Direct naar artikelinhoud
InterviewSoe Nsuki

‘Arm zijn is een moeras. Je probeert eruit te kruipen, maar het systeem duwt je steeds weer kopje-onder’

Soe Nsuki: ‘In de break- en hiphop­scene vind je alle soorten mensen. Je stapt die wereld binnen en ze zeggen: kom erbij.’Beeld Illias Teirlinck

Ze was ooit de beste breakdancegirl van de Benelux en deejayde al op Tomorrowland. Toch is Soe Nsuki (32) een geboren moppentapper. U zag haar deze week al als jurylid in De slimste mens. ‘In mij zit een flinke portie bewijsdrang. Ik wil tonen dat ik dit kan.’

Het gaat heel goed, antwoordt Nsuki op onze beleefde openingsvraag. Ze glimlacht breed, alsof ze nu pas vaststelt dat het leven haar voor de wind gaat. Na de eerste paniek tijdens de lockdown – de comédienne moest met lede ogen toezien hoe wel veertig shows geschrapt werden – vielen haar twee mooie aanbiedingen in de schoot: de vraag om mee te schrijven aan een fictie­reeks over voetballende meisjes waarvan we verder nog niet veel mogen weten, en een al even geheime mini­reeks met de veelbelovende titel De Shaq. “Ik heb heel de zomer gewerkt. Van nul naar honderd: insane.” En toen moest het telefoontje van Erik Van Looy nog komen, met een uitnodiging als jurylid voor ’s lands populairste quiz.

BIO • 32 jaar • comedian en dj • stond in 2013 in de finale van Culture Comedy Award • speelde onder meer het voorprogramma van Thomas Smith, Philippe Geubels en Alex Agnew • speelde in 2016 een dubbel­show met Jens Dendoncker • toert momenteel met haar solo­show Soetopia • werkte voor Charlie Magazine • woont met haar vriend in Antwerpen  

Acht jaar geleden stapte Nsuki op een blauwe maandag het bekende Antwerpse comedy­café The Joker binnen. “Ik zag een affiche hangen voor een open mic. Ik ben altijd heel intuïtief. Zodra iets me leuk lijkt, doe ik het. Dj’en? Ah, dat wil ik wel leren. Comedy? Oké, ik kruip dat podium op!”

De Antwerpse moest dan nog wel leren om een pointe aan haar verhalen te breien, ze slaagde er wel in het publiek te verleiden met haar energieke charme. Sindsdien is ze een bekend gezicht in de Vlaamse comedy­scene, waar ze kon groeien onder de vleugels van Thomas Smith. Vorig jaar stond ze er eindelijk met haar eerste, goed ontvangen solo­show Soetopia.

Maar dat is niet alles. Als dj liet ze vorig jaar het volk van Tomorrowland dansen in de lome zon op een setje van stijlvolle funk en hiphop, en de oud-studente journalistiek was lange tijd het gezicht van het inmiddels ter ziele gegane Charlie Magazine. “Jozefien Daelemans, de hoofd­redactrice, pushte me om grappige filmpjes op te nemen voor de site. Zij heeft als eerste gezien dat ik gemaakt ben om voor de camera te staan.”

Wordt De slimste mens dé big break die haar wereld­beroemd maakt in Vlaanderen? “Mensen zien dat zo, hè. Nochtans: ik speel mijn shows, mensen komen kijken, ze lezen de nieuwsbrieven die ik regelmatig schrijf... Ik ben heel tevreden met het publiek dat ik heb. Ik ben ook wat bang voor het media­circus: na elke aflevering publiceert Het Laatste Nieuws drie artikels. En ik heb geen enkele ambitie om beroemd te worden. Beroemdheid is ook iets raars, ik wil nog graag kunnen buitenkomen en gewoon onder de mensen zijn.”

“Maar ik wil er ook niet blasé over doen. Natuurlijk was ik heel blij toen ze me belden: in mij zit een flinke portie bewijsdrang en ik wil graag tonen dat ik dit kan. Ik heb nog nooit een comedy­wedstrijd gewonnen. En hoewel je nadien hard moet werken om zo’n overwinning te verzilveren, zo’n prijs geeft je wel een zekere status. Gevraagd worden als jury­lid van De slimste mens is voor mij toch evenveel waard.”

Pikt het, dat u nooit een comedy­wedstrijd won?

“Als je niet door mag naar de volgende ronde, dan doet dat even pijn, ja. Maar als je de dag erna weer het podium opkruipt, heb je geen tijd voor frustraties. En eerlijk: ik bevind me in een luxe­positie. Hoeveel comedians tel je in Vlaanderen? Drie? (lacht) Als je kijkt naar Amerika, Engeland of zelfs Nederland: daar is zoveel rivaliteit, en kliekjes die elkaar afbreken. Ik heb in New York iemand ontmoet die al tien jaar bezig was en nog steeds flyers moest uitdelen om een paar minuten te mogen spelen in een comedy­club. Dat is keihard. Hier krijg je zelfs op een open mic meer tijd om je ding te doen.”

Uw eerste betaalde klus als comedian was als publieks­opwarmer. Een rotjob, naar het schijnt.

“Dat was mijn studentenjob, ik studeerde toen journalistiek. Ik ben begonnen bij Café Corsari en dat was eigenlijk heel tof. De mensen die kwamen kijken kregen drankjes, ze installeerden zich aan de toog of aan een tafeltje vlak bij de presentatoren, de zaal was gezellig... Voor die mensen was dat een leuke avond uit. En dan was het aan mij om net voor de opnames wat energie in de zaal te pompen, of aan te geven wanneer ze moesten applaudisseren.”

'Arm zijn is een moeras. Je probeert eruit te kruipen, maar het systeem duwt je steeds weer kopje-onder’. Beeld Illias Teirlinck

“Na twee jaar heb ik ook voor andere shows gewerkt, en dat was andere koek. In het beste geval kregen die mensen een drankje en een suiker­wafel, waarna ze vier uur moesten stilzitten in een koude, ongezellige hal. Ze moesten op commando klappen en zwijgen, en mochten niet naar het toilet, ook al waren ze niet in beeld. Dan schreeuwde iemand in mijn oortje: ‘Soe, die mevrouw mag niet naar de wc!’ Soms werden mensen achter een paal gezet en konden ze helemaal niets zien. Ik kon dat niet aan, hoe die mensen werden beschouwd als klapvee. En dan was de productie verbaasd dat het publiek niet luid genoeg lachte. Natuurlijk niet: je hebt net geroepen dat ze stil moeten zijn.”

“Ik ben ooit eens naar de opnames van Seth Meyers (Amerikaanse talkshow­host, LB) geweest: je wordt daar hartelijk ontvangen, er is een dj, de opwarmer knalt moppen op je af en de show begint. Dat was zo leuk! Serieus, Vlaamse studio­shows: do better.”

“Maar ik geef ook toe: het is niet makkelijk om daar te staan als comedian. Die mensen zijn daar niet voor jou, die wachten op iemand anders. Dat is zoals het jazz­orkest op een receptie: nobody cares. Mijn fragiele artistieke ego kon dat moeilijk aan.” (lacht)

Eigenlijk bent u een danser: negen jaar geleden werd u in de Benelux kampioene B-girl, of breakdance. U had zelfs even uw eigen dans­school.

“Ik ben vooral iemand die zich creatief móét uiten, anders word ik depressief. En omdat mijn moeder zelf danste, ging ik als kind naar de ballet­les, maar dat vond ik een heel starre wereld vol regeltjes en venijnige dance moms. Daarna heb ik even hedendaagse dans geprobeerd, maar dat was totaal mijn ding niet. Pas toen ik op mijn achttiende break ontdekte, ging mijn wereld helemaal open: die muziek, de kleding­stijl, die energie!”

“Ik ging echt hard: ik trainde bijna elke dag, en in het weekend ging ik op road­trip, van Luik tot Nederland, om mee te doen aan battles. Ik verwaarloosde mijn familie en vrienden. Break was een levens­stijl waar ik me compleet heb ingesmeten.”

Had u het ook nodig, om daar compleet in op te gaan?

“Zeker. Ik was zo’n verlegen scheet, dat was niet normaal. Ik kromp in elkaar als ik iets moest vragen aan iemand die ik niet kende. Maar bij break moet je uit je schulp komen en die muziek was als een bootje waarin ik me kon laten meevoeren: ik kon niet anders dan bewegen.”

“Het heeft wel even geduurd, hoor: ik ging regelmatig trainen in Kavka (Antwerps jeugd­centrum, LB) en stond dan een uur te stretchen in een hoekje, hoewel dat helemaal niet hoeft. Alles opdat ik niet in het midden van de cirkel moest gaan dansen. Tot anderen me kwamen aanmoedigen om eens iets te proberen, of me tips kwamen geven. Ik heb al mijn schroom en schaamte opzij kunnen zetten, en ontdekt dat ik in het midden van de zaal kon battlen, zonder te sterven.” (lacht)

“Wat ik daar voelde, was een sense of belonging. In de break- en hiphop­scene vind je alle soorten mensen: gasten die wonen in een villa in Brasschaat, of in een appartementje in Borgerhout, om er wat clichés bij te slepen. Er dansen zelfs best wat mensen met een fysieke beperking. En al die mensen delen een passie. Je stapt die wereld binnen en ze zeggen: kom erbij. Die hechte gemeenschap, dat is zo graaf.”

U komt ook uit een artistieke familie.

“Mijn grootvader langs moeders kant maakt koper­gravures, zijn werk is te vinden tot in Japan. En mijn oma is in het wereldje een heel bekende kalligrafe. Ze zijn allebei ver in de tachtig, maar ze zijn nog heel goed: ze hebben thuis een atelier en werken nog elke dag.”

“En mijn moeder heeft woordkunst gestudeerd. Ze is dichteres en won regelmatig een poëzie­wedstrijd. Van haar heb ik de liefde voor het woord en boeken.”

Hoe was uw kindertijd?

“Mijn mama stond er alleen voor met vijf kinderen, en we hadden heel weinig geld. Ons huis, dat zou vandaag onbewoonbaar verklaard worden. Het was niet geïsoleerd, had enkel glas en maar twee kachels, in de living en de keuken. In de winter – toen de winters nog echt koud waren – sliepen we beneden in de woonkamer. Het huis zag er niet uit, maar het was wel heel gezellig. Ik herinner me veel liefde en warmte. Er was altijd veel volk, er kwamen veel vriendjes langs. Ons mama had altijd een fruit­sapje klaarstaan, of een koek.”

U lacht vaak met die periode: jullie verhuisden van Merksem naar Kalmthout, waar arm zijn ‘ecologisch’ heette.

“Als je geen water en elektriciteit hebt, dan is dat natuurlijk heel milieu­vriendelijk. (lacht) Zover ging het niet, maar de telefoon werd wel regelmatig afgesloten. Het begon pas pijn te doen toen ik een tiener werd en besefte dat ik niet kon wat anderen wel konden: ik wilde kei­graag Buffalo’s, of naar een concert van de Spice Girls. Pas dit jaar zijn we voor de aller­eerste keer met de familie op vakantie geweest. Een dagje naar zee: dat deden wij nooit.”

Soe Nsuki en Jani Kazaltsis in 'Opvoeden Doe Je Zo' op VIER.Beeld VIER

“Op den duur wordt dat vernederend: jij bent alweer die leerling die geen geld bij heeft voor de schoolreis, of geen winterjas draagt. Materialisme is zo belangrijk in onze maatschappij: het lijkt wel alsof iedereen constant op vakantie gaat, of op restaurant. Wij konden nergens naartoe, omdat we lang geen auto of fiets hadden. Je hoort er niet bij en dat gevoel van uitsluiting wordt steeds groter. Uiteindelijk denk je dat je al die goede dingen niet waard bent.”

Draagt u dat mee, als volwassen vrouw die haar eigen boterham verdient?

“Dat minder­waardig­heids­complex gaat echt ver: je durft niet zomaar een winkel binnen­stappen, zelfs naar een etalage kijken gaf me een vreselijk slecht gevoel. En dat heb ik gevoeld in het begin van mijn comedy­carrière: je zet je eerste stappen als artiest, denkt dat je niets waard bent en gaat overal bijna gratis optreden. Je bent al blij dat je ergens mág spelen, dus je durft je prijs niet verhogen. Daardoor bleef ik lang hangen in dat goedkope segment, bij de vzw’s die je bellen omdat ze weten dat je komt optreden voor een appel en een ei. Op den duur had ik door: ik ben constant aan het werk en toch moet ik elke maand krabben om rond te komen. What the fuck gebeurt hier?”

“Er wordt vaak gezegd dat arm zijn een mind­set is: als je maar hard genoeg werkt, dan kom je er wel uit. Dat is niet waar: arm zijn is een moeras. Je probeert eruit te kruipen, maar het systeem duwt je steeds weer kopje-onder.”

Kunt u een voorbeeld geven?

“Neem nu de Buzzy Pas van De Lijn: een voordelig abonnement voor jongeren, goed dat het bestaat. Kost tegenwoordig 215 euro voor een jaar. Maar je moet dat geld wel in één keer kunnen leggen, drie keer zelfs als je drie kinderen hebt. Voor veel mensen gaat dat niet. Dus betaal je elke bus­rit de volle 2,50 euro. Zo is arm zijn een dure zaak.”

“Bovendien leef je in totaal andere omstandigheden dan mensen die het goed hebben. In de winter bevroren bij ons thuis de gordijnen. Als je het de hele dag koud hebt, verglijdt je brein in een soort slaap­modus. Of stel: je hebt een belangrijke afspraak, kan daar niet op tijd geraken maar kunt ook niemand verwittigen omdat je telefoon is afgesloten. Armoede veroorzaakt constant dat soort kleine vormen van ongemak en stress, en dat groeit tot je het gevoel hebt dat er een gigantisch grote stress­bol in je hoofd zit.”

“Ik heb er tijdens de lockdown veel over nagedacht: wat als wij vroeger zo’n pandemie hadden meegemaakt? Geen idee hoe we dat zouden hebben overleefd. Als kinderen zouden we ons wel geamuseerd hebben, maar ons moeder werd zot.”

Waar was uw vader in die periode?

“Mijn ouders zijn heel vroeg gescheiden. Door het bezoek­recht zagen we papa niet vaak. Hij was ook niet de meest vlotte persoon, we konden met hem niet echt praten over emoties. Dat maakte onze relatie heel moeilijk. En hij had ook wel een duidelijk beeld van hoe wij moesten zijn: niet dat hij het me ooit verboden heeft, maar hij vond breakdance duidelijk iets voor jongens.”

“Pas toen ik in de twintig was, heb ik een relatie met hem opgebouwd. Dat is maf, om dat op latere leeftijd te doen met een vader die je eigenlijk als een kennis beschouwt. Maar op een bepaald moment stond ik voor een keuze: of ik bleef voor de rest van mijn leven boos omdat hij er niet was tijdens onze jeugd, of ik deed moeite, en belde hem zelf op om te vragen hoe het gaat.”

“Nu hebben we een evenwicht gevonden: we bellen elkaar, ik ga regelmatig bij hem eten. Onze verhouding is heel gemoedelijk geworden en ik ben heel blij dat ik die worsteling – (met dramatische stem) mijn vader ziet mij niet graag! Wie ben ik? – achter mij heb gelaten.”

Uw vader is van Congolese afkomst. Als zwart gezin in het landelijke Kalmthout, dat kan niet makkelijk geweest zijn.

“Je bent een beetje een rariteit, hè. Dat ging van rare vragen – ‘Kun jij een koptelefoon opzetten, met je afro?’ – tot minder leuke incidenten. De banden van onze auto zijn in een paar maanden tijd vijf keer plat gestoken. Als er Congolese vrienden of familie­leden op bezoek kwamen, werden hun banden ook regelmatig plat gestoken. Bij onze witte familie gebeurde dat nooit. Dan weet je dat een van je buren je van achter het gordijn zit te begluren. Mensen riepen ons met het n-woord na. Soms misten we de trein omdat we door de politie werden tegen­gehouden. Zulke dingen gebeurden best vaak.”

Still uit de trailer van 'De slimste mens'.Beeld RV

Hebt u daar minder last van in een stad als Antwerpen, waar u nu woont?

“Het is wel anders, omdat je in de stad zo’n mengelmoes van afkomsten en kleuren hebt. Maar het gebeurt hier ook. Eergisteren ging ik een gezichts­crème kopen. De vrouw van de winkel stopte me wat staaltjes toe, waaronder shampoo. Om dan te zeggen: ah nee, dat heb je vast niet nodig. What the fuck? Denkt ze nu echt dat ik mijn haar niet was? Dat soort opmerkingen neemt heel veel brein­ruimte in beslag. Mensen zeggen dan: ze bedoelde dat niet slecht, maar ik háát die zin. Met de beste bedoeling kan je nog altijd de ergste dingen doen. Denk gewoon eens na voor je iets zegt. En als je er toch iets uitfloept, zeg dan: sorry, dat was fout.”

U zei ooit dat uw huidkleur in uw jeugd een bron van onzekerheid was. Is dat nog steeds het geval?

“Dat is wat racisme is: onzekerheid installeren. Je hoort er nooit helemaal bij. En ik kom het overal tegen, zelfs tot in de hoogste regionen van de televisie­wereld: er is altijd wel een incident, iemand die iets ongepasts zegt of een rare veronderstelling heeft over wie je bent. Dat zit zo diepgeworteld.”

“Als je voortdurend in een hoekje wordt geduwd, heb je maar twee opties. Ofwel ga je liggen en laat het gebeuren, wat een perfect valabele optie is, of je vecht terug en probeert een soort trots op te bouwen. Maar ik heb daar eigenlijk geen zin in, dat constante vechten. En wat voor anderen overkomt als ‘sterk zijn’, voelt voor mij als overleven, proberen rechtop te blijven.”

Ziet u op dat vlak enige hoop in de toekomst?

(twijfelt) “Nee. In mijn directe omgeving, bij mijn familie en naaste vrienden, zie ik wel een groeiend bewustzijn over wat die mastodont die racisme heet eigenlijk echt is. Maar als ik naar de brede maatschappij kijk, dan ben ik best cynisch.”

Hoe kijkt u als comédienne naar de discussie over de grenzen van humor?

(zucht) “Ik ben die discussie zo beu als koude pap. Het zijn altijd dezelfde mensen die beweren dat je ‘tegenwoordig niets meer mag zeggen’. Dat zijn dezelfde mensen die zeggen dat ‘ze alles van ons gaan afpakken’. Dat is niet waar, en je moet ertegen kunnen dat er een hele hoop mensen die vroeger geen stem hadden, zich nu wel uitspreken. Dat gedoe over wat je nu wel en niet mag zeggen, leidt nergens toe. Wat mij interesseert, is wat je eigenlijk wil vertellen met een mop, en of je beseft welke impact die heeft.”

Het valt op dat u zich graag laat omringen door vrouwen: u post regelmatig een foto met vrouwelijke comedians zoals Amelie Albrecht, en in uw dans­studio gaf u enkel les aan meisjes.

“Ik ga daar echt goe op als ik vrouwen grave dingen zie doen. En niet dat we altijd beste vriendinnen moeten zijn, maar een beetje female empowerment vind ik wel leuk. Dus ben ik vaak diegene die voorstelt: kom we gaan met de vrouwen iets eten, of we organiseren een vrouwen­avond. Ik ben gewoon zo blij als vrouwen willen meedoen.”

“Ik was het enige meisje tussen vier broers, bij het breaken heb ik zo lang tussen gasten gezeten en comedy is ook een mannen­wereld. Op den duur heb ik genoeg gehoord over scheten.” (lacht)