter Beke nog altijd minister zijn – ik mag daar niet te diep over nadenken, of het wordt mij zwart voor de ogen.'Beeld Sven Franzen

Van mijn schier onuitputtelijke reservoir aan boosheid heb ik een flinke portie bewaard speciaal voor Lieven Annemans. De Gentse gezondheidseconoom heeft zich de voorbije weken een polsverstuiking getekend aan Open Brieven. Sommige daarvan konden er nog mee door, in andere stonden – helaas – fouten. Dat zeg ik niet, dat zei immunoloog Hans-Willem Snoeck vorig weekend in De Morgen: “De bevolking leest zulke brieven en denkt dat er wel een grond van waarheid in zal schuilen. Terwijl het pure desinformatie is. Dat kan ik als wetenschapper totaal niet aanvaarden. Je mag mensen hoop geven, maar je mag geen cijfers verdraaien.” Annemans, die onder meer het sterftecijfer van Covid-19 vergeleek met dat van de seizoensgriep, is volgens Snoeck zijn geloofwaardigheid kwijt. Dat hij zichzelf op een aantal punten al heeft gecorrigeerd, siert hem, maar toch hoort professor Annemans volgens mij nog even op de reservebank van de experts bij wie we ons oor te luisteren moeten leggen.

Daarom ben ik niet alleen boos op Annemans, maar ook op ministers Pieter De Crem, Maggie De Block en anderen – die in Celeval, het adviesorgaan dat ons door de pandemie moet loodsen, ernstige wetenschappers zoals Pierre Van Damme opzij hebben geduwd en vervangen door onder meer Lieven Annemans, oud-postbaas Johnny ‘Mondmaskers hoeven we niet te verplichten’ Thijs en een paar lobbyisten.

Ik hoor in kringen van experts – off the record, in vertrouwen – dat zij “bezorgd” zijn dat in die nieuwe Celeval minder ruimte zal zijn voor “kritische reflectie en voorzichtigheid”. U leest dat goed. De enige mensen die zo’n virus correct kunnen inschatten, vrezen dat met Annemans en andere nieuwe Celevalisten “de kritische reflectie” op het spel staat.

Sandwich met waarheid

Uiteraard is kritiek niet alleen mogelijk, maar zelfs wenselijk en noodzakelijk. Wij leven in een liberale democratie die vooruitgang boekt dankzij een open en stevig debat. Op één voorwaarde: de feiten moeten kloppen. Daarom ben ik net iets minder boos op de auteurs van Open Brieven die geen leugens bevatten, maar wel een aantal volgens de auteurs te strenge maatregelen ter discussie stelden. Zo vonden sommigen de avondklok in Antwerpen sterk overdreven. En de algemene mondmaskerplicht in openlucht, die in heel wat gemeenten een tijdlang heeft gegolden, vonden ze ronduit onnozel. Ik was het daarmee eens. Natuurlijk heeft een mondmasker in het bos geen zin.

Het – allicht ongewenste – neveneffect van opiniestukken tegen de bosmondmaskers is dat ze de maatregelmoeheid mogelijk mee in de hand hebben gewerkt. Daarom ben ik toch ook een tikje ontstemd over die auteurs. Als je vindt dat er te veel maatregelen zijn en je wil dat aanklagen, focus dan op de maatregelen die wél nuttig zijn. Verdedig het nuttige. Als ik even een zijstraatje mag inslaan: de Amerikaanse filosoof George Lakoff heeft het vaak over de zogenaamde “truth sandwich”: als je fake news wil ontkrachten, begin dan niet met de leugen, maar met de waarheid: vermeld dán pas dat het fake news niet klopt en eindig met de waarheid – verpak de leugen in een “waarheidssandwich”. Dat hadden de bekampers van het eenzame bosmondmasker moeten doen: zeg eerst dat mondmaskers nuttig zijn, leg dan uit waarom ze in het bos overbodig zijn, en herhaal dan nog eens hoe verdomd nuttig ze wel niet zijn op andere plekken.

'Het is niet moeilijk, het is gemakkelijk. Ga ervan uit dat een masker aangewezen is, tenzij het duidelijk overbodig is.'Beeld Sven Franzen

Help vooral om mensen mee te motiveren, en vermijd de indruk dat je maatregelen wil ondergraven. En schrijf niet dat het kennelijk de bedoeling van de overheid is om de “curve” te “crushen”, zoals Lieven Annemans (die bijna álle Open Brieven ondertekende) en anderen beweerden in een oproep aan de overheid om het beleid bij te sturen. Crush the curve – het aantal besmettingen tot bijna nul herleiden – is heel nadrukkelijk niet de bedoeling van de overheid. Integendeel, het is duidelijk dat men wil dat wij met het virus leren leven. Dat willen die Open Brieven óók. Maar het is het recept voor een potentiële ramp. Dat vindt ook Marc Van Ranst. Het is namelijk wat we nu al maanden proberen te doen. Met weinig succes. Om een beruchte tekst van Martin Niemöller te parafraseren: eerst beweren ze dat al die nieuwe besmettingen niet zo erg zijn, dan beweren ze dat de ziekenhuisopnames maar langzaam stijgen, dan zullen ze zeggen dat mensen minder lang op intensieve liggen dan in maart, en tot slot zullen ze zeggen dat er veel minder doden vallen dan in maart. De doelpalen worden voortdurend verschoven.

Testen op het veld

En dus ben ik boos. Boos op de mensen die “proportionele” maatregelen willen nemen tegen een pandemie die in één klap kan exploderen. Hoe doe je dat: wat is proportioneel in relatie tot een mogelijke catastrofe? Ik ben boos op mensen die na al die maanden nog altijd niet over genoeg verbeeldingskracht beschikken om te zien dat een exponentiële curve een gevaarlijk fenomeen is. Ik ben boos op mensen die denken dat we moeten kiezen tussen virus en economie – terwijl zowel Gert Peersman als Paul De Grauwe, en vele andere economen, al duidelijk hebben gemaakt dat we de economie pas kunnen redden door het virus plat te slaan. Of tenminste, door er met een doorgedreven, zeer actief testbeleid helemaal bovenop te gaan zitten.

Maar ook dat doen we niet. Daarom ben ik boos op beleidsmakers die betrokken zijn bij het test- en contactonderzoek. Deze week sloegen huisartsen alarm: zij zullen de vraag naar testen de komende weken niet aankunnen. Terwijl men wel máánden de tijd heeft gehad om dit voor te bereiden. Profvoetballers worden getest na elke bal die ze hebben aangetikt. Wat hebben zij dat wij en onze kinderen niet hebben?

'Alle begrip voor kansarme kinderen en het gevaar van leerachterstand, maar de scholen hadden genuanceerder moeten openen.'Beeld Sven Franzen

Klink ik bijwijlen een tikje sarcastisch? Dat is mogelijk. Ik heb al met al niet te klagen. En toch ben ik ook boos op mensen die vinden dat ik makkelijk zeuren heb – met mijn baan, in mijn tuin, met mijn verzekerde inkomen – en dat al die nare maatregelen nu eenmaal moeilijker te handhaven zijn voor mensen in zwakkere posities. Terwijl het, nogmaals, net voor hén is dat wij met z’n allen waakzaam en voorzichtig moeten blijven.

À propos, als ik eerlijk ben: hoe voorzichtig ik ook ben, toch ga ik ervan uit dat ik vroeg of laat voor de bijl moet. Ik zal dan een dagboek bijhouden. Titel: Boos en besmet. En als het een verblijf op intensieve zorg wordt, met een intubatiebuis in de luchtpijp, alvast dit: het ga u goed, ik vond het fijn voor u te mogen schrijven.

Ja, ik geef het toe. Dat klinkt pathetisch. Ik zei toch dat ik mijn innerlijke Greta Thunberg de vrije loop zou laten? Knipoogsmiley.