Direct naar artikelinhoud
Analyse

Corona maakt ons minder ernstig ziek. Een bijeffect van het mondmasker?

Corona maakt ons minder ernstig ziek. Een bijeffect van het mondmasker?
Beeld Getty Images

De coronamaatregelen hebben een onvoorzien bijeffect, vermoeden sommige wetenschappers: ze houden zoveel virusdeeltjes tegen, dat ook de ziekte minder erg wordt. Zijn mondmaskers soms een primitieve vorm van inenting?

Afgelopen dienst had hij er weer een, vertelt spoedarts Pol Stuart. Een jongeman, halverwege de dertig nog maar, fit en niet te zwaar of chronisch ziek. Maar nu werd hij happend naar adem binnengebracht, in het Franciscus-ziekenhuis in Rotterdam. “Hij was echt snoeiziek”, zegt Stuart, aan de telefoon. “Zo’n meneer gaat heel snel naar de ic.”

Toch valt hem ook iets op. Gelukkig, vertelt hij, ziet hij zwaar zieke mensen zoals de onfortuinlijke dertiger tegenwoordig veel minder vaak dan afgelopen lente, tijdens de eerste coronagolf. “Het gevoel is echt dat de mensen over het algemeen minder ziek zijn. En dat horen we van collega’s elders in het land ook”, vertelt Stuart.

Misschien komt het wel gewoon omdat mensen alerter zijn en eerder naar het ziekenhuis komen, oppert hij. Of misschien moet het ergste gewoon nog komen: het aantal patiënten neemt immers nog steeds snel toe. Maar achter de schermen, in de vakbladen en op de besprekingen, spelen wetenschappers ook met een heel andere verklaring.

Wie weet, zo zingt het steeds nadrukkelijker rond, worden we minder ziek omdat patiënten simpelweg minder virus binnenkrijgen. Omdat we afstand houden. Spatschermen hebben. In de elleboog hoesten. Vaker buiten gaan staan, met wat afstand ertussen, in plaats van dat we in een overvolle kroeg urenlang van dichtbij in elkaars gezicht staan te schreeuwen.

Lagere infectiedosis

“Dit is nu een zeer actuele discussie aan het worden”, zegt hoogleraar klinische virologie Louis Kroes (Leids Universitair Medisch Centrum). “De gemiddeld lagere infectiedosis is naar mijn idee echt een van de redenen waarom we de klinische ernst van de infectie zien verminderen.” Want er zijn geen aanwijzingen dat het virus zelf minder schadelijk is geworden, zegt viroloog Bart Haagmans (Erasmus MC). “En het patroon is opvallend. In Spanje en Frankrijk neemt het aantal besmettingen al langer toe, en ook daar zie je minder mensen op de ic’s.’

Dat zou nogal wat betekenen. Zo zouden, om maar iets te noemen, al die hinderlijke coronamaatregelen wel degelijk van groot belang zijn, ook en misschien wel juist nu het aantal besmettingen oploopt en we tot onze enkels in de tweede golf staan. De knuffelverboden, anderhalvemeterregels en kassaschermen zouden behalve een preventiemiddel vooral ook een medicijn zijn: mocht u het virus tóch oplopen, dan wordt u in elk geval minder ziek.

Bovendien zou het belang van mondmaskers in het openbaar weleens veel groter kunnen zijn dan gedacht, betoogt de Amerikaanse hoogleraar epidemiologie Monica Gandhi in een spraakmakend artikel in vakblad New England Journal of Medicine. Mondmaskers houden immers een deel van de virusdeeltjes tegen. Met als gevolg dat de drager minder ziek wordt.

Dát de hoeveelheid virus uitmaakt voor hoe ziek we worden, is bekend van andere luchtwegvirussen, vertelt hoogleraar microbiologie Willem van Schaik, aan de telefoon vanuit Birmingham, waar hij werkt. Een paar jaar geleden gingen Amerikaanse grieponderzoekers ertoe over om vijftig moedige vrijwilligers met een neusspray steeds grotere doses griepvirus toe te dienen: hoe meer virus, des te zieker men werd.

En voor het nieuwe coronavirus geldt dat wellicht ook. Neem een wonderlijk experiment dat wetenschappers van de Universiteit van Hongkong afgelopen lente uitvoerden met 51 goudhamsters. Ze spanden een doek voor hun kooi, alsof de dieren een reuzenmondmasker op hadden, en bliezen vervolgens met een ventilator coronavirus naar ze toe. Conclusie: met een ‘mondmasker’ op werden de dieren minder ziek.

“Het lijkt me aannemelijk dat je ook bij mensen een verband zult zien tussen blootstelling aan het virus en de ernst van de symptomen”, zegt Van Schaik. “Het probleem is alleen dat we het niet helemaal zeker weten. We mogen dit virus nu eenmaal niet experimenteel aan mensen toedienen.”

Natuurlijke experimenten

Wat er nog het meest in de buurt komt, zegt Kroes, zijn natuurlijke experimenten, situaties waarin mensen per ongeluk worden blootgesteld aan grote hoeveelheden virus. Zoals zorgmedewerkers. “Werkelijk schokkend was de hoge sterfte onder Noord-Italiaanse artsen begin maart”, zegt Kroes. “Je zag veel ernstige gevallen van longontsteking, juist bij deze mensen die zonder veel bescherming ernstige patiënten zagen. Ook in China zijn veel pioniers onder de artsen gestorven.”

Monica Gandhi wijst in een e-mail desgevraagd op een intrigerende ontdekking in Zwitserland, bij drie compagnieën soldaten. In maart, aan het begin van de epidemie, brak bij twee compagnieën corona uit. Ruim de helft van de in totaal 354 manschappen raakte besmet, en 102 soldaten werden ook echt ziek. Een maand later, toen men in alle kazernes een strikte afstandsregel van twee meter had ingevoerd, brak bij compagnie nummer drie corona uit. Dat leverde niet alleen minder besmettingen op, maar ook minder ziekte: van de 88 geteste soldaten bleken er 13 positief, en echt ziek werd niemand. “Zo zie je, afstand houden vermindert de hoeveelheid virus óók”, stelt Gandhi.

Niet dat de zaak daarmee is beklonken. Zo zijn er ook andere verklaringen waarom patiënten tegenwoordig gemiddeld minder ziek worden. Kroes hanteert daarvoor een vast rijtje: we beschermen kwetsbare mensen tegenwoordig beter dan eerst, een deel van de meest kwetsbaren is al overleden, en bovendien is de behandeling tegenwoordig beter dan tijdens ziektegolf nummer één.

Of het komt door de leeftijd. In Texas vergeleken artsen 774 ziekenhuispatiënten uit de eerste golf met 2.130 coronapatiënten van recentere datum. De ‘tweedegolvers’ lagen gemiddeld tweeënhalve dag korter in het ziekenhuis, en gingen half zo vaak dood. Maar ze waren dan ook wel gemiddeld haast drie jaar jonger, en hadden minder kwalen zoals hoge bloeddruk en obesitas. “Intuïtief denk ik dat we vooral minder patiënten op de ic’s zien omdat ze in deze fase over het algemeen wat jonger zijn”, zegt Van Schaik.

Gandhi is echter overtuigd van haar zaak. Zo wijst ze erop dat het aantal ‘asymptomatische’ patiënten lijkt toe te nemen: mensen, die blijkens de coronatest wel degelijk veel virusdeeltjes in hun keel aanmaken, maar niet ziek worden. “Het aantal mensen met een asymptomatische infectie werd in juli nog geschat op zo’n 40 procent. Maar in omstandigheden waar mensen op grote schaal mondmasker dragen, kan dat oplopen tot wel 80 procent.”

Cruiseschip

Haar favoriete voorbeeld is dat van een Argentijns cruiseschip, dat eind maart met 217 mensen aan boord koers zette naar Antarctica. Onderweg bleek een van de reizigers besmet met het coronavirus. Alle opvarenden gingen zo goed als dat kon in quarantaine, de bemanning deelde mondmaskers uit, en bij terugkomst werd iedereen aan boord getest.

Het resultaat was opvallend: liefst 128 opvarenden bleken besmet, en toch hadden maar 24 mensen symptomen, van wie er vier naar het ziekenhuis moesten. Ziedaar het effect van mondmaskers en andere maatregelen, stelt Gandhi: kennelijk kreeg men zo weinig virus binnen, dat liefst acht op de tien mensen die besmet raakten niet eens ziek werd.

Zie mondmaskers gerust als ‘variolatie’, een primitieve vorm van inenting, betoogt ze zelfs. Er zijn immers aanwijzingen dat ook wie nauwelijks ziek is geweest, vaak tóch immuniteit tegen het virus opbouwt. “Zo kan het dragen van maskers een vorm van variolatie worden die immuniteit opwekt en de verspreiding van het virus vertraagt, terwijl we in afwachting zijn van een vaccin”, aldus Gandhi.

Cruiseschip
Beeld BELGA

Niet de ziekte, wel de immuniteit: wat wil een mens nog meer? “Een enorm interessante hypothese, en theoretisch zit er echt wel wat in”, zegt Marjolein van Egmond, hoogleraar immunologie aan het Amsterdam UMC. Het is alleen de vraag of het in de praktijk wel zo makkelijk werkt: “We weten helemaal niet hoelang zo’n bescherming duurt. Stel dat het je maar een jaartje beschermt en je gaat er te veel op vertrouwen, gaan we elkaar dan over een jaar weer besmetten?”

Wat werkt voor de een, hoeft niet te werken voor de ander, zegt Haagmans. Bekend is immers dat virusinfecties een drempelwaarde hebben: stop steeds meer virusdeeltjes in de neus van een proefdier, en pas boven een bepaalde dosis komen de symptomen, als het immuunsysteem het niet meer kan bolwerken.

En zulke drempelwaardes kunnen verschillen per persoon en, in elk geval bij proefdieren, zelfs per orgaan: de keel wordt ziek, maar de longen houden stand. “Zelfs bij de gewone griep begrijpen we nog niet eens precies welke factoren de uitkomst bepalen”, zegt Haagmans. “Laat staan voor dit nieuwe virus, dat we nog maar net kennen.”

Zoals de onfortuinlijke dertiger die bij Pol Stuart werd binnengebracht. De patiënt ligt nog aan de beademing, vertelt Stuart, drie dagen later. “Er zitten altijd mensen tussen die heel ziek worden”, zegt Stuart. “Om redenen, die je gewoon niet goed begrijpt.”

Worden coronapatiënten echt wel minder ziek?

De gemiddelde ligduur van een coronapatiënt op de intensive care in Nederland was in juli en augustus 14 dagen, tegenover 21 in maart en april, meldde de Nederlandse intensivistenstichting Nice in oktober. En volgens een ruwe steekproef van de Nederlandse Intensivisten Vereniging onder spoedeisendehulp-artsen, stromen patiënten minder vaak door naar de intensive care, en is de gemiddelde opnameduur gedaald van 11 naar 7 dagen.

Goed nieuws, zo lijkt het. Maar met het kleuren van de blaadjes, wordt het steeds onzekerder of die cijfers wel standhouden, of gewoon tijdelijk bijeffect waren van een rustige zomer. Zo signaleerde ic-hoofd Hans van der Hoeve van het Radboud UMC vorige week dat patiënten haast weer net zo lang op de intensive care liggen als eerst. Het scheelt hooguit nog maar een paar dagen, zei hij tegen De Gelderlander.

Of neem de ziekenhuiscijfers. Zeker: in het begin van de uitbraak, in april en mei, lag tot wel de helft van alle coronapatiënten in het ziekenhuis op de intensive care. Daarna slonk dat aantal, tot rond de 20 procent ic-patiënten afgelopen zomer. Daar ligt het nog steeds: inderdaad lager dan tijdens de eerste golf, maar de daling zet ook niet verder door.

Intussen steeg het aantal patiënten in een ‘gewoon’ ziekenhuisbed de afgelopen maand van ongeveer 100 naar ruim 800 deze week. Het aantal bezette ic-plekken ging in diezelfde periode omhoog van rond de 35 begin september tot ruim 200 nu. Van een afstandje bezien lijkt dat een teken dat de ic-bezetting minder snel oploopt dan de bezetting van gewone ziekenhuisbedden. Maar het is nog te vroeg om te kunnen zeggen of die ontwikkeling doorzet, of toch gezichtsbedrog is.