Heeft de nieuwe financiering van de gehandicaptenzorg het leven van mensen met een beperking verbeterd?

In 2017 hervormde de Vlaamse regering de financiering van de gehandicaptenzorg. Ze kwam daarmee tegemoet aan de jarenlange eisen van de mensen met een handicap zelf. De persoonsvolgende financiering maakte een einde aan de subsidiëring van gehandicaptenvoorzieningen. Voortaan kregen personen met een beperking zelf een budget in handen waarmee ze hun zorg kunnen organiseren. In theorie toch. Want in de praktijk staat de wachtlijst in de weg. En hoe zit het met die eigen regie en die flexibiliteit die de persoonsvolgende financiering beloofde? 

analyse
Goedele Devroy
Wetstraatjournalist Pano "Wachten op zorg"

Met een persoonsvolgend budget kan je zowel een  plaats in een voorziening betalen als thuiszorg en assistentie in je eigen omgeving.  Mensen met een beperking kunnen dus keuzes maken. De persoonsvolgende financiering geeft hen meer autonomie, meer vrijheid en meer kans op inclusie: deel blijven uitmaken van de gewone samenleving. Het systeem is ook flexibeler omdat je kan overschakelen van thuiszorg naar voorziening en omgekeerd of een combinatie van beide maken. Je kan naar eigen goeddunken van zorgaanbieder veranderen. Dat kon vroeger allemaal niet. 

Positief is ook dat de persoonsvolgende financiering vrije baan geeft aan nieuwe zorginitiatieven, naast de klassieke voorzieningen. De jongste 3 jaar schieten kleinschalige commerciële voorzieningen zoals Villavip, de Toontjeshuizen en de Thomashuizen als paddenstoelen uit de grond in Vlaanderen. Deze huizen die een 10-tal personen met een mentale en/of fysieke beperking opvangen worden meestal geleid door een zorgkoppel en proberen zo een gezinssituatie te benaderen. De commercialisering deed zo na de ouderenzorg ook in de gehandicaptenzorg z’n intrede. 

Ook ouderinitiatieven zoals vzw Bijs zijn een positief gevolg van de persoonsvolgende financiering

Ook ouderinitiatieven, voorzieningen opgericht en geleid door ouders van mensen met een mentale of fysieke beperking, zijn sinds de invoering van de persoonsvolgende financiering in opmars. Ouders leggen de persoonsvolgende budgetten van hun kinderen samen en nemen er samen personeel mee in dienst. Ze hebben zo meer inspraak dan in een klassieke voorziening. 

De wachtlijsten groeien

Allemaal positief dus, maar de wachtlijsten voor een persoonsvolgend budget blijven intussen wel elk jaar groeien. Die wachtlijsten zijn niet veroorzaakt door de persoonsvolgende financiering, ze waren er vroeger ook al. Ze groeien omdat de Vlaamse overheid maar een beperkt budget uittrekt voor gehandicaptenzorg  (1,8 miljard euro in 2020),  terwijl mensen met een beperking, net zoals alle mensen, steeds langer leven en er elk jaar ook meer mensen met een beperking bijkomen. 

De onderfinanciering leidt ertoe dat mensen jarenlang moeten wachten op het persoonsvolgend budget waarop ze recht hebben. 

Die onderfinanciering leidt ertoe dat mensen jarenlang moeten wachten op het persoonsvolgend budget waar ze recht op hebben. De wachttijden lopen nu al op tot 20 jaar en zullen de komende jaren alleen maar langer worden. Door die wachtlijsten moeten mantelzorgers (meestal ouders, broers en zussen) gratis voor hun naaste met een beperking blijven zorgen, ook al kunnen ze die zorg niet meer aan. 

Omdat er zo weinig geld is om persoonsvolgende budgetten uit te keren gaat bijna al het geld dat er is naar noodsituaties: mensen die plots zonder mantelzorg vallen omdat hun ouders bv. overlijden of zelf zwaar hulpbehoevend worden. Zij krijgen (gelukkig) snel een budget. Maar mensen met een beperking die wel nog gezonde mantelzorgers hebben blijven daardoor op de wachtlijst staan. Hun mantelzorgers krijgen ook geen perspectief over hoe lang ze de zorg nog moeten volhouden. De overheid kan hen zelfs bij benadering niet zeggen hoe lang ze nog op de wachtlijst zullen staan. Ze voelen zich daardoor vaak heel erg aan hun lot overgelaten. 

Niet flexibel

Door de lange wachttijden is het systeem van persoonsvolgende financiering in de praktijk ook niet erg flexibel. Wanneer een persoon met een beperking plots meer zorg en dus een groter budget nodig heeft omdat zijn gezondheid of die van zijn mantelzorgers achteruit gaat, dan komt hij opnieuw op de wachtlijst terecht. Vragen naar een groter budget krijgen bovendien over het algemeen de laagste prioriteit, omdat de overheid zoveel mogelijk mensen een budget wil geven. Wie meer nodig heeft, moet dus achteraan aanschuiven. De schaarse middelen worden over zoveel mogelijk mensen verdeeld. Mantelzorgers worden zo verplicht om jarenlang over hun grenzen te gaan. Vroeger was dat niet zo. Wie een plaats in een voorziening had, kreeg snel en flexibel meer zorg wanneer hij dat nodig had. 

Besparen

Om zoveel mogelijk mensen een persoonsvolgend budget te geven, bespaart de Vlaamse regering ook op de persoonsvolgende budgetten (46 miljoen in deze regeerperiode). Zo heeft ze nieuwe budgetcategorieën ingevoerd die over het algemeen iets lager zijn. De regering verlaagt ook de organisatiegebonden kosten die voorzieningen krijgen met 5 procent. Volgens Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) zijn dat besparingen op structuren, niet op de zorg zelf. De voorzieningen spreken dat tegen: minder personeel is altijd minder zorg. De regering wil ook de beheerskosten voor wie zelf assistenten in dienst heeft verlagen. Ook die besparing leidt tot minder uren assistentie en dus tot minder zorg. 

De schaarse middelen worden over zoveel mogelijk mensen verdeeld. Dat bedreigt de kwaliteit van de zorg. 

Door de wachtlijsten moeten voorzieningen ook steeds meer gratis zorg leveren. Stel dat een persoon met een beperking een budget heeft voor 5 dagen op 7.  In het weekend is hij thuis bij zijn ouders. Maar de ouders krijgen zelf  gezondheidsproblemen en kunnen de weekendzorg niet meer aan. Ze dienen een aanvraag in voor een groter budget en komen op de wachtlijst terecht. De voorziening wil de mensen niet in de steek laten en geeft de persoon met een handicap toch 7 dagen op 7 zorg, zonder dat ze daar budget voor krijgt.  Voorzieningen leveren zo heel veel gratis zorg. Hetzelfde personeel moet voor meer mensen zorgen. Daardoor daalt de zorgkwaliteit voor alle bewoners. 

Ouderinitiatieven leveren ook heel wat gratis zorg. Zij nemen uit solidariteit vaak mensen op die nog helemaal geen budget hebben, iets wat klassieke voorzieningen en commerciële initiatieven niet doen. Daardoor hebben ze niet genoeg geld om het nodige personeel te betalen en zijn ze voor hun werking totaal afhankelijk van giften, serviceclubs en benefieten. Dat mensen voor basiszorg afhankelijk zijn van liefdadigheid is niet goed te praten. 

Complex

Naast de onderfinanciering is ook de complexiteit van het systeem een probleem. Een persoonsvolgend budget aanvragen is zo ingewikkeld dat de Vlaamse overheid heel wat diensten heeft moeten oprichten om mensen wegwijs te maken in het administratieve doolhof. Dat is geld dat weggehaald wordt bij de zorg zelf. De procedure om een goedkeuring te krijgen voor een budget en dus op de wachtlijst te raken duurt gemiddeld al 8 maanden en kost de overheid veel geld. 

Conclusie

De persoonsvolgende financiering is op zichzelf een zeer goed systeem dat mensen met een handicap veel meer autonomie geeft, maar omdat de overheid veel te weinig geld uittrekt voor gehandicaptenzorg blijven steeds meer mensen in de kou staan. Het verdelen van de schaarse middelen over zoveel mogelijk mensen dreigt ook de zorgkwaliteit voor alle personen met een handicap te doen dalen. 

Correctiefase 2

Bij de overgang naar de persoonsvolgende financiering in 2017 kregen mensen die al in een voorziening zaten een budget toegewezen op basis van de vroegere subsidies van die voorziening. Sommige voorzieningen kregen meer subsidies dan andere. Na 2017 kregen mensen met dezelfde zorgnood dus niet hetzelfde budget. Die ongelijkheid wordt tussen 2020 en 2027 geleidelijk weggewerkt. Dat is correctiefase 2.

44 procent van de mensen ziet z’n budget de komende jaren stijgen, maar bij 53 procent zal het dalen, soms met meer dan 40 procent.  Dat veroorzaakt heel wat paniek en rechtszaken. Wie z’n budget ziet dalen krijgt zorggarantie (de garantie dat hij dezelfde zorg zal blijven krijgen) op voorwaarde dat hij niet van zorgaanbieder verandert.

Veel mensen kunnen hun zorgaanbieder dus niet meer verlaten omdat ze bij een andere zorgaanbieder met hun plots veel lagere budget minder zorg zouden krijgen. De eigen regie en de flexibiliteit die de persoonsvolgende financiering beloofde, blijft voor hen dus dode letter. Veel voorzieningen (in het bijzonder de dagcentra) moeten dezelfde zorg blijven leveren met veel minder geld en dus veel minder personeel. 

Meest gelezen