Direct naar artikelinhoud
Interview

Decaan Geneeskunde en Farmacie Dirk Devroey (VUB) is zeer bezorgd: ‘Het virus circuleert nu in scholen en sportclubs’

Dirk Devroey: 'De stijging van het aantal positieve gevallen valt niet alleen te verklaren door het stijgende aantal tests.'Beeld thomas nolf

Hij werkte tien jaar voor Sciensano, leidt de medische faculteit aan de VUB en staat als huisarts zelf met zijn voeten in de modder. Dirk Devroey waarschuwt: ‘Als de sneltrein vertrokken is, kun je die nog moeilijk tegenhouden.’

“Ik heb het zelf gehad”, zegt Dirk Devroey (56). “In maart, toen ik met mijn symptomen nog niet getest werd, want ik had geen koorts. Alleen veel spierpijn, het leek wel alsof ik aan beide kanten nierstenen had. Ik heb een week in bed gelegen, dan nog drie weken gehoest en was daarna nog twee weken kortademig. Nu ben ik weer de oude.”

Devroey staat als huisarts nog “met beide voeten in de modder”, zoals hij dat zelf noemt. Maar hij is ook decaan van de faculteit Geneeskunde en Farmacie aan de VUB, en werkte tien jaar voor Sciensano – van 1992 tot 2002. Als lid van de raad van bestuur van SKEPP, de Studiekring voor de Kritische Evaluatie van Pseudowetenschap en het Paranormale, strijdt hij mee tegen medische onzin en kwakzalverij.

Hoe schat u de toestand in?

Devroey: “Uit het hoge aantal positieve tests besluit ik dat het virus weer volop circuleert. In de praktijk merk ik dat het vooral circuleert in scholen en sportclubs.”

In scholen?

“Dat is wat we zien. Niet alleen in mijn praktijk, maar ook in die van mijn collega’s – ik ben voorzitter van de eerstelijnszone druivenstreek, van Zaventem tot Overijse. Hetzelfde in de sportclubs, zelfs als men de regels volgt. Zo raakt het virus binnen in de gezinnen, waar de andere leden van het gezin dan worden geïnfecteerd. Voor zover ik dat kan beoordelen, is het dát wat er nu onder meer aan de hand is.”

Hebben we de scholen te roekeloos geopend?

“Het onderwijs is belangrijk, dus dat moeten we koesteren. Ik pleit niet voor een nieuwe sluiting. Maar ik vind wel dat we beter moeten nadenken over de manier waarop we het vervoer van en naar de scholen organiseren: in bussen komen alle bubbels bij elkaar. En dé hamvraag blijft hoe we de kwetsbare, oudere bevolking kunnen beschermen.”

Volgens gezondheidseconoom Lieven Annemans zien we meer gevallen omdat we meer testen. Nog even voor alle duidelijkheid: klopt dat?

“Dat je meer positieve gevallen vindt als je meer test, is duidelijk. Daar twijfelt niemand aan. Maar statistici kunnen goed zien dat het probleem nu groter is dan dat. De stijging van het aantal positieve gevallen valt niet alleen te verklaren door het stijgende aantal tests. Dit zijn wiskundige vraagstukken, die wel enige expertise vergen.”

Dan trekken de medische experts terecht aan de alarmbel?

“Ja, ik denk dat de meeste experts het daarover wel eens zijn. Alleen collega Jean-Luc Gala, infectioloog aan de UCL, relativeert het probleem, hij begint Covid-19 opnieuw te vergelijken met de seizoensgriep. Maar ik denk dat ik wel mag zeggen dat geen enkele biostatisticus zal ontkennen dat het goed is om nu alarm te slaan.”

Dan is de onenigheid onder experts kleiner dan sommigen denken?

“Experts zijn het over veel oneens. Net zoals voetbalanalisten. Maar over de uitslag van de wedstrijd kan geen twijfel bestaan. Zo is er vandaag geen twijfel over de cijfers.”

Zitten we met hetzelfde probleem als eind februari, begin maart? Ook toen was er een sterke neiging om het probleem te onderschatten.

“In het begin hebben wij ons laten misleiden door de cijfers uit China. Die klopten niet. Daardoor hebben we veel te traag gereageerd. Pas toen we zagen wat er in Lombardije gebeurde, schoten we in actie. Het goede nieuws is dat wij nooit in de problemen zijn gekomen op onze afdelingen intensieve zorgen.”

Epidemioloog Luc Bonneux, die net zoals u lid is van SKEPP, vindt dat ze het in Zweden goed hebben aangepakt. Kunt u zich daarin vinden?

“Wij hebben daarover binnen SKEPP al veel gediscussieerd. De situaties in Zweden en België zijn niet vergelijkbaar. De kans op besmetting is op het Zweedse platteland veel kleiner. En ook de cultuur is er anders, vergeet dat niet. Tijdens de tien jaar dat ik voor Sciensano werkte, heb ik dat vaak gemerkt: de grens tussen het calvinistische noorden en het romaanse zuiden loopt dwars door ons land. Als je in Zweden of in Nederland aan de mensen vraagt om een bepaalde maatregel na te leven, dan doen ze dat.”

Hier niet. Mensen zijn de maatregelen beu.

“Helaas. Ik zag het onlangs in de metro en in het voetbalstadion: mensen dragen een mondmasker en trekken dat naar beneden als ze iets tegen elkaar willen zeggen. Wat natuurlijk net niet de bedoeling is. Terwijl er drie eenvoudige regels zijn die iedereen kan handhaven: hou afstand, draag als dat niet gaat een mondmasker en ontsmet uw handen. Dat is toch gemakkelijk uit te leggen. In Zweden wil de overheid alleen dat je afstand houdt. Maar de mensen dóén dat dan ook. Hier niet.”

Moeten we nóg meer testen?

“We moeten meer testen hebben die de besmettelijkheid meten. Nu wordt soms oud virus opgepikt bij een test – en is die persoon dus positief, maar niet meer besmettelijk. Ik hoop dat speekseltests veel preciezer en gevoeliger zullen zijn.”

Is de kans om aan Covid-19 te sterven ondertussen afgenomen, dankzij de ingrepen die men kan doen op intensieve zorgen?

“Moeilijke vraag. Het klopt dat men bloedverdunners en cortisone kan gebruiken. Maar er zijn al zo’n 60.000 studies over Covid-19 gepubliceerd en in kritische analyses lees ik dat je er daarvan maar een stuk of drie echt ernstig kunt nemen. Ik wil maar zeggen: er is al veel evidence of evidentie, maar die is niet altijd even robuust. Hetzelfde geldt voor mondmaskers: die zouden in de openlucht niet nuttig zijn. Wellicht niet als je elkaar maar even kruist, maar wat als je een kwartier met elkaar praat?”

Even terug naar de acute cijfers: heeft Brussel de plek van Antwerpen als de grote brandhaard ingenomen?

“Antwerpen en Brussel zitten nu ongeveer op hetzelfde niveau, met gemiddeld ruim 140 besmettingen per 100.000 inwoners per week. In Gent is dat de helft. De echt grote steden blijven dus de grote problemen. Maar in Brussel noteert men nu de hoogste cijfers ooit.”

Wat zou uw advies zijn aan de Nationale Veiligheidsraad, die woensdag opnieuw samenkomt?

“Vaardig maatregelen uit die gemakkelijk na te leven zijn. Maar zeg duidelijk dat het virus nog volop circuleert en dat we moeten uitkijken. Zeker wat ouderen en kwetsbare mensen betreft, moet men nadenken over verstandige maatregelen. Ik begrijp ook wel dat het niet prettig is om mensen in woon-zorgcentra die misschien nog maar twee jaar te leven hebben een paar maanden te isoleren, maar toch denk ik dat niemand in twijfel trekt dat die maatregel in maart echt noodzakelijk was.”

Wat kan men extra doen in woon-zorgcentra?

“Meer aandacht besteden aan ventilatie, zoals men dat in de scholen moet doen. En er is nog iets wat ik graag zou zien veranderen in woon-zorgcentra: de maatregelen die men neemt qua hygiëne. De protocols die bestaan in onze ziekenhuizen, zijn uitstekend. In veel van onze woon-zorgcentra moet men op dat vlak nog altijd een tandje bijsteken.”

Stel dat we geen fundamenteel andere dingen doen de komende weken. Wat staat ons dan te wachten?

“Dat is dus een vraag voor de statistici. Maar als je naar hun modellen kijkt, is het duidelijk: we gaan naar een besmettingspiek, en ook het aantal ziekenhuisopnames zal sterk toenemen. Die trend is aan het stijgen, op sommige plekken exponentieel. Daarna volgen de patiënten op intensieve zorgen. En als die sneltrein vertrokken is, kun je hem nog maar moeilijk tegenhouden. Dan duurt het opnieuw zes weken voor we de curve weer naar beneden kunnen duwen.”

Toch is het bij u persoonlijk goed afgelopen.

“Ik heb geluk gehad. We zien patiënten met ontstekingen in de bloedvaten en daardoor hart- en longschade. Ook beroertes. En nierschade. Er is nog veel wat we niet weten.”

Wanneer kunnen we hierop terugkijken en écht de balans opmaken?

“Over vijf jaar. Het is interessant dat verschillende landen verschillende maatregelen nemen. In 2025 kunnen we die met elkaar vergelijken.”