Copyright 2020 The Associated Press. All rights reserved

De chaos op Lesbos: falend beleid?

Hoe heeft België gereageerd op de vluchtelingencrisis in Griekenland? Na de zuinige "twaalf kinderen", kwam de belofte van 100 à 150 opvangplaatsen. Elien Diels rekent voor dat België beter kan, vooral omdat gemeenten hun deel kunnen en willen doen.

opinie
Elien Diels
Wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor de Overheid van KU Leuven en aan CRESC van Universiteit Antwerpen.

In de nacht van 8 op 9 september brak een hevige brand uit in het opvangcentrum voor asielzoekers in Moria, op het Griekse eiland Lesbos. Twaalf à dertienduizend mensen, onder wie vierduizend kinderen, werden in één klap dakloos. Hoewel hun leefomstandigheden ook voordien al voor contestatie vatbaar waren, werd hun situatie van dag één op dag twee nog meer precair.

De Griekse overheid reageerde snel en daadkrachtig: ze bouwde terstond  tentenkampen. Veerboten en marineschepen werden ingezet voor noodopvang. Afgezien van de bedenkingen bij het humane karakter van sommige opvangplaatsen, verdient de doelgerichte ad-hocreactie in elk geval waardering. Zo snel en daadkrachtig als de Griekse overheid reageerde, zo afwachtend en weinig accuraat was de initiële reactie van de Belgische overheid op deze Europese crisis. 

(lees verder onder de foto)

AFP or licensors

Een Europese crisis, inderdaad. Want laat dat duidelijk zijn; wat er momenteel gebeurt op Lesbos is niet het ‘probleem van de Grieken’. Het is een probleem van ons allen en deels een gevolg van falend Europees asielbeleid.

Waarom faalt het Europees asielbeleid?, hoe kan het systeem versterkt worden?, en welke rol kan en wil België spelen in de opvang van de gevluchte asielzoekers? 

Griekenland en Italië als ‘slachtoffers’ van de Dublinverordening

Waar liep het juist mis? Even terug naar het jaar 2003. Sinds 1 september 2003 is de Dublinverordening van kracht, waarin bepaald wordt welke lidstaat verantwoordelijk is voor enerzijds het verwerken van een asielaanvraag (procedureel) en anderzijds het effectief bieden van bescherming (feitelijke opvang).

Concreet stelt de verordening dat het land waarin een asielzoeker de eerste aanvraag doet, verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. Het spreekt voor zich dat hierdoor een onevenredig grote last komt te liggen op de schouders van landen die grenzen aan de Middellandse Zee – Griekenland en Italië – terwijl ingesloten landen heel wat meer mogelijkheden hebben om te ontsnappen aan hun verantwoordelijkheden. 

Het EU-spreidingsplan als oplossing?

Om tegemoet te komen aan deze ongelijke spreiding, werd eind september 2015 het EU-spreidingsplan (ook ‘relocatieplan’ genoemd) in het leven geroepen. 160 000 asielzoekers uit de zogenaamde ‘frontlijnlanden’ Griekenland en Italië zouden gespreid worden over de andere lidstaten, om een beheersbare situatie te bekomen.

Eens kijken hoe beheersbaar de situatie vijf jaar later geworden is. Anno 2020 worden in een site die gebouwd werd voor tweeduizend à drieduizend personen, twaalf à dertienduizend personen gehuisvest. Het behoeft geen betoog dat er bij de implementatie van het spreidingsplan dus heel wat spaak is gelopen. Daar waar de situatie in frontlijnlanden steeds onhoudbaarder werd, ontsprongen diverse Oost-Europese landen consciëntieus de dans. Bij de meest recente meting op 7 maart 2018, waren er slechts 33 846 van de vooropgestelde 160 000 asielzoekers effectief gespreid.

Ligt het probleem bij de Grieken die geen stabiel en veerkrachtig opvangsysteem kunnen opzetten? Zijn het de asielzoekers die geen officiële aanvraag doen in Griekenland uit angst niet meer te kunnen doorreizen naar hun land van bestemming? Of zijn de criteria voor relocatie te streng waardoor het systeem zichzelf al bij aanvang de nekslag heeft gegeven? (Enkel asielzoekers met een hoge erkenningsgraad kunnen gespreid worden, zijnde vnl. Syriërs, Eritreeërs en Irakezen). Wellicht een combinatie van bovenstaande en nog veel meer. 

Nood aan integrale Europese aanpak

Dat het huidige systeem niet werkt, is meer dan duidelijk. De pogingen van de EU om asielzoekers te spreiden zijn vergeefs. Hieruit blijkt de nood aan structurele, duidelijke en afdwingbare Europese regulering. Een probleem als dit overstijgt nationale grenzen en vraagt om een overkoepelend antwoord:  omkadering voor humane opvang in alle lidstaten, harmonisering van procedures en verdeling van de asielzoekers naar evenredigheid.

En België daarin?

Van Europa naar België dan. Na de nodige commotie over de absurditeit van de 12 minderjarige asielzoekers die België zou opvangen, deelde minister van Asiel en Migratie Maggie De Block mee dat België 100 tot 150 kwetsbare asielzoekers (niet begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen, alleenstaande vrouwen, mensen met een handicap etc.) zal opvangen.

Hoewel vanuit vele hoeken van het politieke spectrum zuchten van opluchting klinken, heeft Theo Francken (N-VA) het over ‘het geven van het verkeerde signaal’. In ieder geval, los van het normatieve/ideologische oordeel dat eenieder kan geven aan deze beleidsbeslissing, is het belangrijk om het cijfer in perspectief te plaatsen. Hebben we ‘plaats’ voor die 150 asielzoekers? 

Cijfers in perspectief

Het Belgische opvangnetwerk kent twee grote luiken: collectieve en individuele opvang. Collectieve centra zijn de grootschalige opvangcentra die drie vierde van ons opvangnetwerk uitmaken. Het overige vierde, de individuele opvangplaatsen, bestaan uit zogenaamde Lokale Opvang Initiatieven (LOI’s) van OCMW ‘s en ngo’s en nemen de vorm aan van appartementen, studio’s… (kortom woonunits waarin één of een beperkt aantal gezinnen kan samenwonen).

De voorbije jaren werd beleidsprioriteit gegeven aan collectieve centra, eerder dan individuele centra. Dat vertaalde zich in een nieuw opvangmodel aansluitend bij deze expliciete beleidskeuze: individuele opvangplaatsen zijn voorbehouden voor erkende vluchtelingen, asielzoekers met een hoge erkenningsgraad en kwetsbare groepen.

(lees verder onder de foto)

AFP or licensors

Hoe zit het nu met de bezettingsgraad van onze opvangcentra? De meest recente cijfers tonen aan dat we op 24 augustus 2020 een opvangcapaciteit van 27.848 plaatsen hadden, waarvan slechts 24.016 plaatsen ingevuld waren. Een simpele rekensom leert ons dat er dus momenteel 3832 plaatsen beschikbaar zijn. Uiteraard is er nood aan buffercapaciteit, maar zelfs dan is er nog heel wat marge. Een groot aandeel van deze vrije plaatsen zijn bovendien LOI’s, die goed zijn uitgerust voor de kwetsbare doelgroepen uit Lesbos waarvoor onderdak wordt gezocht.

België telt 581 gemeenten, 76 collectieve opvangcentra en honderdtallen individuele, 3832 lege opvangplaatsen. Plaats is duidelijk het probleem niet. Maar wat met de bereidheid? 

Bereidheid op verschillende bestuursniveaus

Als plaats geen probleem is, waarom blijft de bereidheid dan uit? Of een meer fundamentele vraag: blijft de bereidheid effectief uit? 

De debatten op nationaal niveau wekken de indruk dat er veel politieke tegenkanting is. Nationaal actieve politici positioneren zich in debatten als dit – vanzelfsprekend – zo goed mogelijk in lijn met partijprogramma’s, met het oog op electoraal succes. Daardoor verdwijnt de bereidheid op een ander essentieel niveau vaak uit beeld: het lokale niveau. 

En die bereidheid is relatief groot. Dat blijkt uit onderzoek in een aantal Vlaamse steden en gemeenten die over een opvangcentrum beschikken, uitgevoerd in het kader van een grootschalig onderzoeksproject naar de opvangcrisis in Europa.

Lokale besturen hebben heel wat autonomie wanneer het op Lokale Opvang Initiatieven aankomt. Ze kunnen zelf kiezen (1) hoeveel LOI’s ze openen in hun stad/gemeente en (2) waar ze dat doen. De Belgische overheid heeft ook hiervoor een spreidingsplan achter de hand, maar moest dit tot nog toe niet uitplooien. Is er dus lokale bereidheid? Zeker. Geeft de Belgische overheid voldoende het signaal aan de lokale besturen dat ze een structurele partner zijn en blijven in het opvangbeleid? Het jojobeleid van de afgelopen jaren wijst in elk geval niet in die richting.

Misschien wordt het dus eens tijd om te kijken naar het lokale niveau? Het niveau waarop mensen samenleven, het niveau waarop maatschappelijke vraagstukken zich opwerpen en aangepakt kunnen worden. Het niveau met beheersbare schaal, dat het beste zicht heeft op wat haalbaar en wenselijk is. De steden Gent, Brugge en Deinze gaven reeds aan dat ze hun verantwoordelijkheid willen nemen in het kader van deze crisis, en ik ben ervan overtuigd dat als ze de kans krijgen, nog heel wat andere steden zullen volgen. Samen solidair. Samen sterk.

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen