Direct naar artikelinhoud
InterviewRik Van de Walle & Ann Brusseel

‘Moeilijk om aan studenten te zeggen dat ze hun plezier een jaar moeten uitstellen’

Rik Van de Walle en Ann Brusseel houden afstand in de aula.Beeld Wouter Maeckelberghe

Hij is rector van een van de grootste universiteiten van het land, zij directeur van een van de kleinste hogescholen. Hoe kijken Rik Van de Walle (UGent) en Ann Brusseel (Erasmushogeschool Brussel) naar het nieuwe academiejaar? ‘Het is belangrijker om deel uit te maken van Horeca Vlaanderen dan van het hoger onderwijs om geholpen te worden.’

Uw beider instellingen startten op in code oranje. U besloot midden augustus al om dat te doen, mevrouw Brusseel. Waarom dan al?

Ann Brusseel: “Ik vond niet dat ik kon wachten tot twee weken voor het academiejaar begon. Je kan niet in twee dagen lessen voorbereiden en plannen voor een paar duizend studenten. Ook wilde ik mijn studenten en personeel na de stress van het ‘covidsemester’ stress besparen door ruim voor de start van het academiejaar duidelijkheid te scheppen.

“Maar vooral moest ik een keuze maken. Wij zijn een hogeschool. Wat maakt dat studenten voor ons kiezen? Dat ze dingen kunnen doen. Laat dat nu net het soort lessen zijn die je niet digitaal kan geven. En als je dat de studenten afneemt, neem je hun motivatie weg. Om dat te organiseren, moet ik wel ateliers, labo’s, filmstudio’s en repetitielokalen kunnen gebruiken. In code geel kon ik de randvoorwaarden voor die praktijklessen niet garanderen.” 

De UGent besliste enkele dagen voor de start van het academiejaar. Was dat niet te laat?

Rik Van de Walle: “Neen, ik vind van niet. Onze mindset was dat we zouden starten in code geel. De voorbije paar weken is de epidemie echter snel geëvolueerd in negatieve zin. Dus moeten we binnen onze werking alles doen wat kan om het gezondheidsrisico binnen de perken te houden.”

De belangrijkste vraag is: wat houdt dat in voor de studenten zelf?

Van de Walle: “In code geel was een bezetting van één op de twee met mondmasker en van één op de vijf zonder mondmasker mogelijk voor groepen van meer dan vijftig studenten. In code oranje is dat één op de vijf mét mondmasker. Voor kleinere groepen die bijvoorbeeld in een labo werken, blijft alles bij het oude.

“Overschakelen naar code oranje doen we uiteraard om de kans op besmetting van studenten en lesgevers te beperken. Maar minstens evenzeer om besmettingen buiten de UGent te verminderen. Ik ben niet zo bang voor het gecontamineerd raken van studenten an sich. Jonge mensen die verder gezond zijn, hoeven Covid-19 doorgaans niet te vrezen. Wanneer besmette studenten, professoren en medewerkers naar huis gaan en in contact komen met risicogroepen: dát is het gevaar.”

Rik Van de Walle en Ann Brusseel.Beeld Wouter Maeckelberghe

Is het als hogeschool gemakkelijker om in te spelen op zulke regels?

Brusseel: “Misschien wel, we hebben kleinere lesgroepen. Al zijn er ook wel zaken die moeilijker zijn: ik kan bijvoorbeeld niet alle studenten aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel samen laten oefenen in een orkest. Dat is een ramp. Die studenten moeten samen kunnen musiceren om volwaardig muzikant te worden. Maar bij blaasinstrumenten verspreiden partikels zich veel verder, dat is een risico.”

Van de Walle: “Ik denk dat de complexiteit om lessen coronaproof te laten doorgaan, niet zo verschillend is. Uiteraard hebben wij meer gebouwen en geld, maar het is niet zo dat wij meer marge hebben, net omdat we ook meer personeel en studenten hebben.”

Geen cantussen, fuiven... Zal er nog een normaal studentenleven mogelijk zijn?

Brusseel: “Neen. Ik zit daarmee in. Het is heel moeilijk om aan jonge mensen te zeggen dat ze hun plezier en emotionele behoeften een jaar moeten uitstellen. Al kun je niet verhinderen dat jongeren toch proberen een beetje hun goesting te doen. Wat je wel kan doen, is in gesprek gaan. Ik vraag de studentenraad en -verenigingen wat zij een goed alternatief vinden en hoe wij hen daarbij kunnen helpen. En ik vraag een aantal studenten met een goed bereik op sociale media om hun medestudenten te sensibiliseren en zich verantwoordelijk te gedragen.”

Van de Walle: “Dat heeft bij ons ook meegespeeld in de keuze om naar oranje te gaan. We doen dat om een aantal risicovolle activiteiten even niet meer mogelijk te maken. Maar je neemt die beslissing ook met de bedoeling om beter te kunnen garanderen dat een aantal zaken wel nog blijven kunnen. Cantussen of dopen kunnen niet, andere zaken wel. We gaan bijvoorbeeld onze gebouwen openstellen om na afloop van de lessen of op zaterdag toch op een veilige manier studentenactiviteiten te laten plaatsvinden.”

Ann Brusseel en Rik Van de Walle.Beeld Wouter Maeckelberghe

U noemt dopen. Wat denkt u van de oproep van uw Leuvense collega Luc Sels (KU Leuven) om die activiteit te herdenken?

Van de Walle: “U verwijst impliciet naar de Reuzegom-affaire, ik zal ze maar bij naam noemen. Hoe erg ik die ook vind, ik zou het jammer vinden mocht de conclusie zijn dat dopen niet meer kunnen. Ik vind een doop au fond een zeer mooi ritueel waarbij iemand opgenomen wordt in een groep. Machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag hebben daar in wezen niets mee te maken.

“Waarom werd dan toch beslist om in het eerste semester dopen te verbieden? Mocht het van de stad Gent of de UGent alleen hebben afgehangen, dan zouden we het misschien wel toegelaten hebben. Al begrijp ik zeer goed dat het risico dan groot was geweest dat iedereen naar hier zou zijn gekomen om dopen te organiseren.”

Kan je tegengaan dat studenten toch een kotfeest met meer dan zes mensen organiseren?

Brusseel: “Neen. Garanderen dat ze zich zullen amuseren, kan je eigenlijk ook niet. Het is wat het is. Daarom spreek ik zoveel mogelijk met de studentenvertegenwoordigers. Ik leg hen goed uit waarom we bepaalde zaken wel of niet doen: om niet terug in lockdown te moeten gaan.

“Maar dan zou ik ook graag hebben dat de overheden eens duidelijk communiceren. Want uiteindelijk nemen heel veel ouders en jongeren het nieuws nog steeds als eerste referentiepunt. Als dat niet helder is, krijg je nog heel veel vragen.”

Gebeurt dat nu niet?

Brusseel: “Ik vind dat het nu toch te weinig gebeurt.”

Van de Walle: “Ik vind niet dat ze te weinig communiceren, maar de betekenis van wat men communiceert is niet altijd duidelijk. Men communiceert heel wat cijfers, maar wat wil men ermee zeggen en wat kan je eruit concluderen? Ik pleit voor meer toegang tot relevante data en helderder duiding.”

Brusseel: “Dat vind ik maar een deel van het verhaal. Die cijfers zijn belangrijk, maar er moet ook logica zitten in beleidsbeslissingen. De cafés mogen open en huwelijksfeesten mogen doorgaan, maar andere zaken kunnen niet? Dat snappen mensen niet. Zo riskeer je dat ze de maatregelen niet ernstig nemen en verlies je draagkracht.

“Ik zie hetzelfde in het toekennen van budgettaire hulp. Ik stoor er mij eigenlijk wel aan dat bepaalde sectoren wel gehoord worden en anderen niet. Het is veel belangrijker om deel uit te maken van Horeca Vlaanderen of de tuinbouwsector dan het hoger onderwijs of de cultuursector om geholpen te worden. Ik heb tien dagen lang moeten mailen en bellen om te bekomen dat mijn studenten die thuis geen eigen kamer of pc hebben, naar de campus mochten komen om te studeren onder de meest strikte veiligheidsmaatregelen. Maar de tuincentra waren wel al weken open.

“Misschien is dat doordat ik het nu echt vanuit mijn perspectief bekijk, maar onze kleine hogeschool waarop al jaren bespaard wordt...

Van de Walle: (onderbreekt) “Je had ons meer geld moeten geven toen je in het parlement zat, Ann.” (lacht) (Brusseel was van 2009 tot 2018 Vlaams Parlementslid voor Open Vld, red.)

Brusseel: “Ik heb mijn best gedaan. (glimlacht) Als kleine hogeschool zit ik al aan een half miljoen euro extra kosten. Toch krijgen we geen extra hulp. Dat stoort mij.”

Hoe kijkt u daar als gewezen Vlaams Parlementslid naar?

Brusseel: “Dan weet ik weer heel goed waarom ik gestopt ben met politiek. Ik werd daar echt moedeloos van.”

Van de Walle: “Mag ik een stoute opmerking maken? Dat iemand die jong en gedreven is als Ann dat zegt na een politieke carrière, is heel erg. De politiek heeft net zulke mensen nodig, maar geldt steeds meer als een onaantrekkelijke omgeving. Je moet bij wijze van spreken gek zijn om daarin te stappen.”

De laatste paar dagen ontstond de indruk dat wetenschappers en politici lijnrecht tegenover elkaar stonden. Wat vinden jullie daarvan als hoofd van kenniscentra?

Van de Walle: “Al vroeg in de coronacrisis werd dat beeld gecreëerd. Volgens mij ten onrechte. Natuurlijk waren er wetenschappers die kritiek gaven op politici, maar in de dynamiek van het beheersen van de crisis speelde dat niet. Recent werd de expertengroep GEES de facto stopgezet en vervangen door een nieuw samengestelde Celeval. Of je daar nu voor of tegen was, je kan niet ontkennen dat de stem van de wetenschap in Celeval sterk gereduceerd is tegenover de GEES. Dat is jammer.”

Brusseel: “Dat baart mij ook zorgen.”

Van de Walle: “Ik vind het een goede zaak dat experten uit diverse disciplines opgenomen werden in Celeval. Maar je kan er niet omheen dat de stem van de wetenschap globaal genomen beperkt werd. Dat is een verkeerde keuze.

“Wat ik ook betreur, is dat we niets mogen vernemen over de manier waarop Celeval werkt. Daar zou meer openheid over moeten zijn, zodat mensen wat daar gebeurt kunnen becommentariëren. Men zou commentaar en zelfs kritiek moeten omarmen, in plaats van er bang voor te zijn.”

Brusseel: “Er moet inderdaad meer openheid zijn. Al mag die openheid niet resulteren in openlijk ruziemaken. Er moet ook verbondenheid zijn, tonen dat je samen dezelfde belangen nastreeft, namelijk het welzijn van de bevolking. Er zijn soms kansen gemist om politici en wetenschappers samen te laten communiceren.”

Dat wetenschappers kritiek hebben na een persconferentie van de Nationale Veiligheidsraad, vindt u dan niet goed?

Brusseel: “Daar wordt gepeuterd naar meningsverschillen zodat politici tegenover wetenschappers geframed kunnen worden. Ik vind dat men te weinig nadenkt over hoe men de boodschap helder wil aanbrengen. In onze hogeschool tonen we de studenten net dat we een hecht team zijn dat samen zoekt naar oplossingen. Dat geeft mensen veel meer zekerheid.”

Van de Walle: “Ik vind het eigenlijk helemaal niet vreemd dat verschillende meningen met elkaar clashen bij het opstellen van een advies voor de Veiligheidsraad. Zo werkt wetenschap en kennisverwerving nu eenmaal. Na een besluit is het aan de beslissingnemers om die helder en unisono uit te dragen. Dat experten erop wijzen dat er verschillende meningen waren, vind ik an sich niet verkeerd. Achteraf doen alsof er maar één mening kon zijn, vind ik zelfs gevaarlijk.”

Brusseel: “Dat is niet wat ik bedoel. Ik vind gewoon dat men soms beter moet aangeven waarom men tot een bepaalde beslissing is gekomen.”

In dit debat worden rectoren en professoren van universiteiten vaak gehoord. Hogescholen veel minder. Stoort u dat, mevrouw Brusseel?

Brusseel: “Ik merk wel dat hogescholen veel minder aan bod kwamen in bijvoorbeeld de televisiejournaals als het over het hoger onderwijs ging. Dat is jammer, want het gaat over heel wat studenten. Zo lijkt het alsof het tweede-keus-onderwijs is dat er minder toe doet.

“Anderzijds hebben wij ook gewoon geen virologen. Dus dat is logisch. We hebben wel infrastructuur voor het ontwikkelen en testen van vaccins en die gebruikt de overheid. Het is dus niet dat we volledig gepasseerd zijn.”

We hebben het haast alleen over corona gehad. Is er nog ruimte om andere beleidsaccenten te leggen?

Brusseel: “Er is zeker nog ruimte. Ik snij in mijn openingsrede dit jaar bijvoorbeeld het thema diversiteit aan, waarbij ik inspeel op de Black Lives Matter-beweging en de discussie die er is geweest rond kolonisatie. We hebben die boodschap gehoord, nu is het aan ons om aan de slag te gaan.”

Van de Walle: “We hebben de afgelopen drie jaar de loopbanen van professoren drastisch hertekend. Er is ons in precoronatijden expliciet gevraagd om dat ook voor andere personeelscategorieën te organiseren. Daar gaan we nu mee aan de slag.

“Het is belangrijk dat we onszelf verplichten om zulke beleidslijnen open te houden. Want ik moet echt opletten dat niet elk gesprek over corona gaat, of er via zij- en omwegen naartoe leidt.”

Rik Van de Walle en Ann Brusseel.Beeld Wouter Maeckelberghe

Rik Van de Walle (50)

- Studeert in 1994 af aan de UGent als burgerlijk ingenieur, haalt er in 1998 zijn doctoraat.

- Wordt na een kort verblijf aan de Universiteit van Arizona in 2001 voltijds docent aan zijn alma mater en klimt er op tot gewoon hoogleraar (2010).

- Is tussen 2008 en 2012 lid van de raad van bestuur van de UGent en tussen 2012 en 2017 decaan van de faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur

- Wint in september 2017 de woelige rectorverkiezingen met Mieke Van Herreweghe als vicerector

Ann Brusseel (44)

- Behaalt in 1999 een licentiaat Taal- en Letterkunde Latijn en Grieks aan de VUB.

- Geeft tussen 1998 en 2003 les in het Gemeenschapsonderwijs in Vilvoorde en combineert dat met een job als praktijkassistente Grieks aan de VUB.

- Werkt vervolgens als beëdigd vertaler voor het gerecht in Bologna en als vertaler voor buitenlandminister Karel De Gucht en als analist voor het crisiscentrum Buitenlandse Zaken.

- Was tussen 2009 en 2018 Vlaams volksvertegenwoordiger en deelstaatsenator voor Open Vld.

- Verlaat in 2018 de politiek om directeur van de Erasmushogeschool Brussel te worden, waartoe ook het RITCS en het Koninklijk Conservatorium van Brussel behoren.