Direct naar artikelinhoud
InterviewUndercover

Waes vs. Willaert: ‘Jij hebt het spelletje ook compleet door’

‘Het was alsof we elkaar al kenden van in de lagere school. We waren meteen vrienden voor het leven.’Beeld Diego Franssens

De tweede reeks van Undercover, de Eén-serie die een wereldwijde Netflix-hit werd, ging onlangs van start. Tom Waes (52) alias undercoveragent Bob Lemmens heeft het deze keer gemunt op Laurent Berger, een wapenhandelaar gespeeld door Wim Willaert (53) die, wonderlijk maar waar, vol overtuiging een slechterik neerzet – al is Laurent ook wel knap gestoord: ‘Dat rare hangt nu eenmaal vast aan mij,’ zegt Willaert, ‘en eerlijk gezegd heb ik er nog een schep bovenop gedaan.’ Bob is dan weer de Echte Man die hij in reeks één al was en die we ook in Waes zelf blijven vermoeden. De twee lijken weinig gemeen te hebben, maar ze werden op slag vrienden voor het leven.

Tom Waes: “Na elke vechtscène met Wim rolden we over de grond van het lachen. Ik had dat nog nooit meegemaakt.”

Wim Willaert: “Ik denk dat dat is omdat we allebei beseffen dat we aan het spelen zijn. Zoals kleine kindjes. Ik denk dat we allebei dezelfde absolute leeftijd hebben: 6 jaar!”

Waes: “Dat is het! Zo plezant.”

Kenden jullie elkaar?

Waes: “Totaal niet.”

Willaert: “Alleen van televisie.”

Je kijkt naar Reizen Waes?

Willaert: “Ik kijk naar Het geslacht De Pauw! Nog altijd. Die serie veroudert niet. Die heeft eeuwigheidswaarde. Tom was in die reeks net als in Undercover Tom Waes, en toch ook weer niet. (Tegen Tom) De tv-programma’s die jij nu maakt, zijn ook eigenlijk altijd goed, rock-’n-roll en eerlijk. Je bent wie je bent. Dat vind ik fantastisch. Je hebt mensen die in de kijker staan en één uiterlijk hebben voor op televisie en een ander voor het gewone leven. Tom Waes is gewoon altijd Tom Waes. Ik zie hem graag. Ken je dat niet, dat je iemand tegenkomt, het gevoel hebt dat je elkaar al kent van in de lagere school en meteen vrienden bent voor het leven?”

Pakken jullie het spelen ook echt op dezelfde manier aan?

Waes: “Daar kan Wim beter antwoord op geven. Ik weet dat niet.”

In de tijd van Het geslacht De Pauw zei je: ‘Ik heb nooit geleerd om te acteren. Ik weet zelfs niet of ik het kan. Daar ga ik ooit misschien nog ’s over nadenken.’ Daarna heb je nooit meer gespeeld.

Waes: “Eigenlijk dóé ik gewoon. Ik lees in het scenario waar Bob vandaan komt en waar hij heen gaat, stel me voor wat die gast drijft, en probeer dat dan gewoon te beleven. Als ik er meer over zou nadenken, denk ik dat ik zou blokkeren.”

Bob is net als Tom De Pauw een Echte Man. Je ontsnapt er niet aan, hè, om steeds als zodanig gecast te worden?

Waes: “Dat is waar. Terwijl ik al zo vaak heb uitgelegd dat ik geen macho ben.”

Willaert: “Aan de andere kant moet je het ook kúnnen, zo’n man spelen. Mij zou dat totaal niet lukken. Mijn neutraalstand is daarvoor te zot. Ik heb ook al veel acteurs een Echte Man zien spelen die heel eendimensionaal was, een man-volgens-de-boekjes. Tom ís gewoon een echte man en Bob is een Echte Tom Waes die weer een avontuur beleeft.”

Waes: “Wil je nu zeggen dat ik eigenlijk niet acteer?”

Willaert: “Kijk, ik heb net een kortfilm gedraaid met een meisje van 9 jaar en bij het afscheid heb ik tegen haar gezegd: ‘Jij bent een professionele actrice, jij hebt het spelletje door.’ Jij hebt het spelletje ook compleet door, net zoals kleine kinderen.

“Als ik vroeger brandweerman speelde, reed ik als gek op mijn fiets rond, want voor mij brandde het vuur echt. Kinderen spelen op leven en dood. Wij spelen het spelletje nu ook op leven en dood. Je gelooft echt in wat je doormaakt. Het is daarom dat we na elke scène zo hard in de lach schieten, denk ik, omdat we beseffen hoe hard we onszelf net daarvoor in onze fantasie verloren hebben.

“Je hebt ook acteurs die vastzitten en voor elke scène weten: straks ga ik zo kwaad kijken. Dat weten ze al van twee maanden ervoor, toen ze het voor de spiegel hebben staan oefenen. Dat ziet er dan mooi uit in beeld, maar het is alleen maar vorm.”

Waes vs. Willaert: ‘Jij hebt het spelletje ook compleet door’
Beeld Diego Franssens

Waes: “Welk gezicht ik ga trekken, daar denk ik echt nooit over na.”

Willaert: “Jij bent het soort acteur dat focust op de inhoud. Je laat je gaan en doet soms dingen waarvan je niet weet dat je ze doet – je moet ze dan alleen wel kunnen herhalen tijdens een tweede take (lacht).

Waes: “Wim, ik heb me dikwijls afgevraagd wat je eigenlijk leert in een acteursopleiding. Ben je na die vier jaar een betere acteur dan ervoor?”

Willaert: “Maar die opleidingen worden allemaal gegeven op ‘theater’-scholen. Ik heb na Studio Herman Teirlinck een kortfilm gedraaid met Frank Van Passel en achteraf dacht ik: wat heb ik hier staan doen? Ik kan dit niet. Daarna ben ik in de ene kortfilm na de andere gaan spelen om erachter te komen wat ‘in een film spelen’ inhield. Dat heeft voor mij niks met theater te maken. Eigenlijk is het een kwestie van veel vlieguren maken, je pad vinden én goeie tegenspelers hebben.”

Waes: “Tegenspelers vind ik ook zo belangrijk. Ik ben Ruth Becquart zo dankbaar als ze tijdens een dialoog waarin zij met de rug naar de camera staat, toch speelt. Als zij daar gewoon zou staan wachten tot ik klaar ben met mijn lijnen, zou ik zo’n scène onmogelijk kunnen spelen. Dat ze af en toe tegen me zei: ‘Heel schoon, Tom’, dat heb ik ook echt nodig.

“Wat mij tijdens de eerste Undercover heel hard geruststelde, was dat ik met voornamelijk Nederlandse acteurs speelde: die gingen ervan uit dat ik een acteur was zoals zij. Raymond Thiry, die John Zwart speelde, zei pas na twee maanden tegen me: ‘Heb jij dit nog nooit gedaan? Wow!’ Nu had ik tijdens het draaien van de tweede reeks genoeg vertrouwen om tussen zo’n grote professionele Belgische cast te staan. Ik weet echt niet hoe het me was vergaan als de volgorde omgekeerd was geweest.”

Willaert: “Maar je bént een acteur.”

Waes: “Ik denk toch dat als ze me morgen zouden vragen voor die rol van Dustin Hoffman in Rain Man, ik geen idee zou hebben hoe ik dat moet aanpakken. Is dat niet het verschil tussen mij en iemand die een opleiding heeft gevolgd?”

Je ziet het groot.

Waes: “Neen, neen. Ook bij Undercover 2 vroeg ik me af, toen ik las dat ik ontdaan naast Anna’s doodsbed moest zitten (Bobs partner Kim De Rooij, gespeeld door Anna Drijver, sterft in aflevering 1, red.): hoe ga ik dát doen?”

Grappig dat je dat zegt. Die scène heb ik een keer teruggespoeld om te zien: kan hij dat?

Waes: “Echt! En?”

Waes vs. Willaert: ‘Jij hebt het spelletje ook compleet door’
Beeld Diego Franssens

Ik geloofde wat ik zag.

Waes: “Merci! Ik heb tijdens die scène teruggedacht aan hoe fijn het was geweest om met Anna te spelen en hoe erg ik het vond dat ze er deze keer niet bij zou zijn, en toen sprongen de tranen echt in mijn ogen. Anna zei me achteraf dat ze – ook al lag ze daar met gesloten ogen – die tranen voelde.”

Willaert: “Awel! Dát is dus spelen op leven en dood!”

Waes: “Is dat hetzelfde als methodacting?”

Willaert: “Bij methodacting bouw je maandenlang aan een personage om het helemaal te worden. The Deer Hunter is het summum van methodacting. Ik weet nog dat ik, toen ik die film voor het eerst zag, dacht: wow! Maar als ik er nu naar kijk, vind ik Robert De Niro daarin op sommige momenten ronduit belachelijk. Je ziet echt: voor deze scène hebben ze De Niro een week in een kamer gezet en hem gezegd: ‘Nu moet je woest worden’, waarop De Niro als een wilde begint te brullen. Ik weet zeker dat als De Niro zichzelf daarin nu ziet, hij beschaamd is. Net als Christopher Walken en Meryl Streep, trouwens, die daarin ook volkomen belachelijk zijn.”

LELIJKE KANT

Jij, Wim, voelt jezelf meer een onderzoeker dan een acteur.

Willaert: “Ja. In elke rol onderzoek ik mezelf.”

Waes: “Weet je dat jij je na elke scène constant liep te excuseren, tegen mij en ook heel vaak tegen Ruth.”

Willaert: “Ja, vooral in de scènes met Ruthje toon ik een kant van mij die zo lelijk is – en die ooit in het echte leven ook wel is bovengekomen. Je bestudeert als acteur aspecten van de mens zoals geen enkele wetenschapper die kan bestuderen, holistisch, door elk lijden van de mens zelf te lijden. Laurent ziet Nathalie (gespeeld door Ruth Becquart, red.) echt graag, en toch maakt hij haar kapot. Hoe kan dat? Ik wil dat echt weten, want dat kolerieke type dat heel lief kan zijn maar ook opeens kan ontploffen, zit ook in mij.”

Je zei me net over je pretsigaret: ‘Het is voor mij ook een medicijn. Rook ik niet, dan kan je voet die je nu verzet bij mij opeens een enorme irritatie oproepen.’

Willaert: “Ja, dat is het stuk borderline en ADHD dat in mij zit, waardoor ik soms extreem op prikkels kan reageren. Maar als ik zo’n irrationele woede voel opkomen, vlieg ik meestal niet uit, maar isoleer ik me.

“Weet je wat ik in deze rol vooral onderzocht heb? De relatie met mijn broer. Ik ben de jongste en ben nu een zogezegde BV geworden. Mijn oudere broer speelt ook toneel, en heel goed, maar vroeger, toen hij moest kiezen of hij acteur zou worden of niet, heeft hij naar mijn moeder geluisterd en het niet gedaan. In Undercover ben ik mijn broer, ik ben de oudere die moet staan naast JP (gespeeld door Sebastien Dewaele, red.), zijn jongere broer die de dingen allemaal voor elkaar heeft – terwijl je als oudste geacht wordt het voorbeeld te zijn.

“Tijdens het filmen ben ik gaan beseffen dat dat echt niet simpel voor mijn broer moet zijn. Hij speelt veel in Nederland, is net begonnen aan zijn derde kortfilm daar. Wie weet gaat mijn broer ook nog in de schijnwerpers komen te staan. Ik zou dat fantastisch vinden.”

Ik moet nu denken aan het gedicht dat je koos in Winteruur: ‘Doe dommer dan ge zijt...’

Willaert: “’Maar mijd u voor de klippen. Leef buiten ruimte en tijd / doch spoed u lijk de kippen. Werk zonder mate of plan / maar spied door alle luiken; / veracht den burgerman / doch ledig zijne kruiken.’ Het ‘Vademecum voor den dichter’ en de kunstenaar in het algemeen.”

Waes: “Van wie is dat? Nabokov?

Willaert: “Richard Minne. Die schreef eigenlijk alleen maar karamellenverzen, maar dit vond ik er één die wel ook heel juist is.”

Waes: “Je dommer voordoen dan je bent, vind ik wel heel wijs. Het zijn alleen slimme mensen die dat kunnen doen, natuurlijk. Domme mensen zijn daar te dom voor.”

Willaert: “Haha. Dat is waar. Ik zwijg veel, stuur gesprekken wel, maar luister vooral. Daar steek je heel veel van op.”

Waes: “Ik zwijg meer dan vroeger, denk vaker: laat ze van mij maar vinden wat ze willen. Ik heb daar veel moeite mee gehad. Als iemand in een interview er weer van uitging dat ik een macho was en niet zo slim en onbelezen, wilde ik altijd per se het tegendeel bewijzen. Van die drang heb ik me langzaam verlost.

“Mensen verwarren intelligent vaak met intellectueel. Ze zien intellectuelen voor slim aan, terwijl ik voor Reizen Waes: Vlaanderen pas een schipper heb gevolgd van wie ik dacht: déze man is echt intelligent. Hij ademde levenswijsheid uit, en rust. Hij zat waar hij moest zijn en was daar volledig van doordrongen. Dát vind ik iets om jaloers op te zijn – gezond jaloers, hè.”

Tom Waes: ‘Ik ben buitenwipper geweest, en beroepsduiker, en daarna heeft het nog héél lang geduurd voordat ik het gevoel had: hier zit ik op mijn plek.’Beeld RV

Jij zit toch ook waar je moet zijn?

Waes: “Nu wel ja, maar ik heb daar héél lang naar gezocht. Je weet dat ik buitenwipper ben geweest, en beroepsduiker, en daarna heeft het nog heel lang geduurd voordat ik het gevoel had: hier zit ik op mijn plek. Hier hoor ik. Mijn broer wist op zijn 14de al: ik ben automaniak en ik ga automechanica studeren, en hij werkt nu over de hele wereld voor het BMW-raceteam, is de man die via de koptelefoon met de autocoureurs babbelt. Hij heeft meteen het leven geleid dat hij wilde. Ik wist totaal niet wat ik moest doen en ben via trial-and-error op de juiste plek geland, en door het geluk Tom Lenaerts te kennen, die voor mij de deur naar de televisie heeft opengezet.”

Willaert: “Mijn leven hangt ook samen met toeval en geluk. Ik was nooit zo stevig in de cinema komen te staan als ik niet bij toeval in Quand la mer monte van Yolande Moreau had gespeeld, die in 2005 twee Césars won. Wat me allemaal is overkomen na die film!”

Jij bent wel naar de toneelschool geweest. Dat je wou spelen, was toen voor jou toch al duidelijk?

Willaert: “Ik heb wel eerst rechten gestudeerd, hè. Ik ging, onder druk van mijn ouders, advocaat worden.”

Waes: “Jij zou zeker een héél goeie pleiter zijn geworden: veel verwarring zaaien en als niemand er nog een touw aan kan vastknopen, met de winst gaan lopen, haha. Wanneer besloot je dan naar de Studio te gaan?”

Willaert: “Eigenlijk heeft mijn vriend Ides Debruyne dat voor mij besloten. Ik biste de eerste kandidatuur, zat constant te zweten op cursussen, en hij zei: ‘Ga toch naar de toneelschool, dan ben je van dat blokken af.’ Dat heb ik toen gedaan.

”Ik kende helemaal niks van theater. Tijdens het ingangsexamen vroegen ze me: ‘Wat denk je, is Herman Teirlinck dood of leeft hij nog?’ ‘Euh, ja? Of neen?’ antwoordde ik. Iedereen lag plat van het lachen. Ik had niets meegekregen van cultuur. Ik ben aangenomen, ben tegen Wim Opbrouck aangelopen, en die heeft me meegenomen naar dans- en toneelvoorstellingen, naar musea, hij liet me muziek horen. Wim is zo’n erudiete estheet. Ik ben hem eeuwig dankbaar voor wat ik allemaal van hem geleerd heb.

“Na de Studio ging ik normaal toneelspelen, maar ik speelde ook piano en (componist, red.) Peter Vermeersch had me gevraagd mee op tournee te gaan met Flat Earth Society. Daar had ik uit pure zin ‘ja’ op gezegd, en toen liep ik vanwege niet compatibele agenda’s al mijn toneelopdrachten mis. Daarna kwam Quand la mer monte en ben ik in de film verder gegaan. Daar moest ik terechtkomen. Ik had al gemerkt dat ik het toneel helemaal niet had gemist. Maar als ik geen muziek kan spelen of films kan draaien, aiaiai! Vanwege de corona zijn al mijn filmprojecten weggevallen. Gisteren heb ik eindelijk weer eens gespeeld, in een kortfilmpje, een heel klein, fijn filmpje. Ik moest niet veel en groot spelen, maar man, wat heb ik ervan genoten! Ik kan je niet uitleggen wat een deugd me dat heeft gedaan.”

Wim Willaert: ‘Soms is er een visje dat in zijn eentje opeens denkt: ik ga hier eens naar links in plaats van altijd maar de school te volgen. Ik ben zo'n visje.’Beeld Diego Franssens

ALLES IS GOED

Dat het toch nog zo goed me je is gekomen. Op school dacht je nog dat het helemaal fout met je zou aflopen. Je lag er wakker van.

Willaert: “We hadden in die tijd nog veel dorpsgekken in Nieuwpoort, zoals de Bulte. Awel, ik was bang dat ik zou eindigen als de Bulte. Ik dacht: ik ben zot, ik ben een abnormale. Op de Studio is dat gaan keren, omdat ik om me heen keek en dacht: hier ben ik helemaal niet abnormaal.”

Waes: “Dat herken ik ongelooflijk hard.”

Willaert: “In een boek van Midas Dekkers heb ik eens gelezen dat een school vissen steeds van richting verandert omdat er één een haai ziet of een rots, die ene een bocht maakt en de rest volgt. Maar soms is er een visje dat in zijn eentje opeens zomaar denkt: ik ga hier eens naar links in plaats van altijd maar te volgen. Toen ik dat las, dacht ik: misschien ben ik zo’n visje.”

Waes: “Dat heb je bij pinguïns ook! Op Antarctica zie je soms in het midden van zo’n troep opeens een pinguïn denken: kom, ik ga eens naar daar, en die wandelt dan in z’n eentje weg. Allerlei wetenschappers hebben zich daar het hoofd over gebroken, niemand begrijpt het.”

Jij bent na de humaniora van de ene op de andere dag thuis vertrokken, zonder geld of iets. Dat moet je durven.

Willaert: “Was dat een kwestie van durven? Of had je gewoon geen andere keuze?”

Waes: “Ik moest weg. Ik kwam totaal niet meer met mijn ouders overeen. Dat vergt misschien moed, maar het was ook pijnlijk en ook wel dom en onbezonnen. Maar als het je daarna lukt om voor jezelf te zorgen, weet je wel: dit kan ik dus, en dat geeft je wel vertrouwen.

“Het heeft er – denk ik, achteraf gezien – ook voor gezorgd dat ik nu dichter bij mijn ouders sta dan als ik daar was gebleven en alles nog veel meer was gaan ontsporen. Mijn ouders hebben zich natuurlijk wel zorgen gemaakt toen ik met slaande deuren vertrok en als portier ging werken. Ik heb vorig jaar drie dagen met mijn vader mee gewandeld naar Compostella en toen is het er eventjes over gegaan. ‘Je doet het graag, hè, wat je nu doet?’ zei mijn vader. ‘Ja’, zei ik. ‘Ik zit op mijn plaats.’ ‘Ik voel dat’, zei hij.”

En toen?

Waes: “Dat was het. Ik ging ernaartoe met het gevoel: nu gaan de grote gesprekken komen, maar het geluk zat in het feit dat er na die opmerking van mijn vader nog weinig gezegd hoefde te worden en we allebei voelden: alles is goed nu.”

Willaert: “Het gaat niet om praten. Het gaat erom dat een vader het kind vanaf de eerste dag laat voelen: ik zie u voor vol aan.”

Heeft jouw vader dat gedaan?

Willaert: “Neen. Mijn vader was een leraar van de oude stempel. Zijn motto was: meten is weten. Voor alles was er een plaats en alles moest staan waar het moest staan. Mijn zussen hadden elkaar en konden er onderling mee lachen. Mijn broer was een sportieve, dus die was hele dagen weg. Ik was de jongste en ook heel gevoelig. Ik bekeek zijn dwang tot orde heel absoluut.”

En heb je je er uiteindelijk faliekant tegen afgezet?

Willaert: “Ja. Voor mij moet alles open en los zijn. Dáár ben ik dan weer heel rigide en maniakaal in geworden. Als een acteur met wie ik samen speel bijvoorbeeld heel vormelijk is en altijd hetzelfde doet, zal ik met opzet bij iedere take iets anders doen, om hem chaos te geven en hem daarna meestal veel beter te zien spelen dan anders (lacht).”

VECHTEN MET VADERS

Je bent nu zo zeker van jezelf, terwijl je vroeger vooral bang was van de enorme kracht die je in je voelde. Je wist niet waar die je naartoe zou sleuren.

Willaert: “Nu kan ik die kracht in mijn job steken, maar toen wist ik niet waar het zou eindigen, het was een beetje... Nu ga ik een heel slechte mop vertellen, maar ze is wel een goeie metafoor. Wat deed je toen je je eerste erectie kreeg? Awel, het raam openzetten, want ik wist niet hoe groot hij ging worden.”

Waes (schiet in een onbedaarlijke lachstuip)

Willaert: “Zo voelde ik me dus. Pas toen ik bevestiging kreeg en mensen als (regisseur en acteur, red.) Johan Dehollander me aanmoedigden, durfde ik mezelf ten volle te geven. En dankzij Humo. Daarin stond een keer een link naar de site Hersenstorm, van iemand met ADHD. Ik herkende mezelf meteen en las dat het geen ziekte is, en welke grootheden ook allemaal ADHD hadden. Dat is zo geruststellend als je je jouw hele schooltijd de enige zot hebt gevoeld. Ik was altijd de ambetantste van de klas. Jij hebt toch ook een speciale schoolcarrière achter de rug, hè Tom?”

Waes: “Ik was ook altijd de ambetantste van de klas (lacht).”

Wim Willaert: 'Ik was de ambetantste op school, maar er zat altijd een filosofie achter.' Tom Waes: 'Bij mij niet, vrees ik.'Beeld Diego Franssens

Hij haalde de meest waanzinnige dingen uit.

Willaert: “Maar met inhoud, hè?”

Met inhoud? Hoe bedoel je?

Willaert: “Ik zorgde er wel altijd voor dat mijn moppen ‘goeie’ moppen waren, en als ik voor een mop ging, dan was dat totáál. Ik heb bijvoorbeeld eens een tijd de school in plaats van door de deur, door het kleine raampje verlaten van waarachter ze tijdens de speeltijd bonnetjes verkochten. Dat was een filosofische daad, een beetje in de trant van die van Diogenes die op het plein stond te masturberen onder het mom: iedereen doet het, dus waarom kan het niet ook hier? Met door dat raampje naar buiten te klimmen, schopte ik tegen de schenen van het systeem en zei ik: zo kan het ook, dus waarom niet? Wat heb jij allemaal uitgehaald, Tom?”

Hij spoot brandblusapparaten leeg in de turnzaal.

Waes: “Daar zat, vrees ik, niet veel filosofie achter. Ik dacht gewoon: eens kijken of-ie het doet, en toen stopte die niet meer.”

Willaert: “Haha. Dat is meer zoiets als het syndroom van het rode knopje waar je absoluut níét op mag drukken.”

Waes: “Zoiets moet je mij inderdaad niet zeggen (lacht).”

Tom, jij bent ook iemand die absoluut niet kan stilzitten. Als corona er geen stokje voor had gestoken, was je bij wijze van vakantie orka’s gaan fotograferen in Noorwegen.

Waes: “Klopt. De gast met wie ik daar onder ijsbergen heb gedoken, had me daarvoor uitgenodigd. Ik zag mezelf meteen op die boot op het juiste moment wachten en daarna langzaam in het water glijden. Ik weet dat ik daar ongelooflijk van zou genieten. Het gaat me vooral om de ontdekking: voor het eerst zo’n prachtige orka van dichtbij zien.”

Willaert: “Heb je de film Orca gezien? Daarbij vergeleken is Jaws niets. Ik lees liever over ontdekkingen. Ik heb net de complete serie dagboeken gekocht van de piraat William Dampier, die allemaal ontdekkingen heeft gedaan in de tijd van Darwin. Ik ben niet zo sportief en niet zo fysiek als jij, Tom. Ik ben wel open en wil ook wel buiten de grenzen stappen, maar op een andere manier.

“Wat ik bijvoorbeeld met mijn ex deed, was de goedkoopste georganiseerde reis boeken – volpension, alles erop en eraan, in Hurghada of zo, en dan: vluchten. Dat is moeilijk, hoor, want als de animatoren je zien, dan hang je. Dan moet je heel hard rennen en de eerste de beste autobus pakken naar Luxor, of zo. Dat durf ik wél. Maar ik ga geen bergen beklimmen. Daar zijn mijn knieën ook niet sterk genoeg voor. Ik hou ook helemaal niet van competitie. Ik had dat op school al. Ik kon vroeger heel hard lopen, maar zodra iemand tegen me zei: ‘En nu om het eerst’, dan stopte ik meteen met lopen – heel raar. Mijn zoon heeft dat ook. Is dat genetisch, denk je?”

Waes: “Dat is niet genetisch, je hebt dat gewoon overgedragen.”

Zoals jij de drang om te winnen van je vader hebt meegekregen. Hij was behalve ingenieur ook judoka en tijdens de familiebarbecue vochten jullie om te zien of je hem al kon verslaan.

Waes: “Ja, dat was zoals een stammenritueel. Heel symbolisch.”

Willaert: “Waarbij het roer wordt overgegeven. Mooi.”

Waes: “Het heeft lang geduurd voor ik van hem kon winnen, en toen het zover was, was het met pijn in mijn hart. Ik wist dat daarna het ritueel zich niet meer zou herhalen, dat ik afscheid moest nemen van iets waar ik vreselijk aan gehecht was.”

Jij zette de traditie voort. Heeft jouw zoon jou al verslagen?

Waes: “Ja. Maar tijdens de lockdown zijn we samen beginnen te fietsen en op de lange afstand voelde ik hem wegzakken – als oudere heb je meer fond, hè (lacht). ‘Verdomme pa,’ zei hij, ‘je bent 52 maar ik hou je niet bij.’ En nu belt hij steeds om weer te gaan fietsen en het nog eens te proberen. Dat doet goed. Nu ben ik hem toch nog niet helemaal kwijt.”

Je zit goed in je vel, hè. Heb je al je twijfels en onzekerheden bedwongen door de grootste uitdagingen aan te gaan, te voelen dat je alles de baas kon worden en daar de kracht uit te putten om verder te zoeken naar ‘je juiste plek’?

Waes: “Dat is een mooie analyse en heel waar.”

Jij, Wim, noemt jezelf juist lui. ‘Eigenlijk heb ik een makkelijk systeem gevonden om met weinig te doen heel goed te zijn’, zei je vorige keer.

Willaert: “Dat is waar. Ik heb tot nu toe altijd in mijn talent gehangen. Ik nam nooit een eigen initiatief. Vanwege die ADHD heb ik last van hyperfocus. De meeste mensen die een serie schrijven, werken aan één scène tegelijk. Ik kan die scène niet los zien van het geheel en schrijf, zeg maar, in de breedte. Als ik een idee had, probeerde ik daarom meestal anderen ervoor te enthousiasmeren en dan namen zij het over. Maar dankzij corona zit ik nu aan aflevering vijf van mijn eigen serie!”

Waarom lukt het nu ineens wel?

Willaert: “Ik heb iets overwonnen. Vroeger zeiden mijn guts zodra ik achter mijn bureau voor een wit blad zat: neeeeee! Omdat ik dan meteen werd teruggekatapulteerd naar mijn schooltijd en het rigide móéten van mijn vader, en dan lukte er niks meer. Ik heb nu een manier gevonden om te blijven zitten: ik zet de televisie aan, zet muziek op, leg een paar boeken open. Het is de stilte die me terugstuurt naar vroeger. Als ik veel prikkels om me heen voel, gebeurt dat niet en begin ik als een gek te schrijven.”

Maar in de breedte dus.

Willaert: “Ja, maar dat is, merk ik, helemaal niet erg. Op een gegeven moment beginnen alle personages en gebeurtenissen een eigen leven te leiden en valt alles – met een beetje hulp van mijn geweldige vriend Sebastien Dewaele – opeens op zijn plaats.”

Waes: “Het is zoals in de wetenschap eigenlijk: alles is er – ook onze plek – je moet de dingen alleen nog ontdekken.”

Willaert: “Nu hoor ik opeens mijn vader weer zeggen: ‘Alles heeft zijn plaats.’ Niet te doen. Dat hij nu toch nog gelijk krijgt (lacht).”

Undercover, Eén, zondag, 20.40 uur

© Humo