Direct naar artikelinhoud
Reportage

‘Kijk eens hoe snel we alles vernietigen’: op bezoek bij Stefan Brijs in Andalusië

Stefan Brijs in Malaga.Beeld Melissa Giardina

Hij kan niet tegen lawaai, dus verhuisde Stefan Brijs (50) naar Andalusië. Hij schreef er Berichten uit de vallei, genomineerd voor de Jan Wolkersprijs. Roderik Six ging op bezoek bij zijn collega. ‘Ik moet oppassen, anders blíjf ik naar buiten turen.’

Aan de hemel zweeft een gedachte­streepje.

Eerst is het slechts een stip in mijn ooghoek, a bullet in a blue sky, maar de zonnevlek groeit uit tot een kras en later tot een liggende accolade die hoog boven mijn strandstoel rondjes in het zwerk afwerkt. Een hond slaat aan, loom geblaf vanuit de schaduw – ook hij heeft het gevaar opgemerkt. Ik leg mijn roman van Nick ­Tosches naast de asbak, schuif mijn zonnebril omhoog en druk de verrekijker tegen mijn ogen. De wereld komt misselijkmakend dichtbij, ik moet de lenzen wegsturen van de rotsen en het gebladerte, weg van de zon vooral, en speur de staalblauwe lucht af.

En dan krijg ik de gevederde accolade in mijn vizier. Gracieus en ongenaakbaar cirkelt hij boven de aarde, speurend naar reptielen. Soms blijft hij even bidden en onder hem flapperen duiven in allerijl de struiken in; hij heeft het niet op hen gemunt maar het lijkt raadzaam om uit de buurt van zijn klauwen te blijven.

Brijs maakt kans op Jan Wolkersprijs

Stefan Brijs is één van de twee Vlaamse kanshebber op de Jan Wolkers­prijs, de bekroning voor ‘het beste natuurboek van het jaar’, goed voor 5.000 euro. Brijs is ­genomineerd voor zijn onlangs verschenen seizoenendagboek Berichten uit de vallei. Daarnaast maakt ook Valerie Trouet kans met Wat bomen ons ­vertellen, een boek waarin ze uitlegt wat de jaarringen van bomen ons leren over de wereldgeschiedenis en de klimaatverandering. De drie Nederlanders op de shortlist zijn Ton Denters (Stadsflora), Caspar Janssen (Caspar loopt) en Dick de Vos (Wat zingt daar?). Op 18 oktober kennen we de laureaat. (DL)   

Ontzag – dat is het woord, het ijle gevoel dat je anders enkel in kathedralen ervaart. Beduusd geef ik de verrekijker door aan mijn vriendin Melissa, die verzaligd in de zon op de zwembadrand ligt. “Een slangarend”, fluister ik, bang dat ik hem zal verjagen. Een tijd lang staan we allebei naar de hemel te turen terwijl het gevaarte door de lucht spiraalt. Je ziet hem nooit met zijn vleugels slaan; zoals dat een koning betaamt, laat hij zich dragen – vliegen is een druk, lastig gedoe, hij laat de thermiek het vuile werk opknappen.

Een dag later zullen we nog een groter spektakel bewonderen. Nu zien we niet één, maar tientallen roofvogels die als trage acrobaten rond elkaar zwermen. Hoe noem je een troep roofvogels? Een toom? Een vendel? Een parlement, zoals bij een verzameling uilen? Woordeloos blijven we staan, aan de aarde gebonden, dromend van vleugels.

Molly, Pip en Tijger

Stefan Brijs zal onze stadsblik scherpstellen: “Dat zijn waarschijnlijk buizerds of dwergarenden. Ze zoeken elkaar op en testen de thermiek uit waarna ze een voor een vertrekken, als een treintje de vallei uit. Hier had een koppel slangarenden net een jong, je hoort het kleintje af en toe zijn ouders roepen. Nou ja, kleintje, met een spanwijdte van anderhalve meter kun je ze moeilijk klein noemen.”

Met hier doelt Brijs op Cútar, de kleine gemeente in Malaga waar hij sinds 2014 met zijn vrouw Melanie woont en waar we nu aan een kloostertafel op zijn patio zitten. Schuiven af en toe mee aan: Molly en Pip, twee speelse honden, en Tijger, gestreepte kat die zich, volledig in lijn met haar katachtigheid, nergens iets van aantrekt.

De ontvangst de avond ervoor was baldadig gastvrij. Bij wijze van kennismakingsronde etaleerde Brijs zijn kookkunsten: een rits tapas, salmorejo (koude tomatensoep met look) en als hoofdgerecht een fideuá, een variant op paella waarbij de rijst door pasta wordt vervangen.

Brijs’ schrijfkamer met uitzicht. ‘Dat panoramische raam heeft me al veel inspiratie geleverd.’Beeld Melissa Giardina

De lokale ron Montero zindert nog na in onze hoofden, maar Brijs blijft alert. Vaak zal hij me midden in een vraag abrupt onderbreken om enthousiast zijn verrekijker vast te grijpen en me op een natuurwonder te wijzen. Meestal zijn dat vogels maar hij kan even begeesterd raken over een stelletje mieren die om een broodkruimel vechten en daarbij belaagd worden door een wesp.

Twee boeken wijdde hij al aan zijn nieuwe woonplek: in 2017 verscheen Andalusisch logboek en afgelopen zomer voegde hij daar Berichten uit de vallei aan toe. Brijs benadrukt dat het niet om tussendoortjes gaat: “Het is een oprechte ode aan de pracht van de natuur. Mijn teksten bevatten helaas een donkere ondertoon: sinds ik hier ben komen wonen heb ik al zoveel diersoorten zien verdwijnen. Met elke nieuwe avocadoplantage verschraalt de diversiteit. Telkens als ik de graafmachines de heuvelflanken zie oprijden, ontsteek ik in vlammende woede.”

Industriële boomgaard

Wie door Andalusië reist, kan er inderdaad niet omheen. De volledige streek is omgeturnd tot een industriële boomgaard; elke helling wordt ontsierd door serres en kunstmatige terrassen waar arbeiders voor een hongerloon mango’s en avocado’s plukken die dan potsierlijk duur in onze supermarkten worden aangeboden.

“De hebzucht van de grootgrondbezitters kent geen grenzen. Terwijl zij rustig in Madrid in luxe leven, verminken ze hier elke morzel grond en zuigen ze de streek droog. Hun plantages vergen almaar meer water en de voorraden slinken zienderogen. Vraag het aan elke boer in de streek: het meer heeft nog nooit zo laag gestaan. Maar het kortetermijndenken zegeviert; de winst van vandaag primeert. Dus gaan ze politiek leunen op de lokale bestuurders om meer water, zeulen ze waterleidingen de berg op en graven ze illegale putten om ondergrondse bronnen leeg te slurpen.

“Tel daar de klimaatverandering bij – honderd dagen zonder regen zijn tegenwoordig geen uitzondering – en je beseft dat ze zand naar de woestijn dragen. Tegelijk begrijp ik hen. Andalusië stond jarenlang bovenaan in de armoedelijsten en de overheid stimuleerde in de 19de eeuw arbeiders en boeren om de streek te komen ontginnen door hen belastingkortingen en vrijstelling van legerdienst te beloven. Nobel, tot ze doorhadden dat je hier tropische vruchten kunt kweken en je een fortuin kunt verdienen omdat wij guacamole willen serveren.”

Maar Brijs laat zich niet onbetuigd. Als een dappere David pleegt hij zijn kleine daden van verzet. Onderweg naar zijn schrijfhut laat hij me een knoestige olijfboom zien. “Afgaande op de stambreedte staat die boom hier al een paar honderd jaar. Toen er weer zo’n rooimachine langs mijn erf denderde, zijn tanden bijtensklaar, ben ik voor de tractor gesprongen: no pasarán! Na wat discussie en verhitte telefoontjes heb ik de boom kunnen redden. De rest ging evenwel tegen de vlakte.”

Schrijfhut blijkt een beperkt woord voor het luxueuze tuinhuis dat dankzij een panoramisch raam een verbluffend uitzicht op de vallei biedt. Gedisciplineerd als een monnik maalt Brijs hier elke dag zijn schrijfuren af, daarbij maar al te vaak afgeleid door de wemelende natuur die aan zijn venster verschijnt.

“Zie je die elektriciteitspaal? Aanvankelijk was dat een doorn in mijn oog maar toen kwam ik op het idee om er een nestkast in te hangen waar torenvalken kunnen broeden. De werklui keken vreemd op, maar in ruil voor een flinke fooi klommen ze toch naar boven en nagelden ze het vogelpaleis aan de paal. Dankzij die kast heeft een koppel weer een uitvalsbasis en brachten ze al zeventien jongen voort. Kost je weinig moeite, maar je moet eraan dénken.

Stefan Brijs en Roderik Six: ‘Met elke nieuwe avocadoplantage verschraalt de diversiteit.’Beeld Melissa Giardina

“In Spanje heerst vooral onverschilligheid als het over natuurbehoud gaat. Aan de dwarsbalken van mijn terras heb ik kunstnesten voor zwaluwen hangen waar elk jaar wel wat paartjes in broeden, iets wat mijn buurman totaal niet begrijpt. Als zwaluwen op zijn terras nesten bouwen, slaat hij die stuk met een bezem. “Ik hoef geen vogelpoep op mijn vloer”, is zijn hemeltergende argument. Ik leg er een stukje karton onder en verjaag de kat als ze in de buurt komt.”

Elk paradijs is een gevecht waard. Wie de stad en haar gecultiveerde natuur – vijf bomen en een bankje heet bij ons een park – gewoon is, kijkt in dit Eden zijn ogen uit. Mijn blik heeft zelfs moeite met de horizon waar almaar nieuwe bergtoppen uit de wolken lijken te verschijnen. Net als de zee hebben ze een persoonlijkheid; weilanden zou je nooit een naam geven, maar deze rustgevende reuzen lijken je goedmoedig toe te fluisteren met een stem waar millennia doorheen klinken.

Ecologische vluchteling

In hun schaduwspel begin ik te begrijpen waarom Brijs naar hier verhuisde. “Ja, ik heb mezelf ooit omschreven als een ‘ecologische vluchteling’, en dat klopt tot op zekere hoogte. Hoewel ik in Koningshooikt mijn eigen kleine natuurreservaat had gecreëerd met een wilde bloemenweide en een mooie vijver waar al eens een ijsvogel voorbij vloog, merkte ik dat ik steeds gevoeliger werd voor het omgevingslawaai.

“Altijd was er wel iemand met een grasmaaier in de weer, vlakbij was een manege, op de achtergrond hoorde ik constant het geruis van een snelweg – de sonore prikkels boorden in mijn brein. Het kwam zover dat mijn schrijverschap eronder leed; schrijven, iets wat ik jarenlang met plezier had gedaan, was een rotklus geworden.

“Daarnaast was mijn vrouw Melanie, die opgroeide in Curaçao, het Belgisch kwakkelweer beu. Nadat ze met een vriendin op vakantie was geweest in Andalusië, kwam ze terug met één boodschap: ‘Daar ga je vinden wat je zoekt.’

“Nu is verhuizen naar het buitenland niet vanzelfsprekend voor een honkvaste Limburger, maar ze had gelijk: vanaf dag één voelde ik me hier thuis. Liefst had ik zo’n kloeke cortijo bewoond – duister, met dikke muren waar de geschiedenis vanaf druipt –, maar dat zou te veel verbouwingen gevergd hebben. We stootten op dit modernere huis. Instapklaar, ik kon meteen achter mijn laptop gaan zitten. In absolute stilte.”

Stilte, het is een woord dat vaker zal voorkomen in ons gesprek. Een woord dat je hier ook letterlijk hoort; in deze vallei klinkt de wereld als een eindeloze rij gedachtestreepjes. Stadsschrijvers lossen burenlawaai op met geluidswerende koptelefoons of ze schaffen zich een audiofiele geluidsinstallatie aan die alle kindergejengel en tramgeknars genadeloos overstemt, maar hier ligt de stilte gewoon te grabbel.

Voor Brijs is stilte een elixir, een noodzakelijke voorwaarde om zijn schrijverschap levensvatbaar te houden. “Sommige schrijvers werken op café of leggen thuis een plaatje op, maar ik kan geen geluid verdragen. Zelfs op de heetste dagen zet ik in mijn schrijfhut na een kwartier de airco af omdat het gezoem me afleidt. Liever zweten dan een verloren alinea.

“Omdat ik in mijn romans altijd een totaal nieuwe wereld schep – je zult me zelden betrappen op een autobiografische of lokale insteek – heb ik dat vacuüm nodig, die leegte waarin ik kan creëren. Dat vergt ook discipline, nog een basisvoorwaarde om goed op gang te blijven. Elke dag zit ik van negen tot half twee in mijn schrijfhut aan mijn verhaal te bouwen.

Brijs' oprijlaan in Malaga. ‘Toen er weer zo’n rooimachine langs mijn erf denderde, ben ik voor de tractor gesprongen: no pasarán! En ja, die knoestige olijfboom is blijven staan.'Beeld Melissa Giardina

“Als ik zou wachten tot ik zin heb, dan komt er niks van. Dat rigide tempo beheers ik al van in mijn prille jaren; zelfs toen ik nog les gaf, kerfde ik vaste uren uit de dag om te werken.

“Ook dat heeft Andalusië me cadeau gedaan: lege tijd. In België gaf ik om de haverklap lezingen die me telkens weer uit mijn bubbel rukten en dat vrat aan mijn concentratie. Vroeger publiceerde ik om de drie à vier jaar een boek, nu heb ik er vier geschreven in vijf jaar tijd en ben ik alweer bezig aan een lijvige roman die nu al een honderdtal pagina’s telt. De stilte van Andalusië blijkt een zeer vruchtbare bodem waar mijn talent weelderig tot bloei –.’

Bij wijze van ironie schraapt een bladblazer Brijs’ woorden weg. “Ha, te vroeg gejubeld. Tuurlijk heb je hier ook lawaai, zeker wanneer de olijfoogst begint. Vroeger klopten ze de rijpe olijven met stokken uit de takken maar tegenwoordig gebruiken ze een vibrador, van het type waarmee ze in de stad het plaveisel platdrukken en dan davert de hele vallei. Daarna komen de bladblazers want o wee, er zou eens een blaadje naast de stammen blijven rotten.”

Monnik

Misschien ligt het aan zijn hang naar stilte en regelmaat, of aan zijn kaalgeschoren schedel, maar plots ontwaar ik in Stefan Brijs een monnik, een kluizenaar die elke dag ijverig aan zijn manuscript werkt. Dat beeld werkt op zijn lachspieren. “Misschien heb ik een tijdje gedweept met het beeld van de schrijver als heremiet, deels onder invloed van mijn leermeester en vriend Jeroen Brouwers, die zich terugtrok in een boshut met de deur op slot. Maar na de schrijfuren kom ik buiten, hoor.

“Hier valt zoveel te zien en te ontdekken. Soms te veel, zelfs. Dat panoramisch raam in mijn werkplek heeft me inspiratie geleverd voor twee Andalusië-boeken, maar het gebeurt vaak dat ik me afkeer van dat raam want anders blíjf ik naar buiten turen. Schrijven is inderdaad een vorm van verhevigd kijken; de helft van mijn werk bestaat uit staren.

“Andalusië gunt me ook de tijd om te kijken. Sommige mensen komen bijvoorbeeld naar hier om een B&B te beginnen maar stoten al snel op de sociale traagheid. Tranquilo en mañana, dat is hier de levensstijl. Wie zich daaraan ergert zal gauw gefrustreerd raken. Als je het niet kunt verdragen dat de persoon voor je tien minuten met de kassierster kletst, zul je hier niet gedijen. Mij ligt het wel, ik kijk ondertussen rond en denk na.

Stefan Brijs. ‘Zelfs op de heetste dagen zet ik in mijn schrijfhut na een kwartier de airco af omdat het gezoem me afleidt. Liever zweten dan een verloren alinea.'Beeld Melissa Giardina

“Het is ook niet zo dat ik hier in totaal isolement leef. Een rare bijwerking van mijn Andalusië-boeken, is dat literaire toeristen me komen opzoeken. Plots staan ze aan mijn poort en dan geef ik hen beleefd een korte rondleiding en signeer ik hun boeken. De meer schuchtere fans gooien een lovend briefje in mijn bus. Ook jonge mensen. De engelenmaker staat op de leeslijsten van middelbare scholen; altijd leuk om te horen hoe de jeugd via die bestseller de literatuur ontdekt.

“Vroeger was het contact met de lezer directer. Je zult het misschien gemerkt hebben, de leraar in mij staat graag te oreren voor een publiek, ik praatte makkelijk anderhalf uur vol op lezingen en soms mis ik hun nabijheid maar kijk, ze weten me toch te vinden. Zolang ze geen toeristische busreizen organiseren naar Brijs’ paradijs, vind ik het prima.”

Even lijkt de ironie opnieuw keihard toe te slaan. In de vallei weerklinkt plots een snerpend getoeter, alsof een toeristenkaravaan uitbundig haar komst aankondigt. Een witte bestelwagen rijdt claxonnerend de kiezels op. “Dat is de lokale visboer. Eens zien wat hij vandaag te bieden heeft.” Na wat gekeuvel komt Brijs met lege handen terug. “Enkel dorades. Hij had helaas geen gambas blancas bij zich. Die had ik je anders graag laten proeven.’’

Met enige schroom steek ik een sigaret op. Dat is sinds eergisteren verboden in Spanje, toch op publieke plaatsen waar je de sociale afstand niet kunt garanderen. In kleine tapasbars negeren de rookgrage Spanjaarden die nieuwe wet met een Vlaamse gretigheid. We lijken een afkeer voor overheidsinmenging te delen – ook in Spanje is in het zwart werken een nationale sport en wie een bouwvergunning wil, regelt dat best via vriendjespolitiek –, maar het ressentiment lijkt dieper te zitten. Misschien broeit de herinning aan het centralistische Franco-regime nog pijnlijk onderhuids.

Spookhotel

Tegelijk worden de meeste maatregelen loyaal opgevolgd, niet enkel om medische redenen maar ook uit economische angst: wat als de buitenlanders Spanje mijden?

Het was ons ook al opgevallen: we verblijven in een spookhotel. Akelig lege gangen en ontbijtzalen, gesloten hotelbars en altijd plaats aan het zwembad. Nog een tikmachine en een bijl, en we wonen in een Stephen King-verhaal.

Nadat Spanje zware coronaklappen heeft gekregen, dreigt nu ook de toeristische industrie in elkaar te stuiken. Stefan Brijs is weinig hoopvol. “Nu al noteren ze een terugval van 70 procent en die overige 30 zijn koppige zonnekloppers die per se hun strandvakantie willen.

“Maar wat met de cultuurtoeristen en de citytrippers in het najaar? Gaan die hun gezondheid op het spel zetten om musea te bezoeken terwijl ze thuis aangemaand worden om hun eigen land te herontdekken? We gaan een slachting tegemoet. De lonen waren al erbarmelijk maar nu dreigt een volledige sector zonder werk te vallen, en hier bestaan geen gewaarborgde inkomens en coronapremies.”

Nietigheid

“Wie had ooit kunnen bedenken dat één klein virus de volledige mensheid op de knieën zou krijgen? Een onzichtbare minicreatie die als vanuit het niets onze hybris aan diggelen slaat. Want we waanden ons onoverwinnelijk, en sommige wetenschappers droomden al hardop van onsterfelijkheid, en dan daagt er zo’n pietluttig virus op dat ons met onze neus op onze nietigheid drukt. Of je kunt spreken van immanente rechtvaardigheid? De natuur die een plaag op ons loslaat omdat we haar met onze hebberige vingers naar de knoppen helpen? Wel, je kunt niet ontkennen dat er een logisch verband is. Omdat wij steeds meer ruimte stelen, dwingen we dieren om te verhuizen, en palmen we plekken in waar wij niet thuishoren. Het is niet zo dat dergelijke virussen ons opzoeken, wíj dringen hun levensdomein binnen en het ligt nu eenmaal in de aard van virussen om gastheren gretig te verwelkomen. Tja, dan moeten we nadien niet komen huilen.

“Gisteren las ik dat China gaat vaccineren. En wie is er eerst aan de beurt: de verpleegkundigen, vanzelfsprekend, maar ook de marktkramers die levende dieren verhandelen! In plaats van net die dierenmarkten af te schaffen! Hoe krankzinnig wil je het hebben?”

Stefan Brijs zucht gefrustreerd. Onze schandalige omgang met de natuur is hét onderliggend thema in Berichten uit de vallei. Komen zijn waarschuwingen nog op tijd? Hij vreest ervoor. “Gaan we hieruit leren? Gaan we plots doorhebben dat oneindige economische groei onmogelijk is? Ik denk het niet. Wij zullen de totale ondergang niet meer meemaken, maar je zult nu maar eens twintig zijn. Welke toekomst heb je dan – durf jij de jongeren in de ogen te kijken en te beloven dat het goed komt? Ik hoef maar mijn verrekijker te nemen om te beseffen hoe exponentieel snel we alles vernietigen. Niet dat ik zo nodig met een pessimistische noot wil eindigen maar misschien is de laatste of voorlaatste generatie al geboren.”

Misschien is het dat wat we horen in de vallei. De stilte na ons.

Stefan Brijs, 'Berichten uit de vallei. Natuurlogboek', Atlas Contact, 188 p., 21,99 euro.Beeld Melissa Giardina