Direct naar artikelinhoud
InterviewDavid Goodhart

‘We hebben een overproductie van elite’: David Goodhart wil meer respect voor de kleine man

David Goodhart.Beeld BELGAIMAGE

Volgens journalist David Goodhart (64) wordt er te veel waarde gehecht aan intelligentie en is handenarbeid ondergewaardeerd. Maar kun je status wel herverdelen?

David Goodhart is nog maar nauwelijks in Zoom-formaat op het beeldscherm verschenen of hij vertelt over het refrein in zijn werk: “De sympathie voor de kleine man, die met zijn opvattingen en waarden in de verdrukking raakt ten opzichte van de hoogopgeleide elite. Die laatste domineert de economie, de politiek en de instellingen, en vindt dat iedereen moet zijn zoals zij.”

Drie jaar geleden had hij met zijn boek The Road to Somewhere een bescheiden bestseller in het Verenigd Koninkrijk. Goodhart is journalist, richtte het linkse tijdschrift Prospect op, en raakte bij Labour in ongenade toen hij kritiek had op de massale immigratie in Groot-Brittannië.

En nu heeft hij een nieuw boek, Head, Hand, Heart – ondertitel: ‘Waarom intelligentie wordt overgewaardeerd, handarbeiders ertoe doen en de zorg meer respect verdient’. Het is een uitwerking van zijn kritiek op een samenleving waarin een diploma de toets is voor succes of mislukken. Achter Goodhart is een goedgevulde boekenkast in beeld, waaruit hij om zijn woorden kracht bij te zetten nu en dan een boek over meritocratie pakt. 

Het aantal recente titels over de dominantie van de hogeropgeleiden is niet bij te houden. Waar komt de populariteit van de meritocratiekritiek de laatste jaren vandaan?

David Goodhart: “De term ‘meritocratie’ is in 1958 door de socioloog Michael Young bedacht. Hij was een egalitaire socialist, en placht te zeggen dat hij niet van gelijke kansen hield omdat daardoor juist de kans op ongelijkheid toenam. In de jaren negentig zat links verlegen om een nieuw verhaal. Hier in het Verenigd Koninkrijk had je New Labour, dat zijn ideologisch heil zocht in minderheden, immigratie, feminisme en homoseksualiteit. 

“Een ander nieuw verhaal was: wij zijn meritocraten. Wij zijn tegen nepotisme en tegen overgeërfde privileges, en voor de beste mensen op de juiste plaats. Op grond van hun eigen prestatie. Meritocratie werd dus het tegendeel van wat de oorspronkelijke bedenker erbij dacht: geen slecht maar een goed idee, en een kwestie van gezond verstand, want iedereen dacht er zo over. Nu zijn we terug bij Michael Young: het blijkt niet zo te werken.”

Waarom duurde het zo lang tot het besef indaalde dat onderwijs niet de sleutel was voor gelijkheid?

“Een reden waarom meritocratie ook in de politiek populair werd, was dat iedereen voor zijn status examen moest doen. En dat was overduidelijk eerlijk. Dertig jaar later zijn gematigd linkse mensen teleurgesteld in meritocratie als politiek idee. Op de arbeidsmarkt blijft het natuurlijk een goede zaak om de beste mensen in de juiste banen te krijgen. En lange tijd heeft het ook gewerkt, in de jaren zestig en zeventig groeide de economie snel. Er waren meer hersenbanen beschikbaar, meer banen in de publieke sector, er was vraag naar leraren, dokters, universiteitsmedewerkers, medisch specialisten. Er was meer ruimte aan de top.”

Tot het daar vol was. Wat was het keerpunt?

“De aantallen. De desillusie kwam met het besef dat elites nu eenmaal klein zijn. De twee hoogste klassen in het Verenigd Koninkrijk, dat wil zeggen de kennisklasse en de managersklasse, allebei voorzien van een universiteitsgraad, vormden in 2000 bij elkaar 35 procent van het arbeidspotentieel. Dat was vorig jaar 37 procent, dus in twintig jaar nauwelijks opgeschoven. De ontgoocheling was in Amerika groter, want Amerika is gebouwd op een meritocratisch ideaal.”

David Goodhart: ‘Je wilt in het parlement een mengeling van mensen, en niet alleen cum laude afgestudeerden.’Beeld Hollandse Hoogte / Eyevine

En in die tijd zijn de universiteiten doorgegaan met afgestudeerden produceren. Dat leidt voorspelbaar tot frustratie.

“Precies, we hebben een overproductie van elite. Tegen de 50 procent gaat tegenwoordig naar de universiteit. In het Verenigd Koninkrijk zijn er van de mensen onder de 30 met een opleiding meer afgestudeerd dan niet-afgestudeerd. Het merendeel haalt de top niet, dat kweekt gefnuikte verwachtingen. Onderwijs is op een teleurstelling uitgedraaid. 

“Tegelijk blijkt dat het geslaagde mensen toch lukt hun particuliere voordelen aan de kinderen door te geven. Zo is een oligarchie van hoger opgeleiden ontstaan. Dat steekt bijvoorbeeld op de huizenmarkt, waar maar al te zichtbaar is wie van de jonge generatie zich een huis kan veroorloven en wie niet. Er zijn wel kinderen van arbeiders die erin slagen tot de elite door te dringen, maar dat zijn er steeds minder. Daarbij komt dat precies in de tijd dat centrumlinks reclame maakte voor de meritocratie de ongelijkheid toenam, vooral in de Verenigde Staten.

“Competente mensen winnen, en de rest voelt zich een mislukkeling en wordt verongelijkt. Natuurlijk moet je selecteren voor topbanen. Je wilt immers een kernfysicus niet met de meeste stemmen aanwijzen. Dat is wat anders dan een samenleving die gebaseerd is op kenniscompetitie. Dat is een onaangename samenleving. Tegelijk is het heel lastig om te pleiten voor een politiek die níét meritocratisch is – mensen kijken je raar aan als je zegt dat we in het parlement niet per se de besten nodig hebben.”

Tegenstanders van meritocratie zijn dikwijls voorstander van een quotum voor lageropgeleiden in de politiek. Mij lijkt het een twijfelachtige eer om uitverkoren te worden, niet omdat je iets goed kunt, maar juist omdat je minder geschoold bent.

“Ik vind een quotum niet zo slecht. Vaak is het idee dat hogeropgeleiden slimmer zijn dan lageropgeleiden. Dat is misschien helemaal aan de top van de intellectuele piramide zo, maar veel mensen die naar de universiteit gaan zijn heus niet slimmer, competenter, verstandiger dan de rest. Vijftien procent aan de top is zeer getalenteerd, vijftien procent onderaan heeft een laag IQ. De rest zit daar zo’n beetje tussenin. Die zeer getalenteerden zijn bovendien vaak beperkt, ondanks hun goede geheugen en snelle begrip.”

Dat zijn wel eigenschappen die je in de politiek nodig hebt.

“Je hebt ook andere dingen nodig die niet onder IQ vallen. Je hebt voorstellingsvermogen nodig, empathie en als leider moet je beschikken over een breed gedragsrepertoire, dat heel slimme mensen vaak juist niet hebben, die zijn dikwijls nogal autistisch. Je moet inderdaad wel snel zijn, maar de meeste politici zitten gewoon met hun IQ tussen de 90 en 110, zoals wij allemaal. Dan hangt het af van de houding en hoe sympathiek je overkomt. 

“Heel slimme mensen zijn ook goed in het rationaliseren van hun eigen fouten, en juist niet zo goed in het begrijpen van wat de grote meerderheid beweegt. Ik zou niet zover willen gaan als een quotum, maar je wilt in het parlement wel een mengeling van mensen, en niet alleen cum laude afgestudeerde mensen.”

Dat begrijp ik, maar ik heb toch twijfels over de bestuurlijke kwaliteiten van de gewone man. Om maar wat te noemen: heeft u voor de brexit gestemd? Daar hebben de lageropgeleiden immers hun stempel gezet.

“Ik heb remain gestemd, maar ik steun de uitslag wel. Voor mij was het een dubbeltje op zijn kant. Ik ben niet enthousiast over de Europese Unie, ik vind nationale soevereiniteit belangrijk. 

“Ik heb voor remain gestemd aangezien wij in de EU het beste van twee werelden hadden. We hadden opt outs, het VK zat niet in de euro en niet in Schengen. Maar die positie werd steeds moeilijker vol te houden, en ik neem aan dat als we nu niet waren vertrokken, dat over vijftien jaar toch wel zou zijn gebeurd. Dus ik denk dat het niet slecht is om er nu een eind aan te maken.”

Ik kan de bezwaren tegen de EU als eliteproject begrijpen, maar daar volgt toch niet uit dat het volk gelijk heeft met zijn tegenstem? Vorige week stond er een artikel in de Scientific American: het is wetenschappelijk bewezen dat Trump slecht is voor het land.

“Hahaha. Uiteraard heeft het volk niet per definitie gelijk. Maar dat is domweg de prijs die je betaalt voor democratie. Mensen kiezen Trump of Biden. Zo werkt het nu eenmaal.”

Goodhart vindt dat de meritocratiekritiek nogal eens doorschiet in een plat gelijkheidsstreven. Hij deelt het bezwaar tegen de samenleving als een race waarin de meest competenten winnen en de rest zich afgeschreven voelt. Maar daarmee hoef je de meritocratie niet af te schaffen. “Het belangrijkst: maak het idee van verdienste breder. Dat is nu in te enge zin hersenwerk. Het moet breder, naar hand en hart, ambacht en zorg.”

Hoe had u dat gedacht? De nadruk op intelligentie is niet toevallig ontstaan. De samenleving is ingewikkelder geworden. De status van de buschauffeur is gedaald, omdat er minder vraag naar openbaar vervoer kwam. U kunt toch niet per decreet waardering uitdelen aan buschauffeurs of verpleegkundigen?

“Politici delen geen status uit, maar ze kunnen wel inkomen herverdelen, en status en inkomen hangen samen. Wij hebben te veel beloning en prestige toegekend aan hersenwerk. We hebben nu wat ik peak head noem bereikt, en het blijkt dat de economie helemaal niet zo veel kenniswerkers nodig heeft. 

“Een beroemd advocatenkantoor uit Londen en New York, met salarissen van 100.000 euro voor beginnende advocaten, verhuisde naar de Filipijnen waar hetzelfde werk wordt gedaan voor nog geen 15.000 euro. En dat is nog voordat kunstmatige intelligentie daar de bezem door zal halen. Voor kenniswerkers gaat kunstmatige intelligentie betekenen wat de automatisering heeft gedaan met de fabrieksarbeiders, dus verwacht ik dat het voor een deel vanzelf zal gaan. De mensen die nu advocaat of accountant zijn, zullen dementieverplegers worden, of buschauffeur, of ze gaan een ambacht uitoefenen, ze worden warme bakker, of gaan bier brouwen.

“Mijn voorstellen zijn ook sociaaldemocratisch. Ik ben voor een hoog minimumloon. Een van de goede dingen aan deze pandemie is dat mensen die voorheen onzichtbaar waren, ineens zichtbaar zijn geworden. De rekkenvullers in de supermarkt zullen nooit zo goed betaald worden als een architect, en dat moet ook niet. Maar ze moeten wel het idee hebben dat het belang van hun baan wordt erkend, en dat is nu het geval. We realiseren ons ineens dat supermarkten ontzettend belangrijk zijn, en dat ze grote werkgevers zijn bovendien. Je ziet al een evenwichtiger spreiding van status ontstaan.”

Ik stel me voor dat we dan ook tot gedeelde waarden moeten komen, want momenteel is iemand met een hogere intellectuele status ogenschijnlijk ook een beter mens.

“Mijn antwoord is dat er meer waardeschalen zijn. Er zijn verschillende manieren om een succes van je leven te maken. Je hoeft niet te hebben gestudeerd. Je kunt een sociaal vaardig iemand zijn. We zijn de waardigheid van lichamelijk werk kwijtgeraakt. Je kunt hard werken, een goed mens zijn, een goede vader en een goede echtgenoot. Dingen in het privéleven die nu veel minder waardering krijgen dan individuele prestaties in de publieke sfeer.”

Maar nu is een buschauffeur in de ogen van hogeropgeleiden algauw een Archie Bunker-achtige xenofoob.

“Dat is zo, maar ook dat wordt vanzelf al gecorrigeerd. Populisme heeft een geweldige invloed gehad, ook in de landen waar geen populistische partijen zijn. De arrogantie van de elite is al afgenomen. Het is waar: cognitief gezegende mensen hebben de neiging neer te kijken op de rest. Ze zijn slim, ze geloven in de individuele autonomie, in het vrije verkeer van mensen en ideeën. Daarvan hebben ze meer voordeel dan de elektricien of de loodgieter. Maar al die dingen worden sinds kort bevraagd, er is meer ruimte voor andere waarden en ook daar heeft de pandemie aan bijgedragen. 

“In onze moderne, liberale, gendergelijke samenlevingen is voor heel veel mensen de huiselijke sfeer nog altijd belangrijker dan het werk of hun publieke status. Sinds Covid-19 zegt in het VK twee derde van de mensen dat de relatie met de kinderen beter is geworden. In plaats van langs elkaar heen te leven, worden ze herinnerd aan gezinswaarden. Dat vind ik hoopvol. Maar ik geef toe, ik ben een covidoptimist.”