Direct naar artikelinhoud
InterviewJongeren over geld & werk

‘Onze toekomst ziet eruit als één grote shitshow’

Anuna De Wever: 'Het leven van een activist is duur en veel van wat ik doe, is onbetaald. Als ik dan ergens een speech mag geven voor 250 euro, zeg ik geen nee.'Beeld Johan Jacobs

Een generatie van Instagram-verslaafde actievoerders die niet vies zijn van een glas alcohol of virtuele seks, maar wel kampen met complexen over hun lichaam: zo hebben we de jongeren van 2020 leren kennen. Maar hoe kijken ze naar jobs en centen? Aan het woord: Anuna De Wever (19) is nog steeds de Vlaamse Jeanne d’Arc van het klimaat, Willem Ardui (23) staat straks weer op het podium met zijn hiphopband blackwave., en Alexandra Smarandescu (23) springt als voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad in de bres voor al wie zijn leeftijd nog meeheeft.

Anuna, blij dat je uit de cel bent. We lazen dat je was opgepakt bij een betoging aan het Koninklijk Paleis.

Anuna De Wever (lacht): “Dat viel wel mee, hoor. Meer dan even meegaan naar het commissariaat en een papier ondertekenen was het niet. Alleen mijn papa kon er niet om lachen: ‘Anuna, op je eerste schooldag!’”

Jij studeert nu sociale wetenschappen aan de VUB.

De Wever: “En daarnaast loop ik nog altijd stage in het Europees Parlement. Ik werk er deeltijds bij de groene fractie, het communicatieteam en de climate campaigners.”

Wil dat zeggen dat je, net zoals 85 procent van de jongeren, financieel nog niet op eigen benen staat?

De Wever: “Mijn ouders betalen mijn studies en mijn kot. De rest van mijn onkosten betaal ik zelf, met wat ik verdien als stagiaire – per maand zo’n 650 euro. Ik heb ook een paar duizend euro verdiend met het boek dat ik vorig jaar heb geschreven, Wij zijn het klimaat, maar dat geld heb ik volledig geïnvesteerd in Youth for Climate. Het leven van een activist is duur en veel van wat ik doe, is onbetaald. Zo zou ik ook nog stage willen lopen bij Amnesty International of gaan helpen in een vluchtelingenkamp in Libanon, maar de kans bestaat dat ik dat zelf moet bekostigen. Als ik dan ergens een speech mag geven voor 250 euro, zeg ik geen nee. It makes up for all the free work.”

Alexandra Smarandescu: “Dat herken ik. Ik krijg soms ook betaald om ergens te gaan praten. Zetelen in het maatschappelijk relancecomité van de Vlaamse overheid was ook een betaalde opdracht, maar voor de rest ben ik nog afhankelijk van mijn ouders. Dat is logisch: ik studeer nog.”

Heb je ook nog een studentenjob? Die zijn populair: bijna drie op de vier jongeren combineren studies met werk.

Smarandescu: “Ik heb lang in een ijscafé gewerkt, maar sinds ik bij de Vlaamse Jeugdraad zit, heb ik geen tijd meer om ijsjes te scheppen.”

De Wever: “Voor ik bij Youth for Climate ging, werkte ik als rekkenvuller bij de Colruyt.”

Willem Ardui: “In het begin van blackwave. heb ik de band even gecombineerd met werken in een café. De leukste momenten waren die waarop het rustig was en ik achter de toog een boekje kon lezen.

“Mijn ouders helpen me nog met de huur. Ik denk dat ik die intussen wel zelf zou kunnen betalen, maar nu de muzieksector bijna helemaal platligt, is het niet duidelijk hoe de toekomst eruitziet. In het begin van blackwave. hebben we ook een grote som van mijn ouders geleend, als startbudget. Die zijn we nu aan het terugbetalen. Zonder hun hulp waren we heel moeilijk van de grond gekomen. Nu zijn we nog altijd van het principe: alles wat binnenkomt, investeren we in de band. Liever dan onszelf een riant loon uit te betalen, stoppen we het geld in videoclips, fotoshoots of livemuzikanten. We willen vooral groeien, niet snel rijk worden.”

Weet je al lang dat je voor een carrière in de muziek zou gaan?

Ardui: “Ja. Sinds ik op mijn 14de naar mijn eerste festival ging, thuiskwam en zei: ‘Ik weet wat ik later ga doen.’ Mijn ouders reageerden niet eens geschrokken. Ze zeiden alleen: ‘Besef dat weinig mensen daar hun beroep van kunnen maken.’ Maar ik was er toen al van overtuigd dat het wel zou lukken. Een jaar na de middelbare school stond ik op het podium van Pukkelpop.”

De Wever: “Nu ben ik wel heel benieuwd naar je muziek. Sorry dat ik blackwave. niet ken, maar ik weet echt niks van hitjes.”

Jullie lijken wel éénmansfabriekjes, maar dan met het veilige vangnet van thuis.

De Wever: “Wij hebben natuurlijk ook wel het geluk dat we ouders hebben die ons kunnen steunen.”

Smarandescu: “Klopt, al zijn de mijne lange tijd zeker niet welgesteld geweest. Ze zijn van Roemenië naar hier gekomen na de val van het communisme in 1989. Mijn vader kwam als eerste, met alleen een plastic zak met wat kleren. Die is onderweg ook nog gestolen. Wij zijn hier helemaal van nul moeten beginnen. We hadden geen auto en deden alles met de fiets. Zodra we het financieel wat ruimer hadden, leek het mijn ouders beter om het geld voor een auto te investeren in een appartement in Roemenië, om daar wat inkomsten uit te genereren. Als ik al een zakelijk kantje heb, dan komt het van hen.”

De helft van de jongeren is het eens met de stelling: geld maakt gelukkig. Denk jij dat ook, na een kindertijd met zwarte sneeuw?

Smarandescu: “Vandaag stellen we het goed, maar vroeger wilde mijn papa vooral niet dat het zou opvallen dat we het niet breed hadden. Voor mijn verjaardag kocht hij de duurste taart om te trakteren in de klas: een fruittaart. Terwijl je als kind natuurlijk droomt van een chocoladetaart (lacht). Mijn ouders hebben zich altijd opgeofferd. Ze wilden me dezelfde kansen geven als iedereen. Die mindset draag ik nog altijd mee. Niet dat geld of materiële bezittingen alles voor mij zijn, integendeel. Geld betekent voor mij vrijheid. Als je geld hebt, dan hoef je je geen zorgen te maken over basiszaken en kun je je tijd en energie elders investeren. Geld is belangrijk tot op een zeker niveau, maar alles daarboven biedt geen meerwaarde. Ik wil niet rijk zijn om rijk te zijn.”

Ardui: “Een groot verschil met mijn thuissituatie: mijn moeder is psychiater, een job die goed verdient. Wij hebben nooit geldzorgen gehad en daar ben ik dankbaar voor. Het heeft me de ruimte gegeven om me toe te leggen op het creatieve.”

De Wever: “Bij mij was die comfortabele basis er ook: ik heb me nooit zorgen hoeven te maken over geld. Mijn ouders hebben me wel al van jongs af heel bewust gemaakt van de waarde ervan. Als tiener ging ik met mijn moeder helpen in de vluchtelingenkampen van Calais. Dan gaan je ogen open: wij hebben gewoon hoerenchance. Want dat is het: chance, niks anders.”

Tien jaar geleden gaf de jeugd haar geld nog vooral uit aan belwaarde voor de gsm.

De Wever: “Dat is zó verleden tijd. Ik geef vooral geld uit aan reizen. Aan kleren spendeer ik amper iets: ik koop alleen tweedehands. Rond me zie ik vrienden handenvol geld uitgeven in H&M, Zara of Primark. Of dan gaan ze uit en zijn ze op één avond 100 euro kwijt. Ze zijn alleen maar bezig met short-term happiness: die kleren en dat uitgaan bezorgen hun geen langdurig geluk. Mij zeggen die dingen allemaal niks. Ik zal nooit een big spender zijn. Wat zijn jullie grootste kosten?”

Ardui: “Muziek. Dat kunnen instrumenten zijn, of software. Veel producers hebben honderden instrumenten en snufjes op hun computer staan, maar ik geef liever geld uit aan de paar dingen die ik echt wil. Zo hebben mijn ouders me opgevoed: denk na over elke aankoop. Als je iets koopt, dan moet het waarde hebben. En voor de rest besteed ik mijn geld aan eten, kleren, elektriciteit en internet.”

Jullie trakteren jezelf nooit op een decadent restaurantbezoek?

Ardui: “Heel af en toe gaan Jean (Atohoun van blackwave., red.), onze manager en ik wel op restaurant, als we iets te vieren hebben. Maar dan voel ik me meteen schuldig.”

‘Tegenwoordig moet een job een meerwaarde zijn. Je wilt blij zijn met je werk en het gevoel hebben dat je een verschil maakt.’ Van links naar rechts: Anuna De Wever (19), Willem Ardui (23) en Alexandra Smarandescu (23).Beeld Johan Jacobs

Smarandescu: “Ik durf weleens geld uit te geven aan eten – ik kook graag. Mijn treinabonnement neemt ook een grote hap uit mijn budget, en ik geef wel wat uit aan kleren. Ik ben geen impulsieve koper. Als ik iets zie dat ik echt wil, dan zet ik het op mijn lijstje. Blijft het erop staan, dan koop ik het. De volgende aankoop op mijn lijstje is een regenjas, maar wel een heel goeie.”

Jullie zijn zo spaarzaam.

Ardui: “Misschien wel, ja. Ik heb altijd het gevoel dat ik nog niks te vieren heb. Ik zie het grootser, niet per se financieel, maar wel qua ambities. Ik besef dat ik meer zou moeten leren genieten van wat ik nu al heb verwezenlijkt. Sta ik op de Main Stage van Pukkelpop, dan zit ik met mijn hoofd al bij: en wat komt er straks?”

HUISJE IN IJSLAND

Dat jullie generatie niet het gevoel heeft haar schaapjes al op het droge te hebben, blijkt ook uit de cijfers: jongeren zetten bijna de helft van hun maandinkomen opzij om te sparen. Tien jaar geleden was dat nog maar een derde.

Smarandescu: “Wat wil je? We krijgen het constant te horen: jullie zullen meer moeten bijdragen aan de maatschappij dan andere generaties. En dan zwijg ik nog over de doemberichten over een nieuwe economische crisis. Er is zoveel onzekerheid.”

Vinden jullie het leven duur?

Ardui: “Best wel. Een huis kopen lijkt heel veraf. Voor onze ouders was het nog evident.”

Terwijl de meeste jongeren dat eigen huis nog altijd wel willen: voor bijna negen op de tien staat het op hun verlanglijst.

Ardui: “Willen en hebben zijn twee andere dingen. Ook in mijn omgeving wil iedereen het wel, maar ik hoor weinig concrete plannen over hoe dat dan moet, zo’n huis kopen. Tegelijk klaagt iedereen over huren: huur betalen staat gelijk aan geld weggooien. Ik denk het zelf ook: shit, ik ben aan het huren en verbras mijn centen.”

De Wever: “Een huis kopen is misschien niet voor mijn generatie weggelegd. Ik wil het ook niet echt. Ik wil ooit wel een houten tiny house in IJsland, dat volledig draait op geothermische energie. Maar verder? Ik zie mezelf een internationale carrière uitbouwen, dus waarom zou ik in België een huis moeten kopen? Misschien huur ik wel ergens een kleine loft, die dienstdoet als uitvalsbasis voor als ik in het land ben.”

Smarandescu: “Mij lijkt een eigen huis wél nog haalbaar. Misschien niet meteen, hè. Het vraagt enige planning en het wordt jaar na jaar moeilijker, maar het kan nog altijd wel.”

Willen jullie ook een auto? Acht op de tien jongeren zeggen: ja, graag.

De Wever: “Ik ook. Ik vlieg niet. Dat kan niet anders: lead by example en walk the talk, weet je wel. Maar je moet er eens goed over nadenken: niet vliegen is klote. Ik zit hier vast, tenzij ik een boot neem. Als ik ooit zo’n tiny house in IJsland heb, dan moet ik eerst een ferry nemen en daarna met de auto verder. Dus ja, ik wil een auto. Liefst een elektrisch busje. Tesla zou over drie jaar met een goedkope elektrische auto komen. Maar aan iedereen die wél vliegt, zou ik de raad willen geven: koop geen auto. Tegenwoordig zijn er genoeg systemen met deelauto’s.”

Ardui: “Ik heb inderdaad al op het punt gestaan om me aan te sluiten bij Cambio (autodeelplatform, red.). Nu kan ik nog de auto van mijn ouders gebruiken, maar meestal neem ik gewoon de trein. Als kind droomde ik wel van coole auto’s, maar intussen zijn we ons allemaal wat bewuster geworden van wat zo’n auto doet met het klimaat.”

Smarandescu: “Ik denk wel dat jongeren die eigen auto nog altijd zien als een stap richting onafhankelijkheid. Het hoort bij volwassen worden. Het is ook nog altijd een statussymbool, waarmee je een statement maakt. Net zoals Anuna een statement zou maken met haar Tesla.”

Willem Ardui: 'Onze generatie droomt niet meer van een 9-to-5-job, maar ik weet niet of dat ons gelukkiger zou maken. Ik verlang soms naar structuur.'Beeld Johan Jacobs

FIRST WORLD PROBLEMS

Meer dan de helft van de jeugd vreest dat er later geen geld meer zal zijn om de pensioenen te betalen.

De Wever: “Ik denk niet dat wij al bezig zijn met: ‘Oei, ik moet dringend beginnen te pensioensparen.’”

En toch: één op de drie doet het al, zij het meestal via een gewone spaarrekening en niet via een echt pensioenspaarplan.

De Wever (vol ongeloof): “Nú al? Voor hun pensióén?”

Smarandescu: “Ik doe nog niet aan pensioensparen, maar ik ga er dan ook van uit dat er nog wel een pensioen zal overblijven voor ons. Bij de laatste verkiezingen hebben we nog maar eens gezien hoe belangrijk het thema is. Er zal al heel wat moeten fout lopen voor ze onze pensioenen gaan schrappen. Maar het zal een kwestie zijn van kiezen, dus tegelijk vrees ik op lange termijn wel voor zachtere sectoren, zoals die van cultuur en jeugd.”

Begin al maar te sparen, Willem.

Ardui: “Ik ga nooit stoppen met werken. Ik zie mezelf op mijn 70ste nog een plaat uitbrengen. Dat is het voordeel van muziek maken: ik ga niet op mijn 67ste opeens thuis zitten niksen.”

Smarandescu: “Ik kan me dat ook niet voorstellen, dat ik van de ene op de andere dag niet meer zal werken. Het druist zo hard in tegen wie wij nu zijn, als generatie. Ik merk het verschil met mijn ouders.”

Wat voor werk doen zij?

Smarandescu: “Ze hebben alleen een middelbareschooldiploma. Mijn papa werkt als aannemer in de bouw, mijn mama als poetshulp. Helemaal volgens het clichébeeld van de Oost-Europeaan (lacht). Voor hen moet je een job vooral zo lang mogelijk proberen te houden. Dat is niet waar onze generatie voor staat.”

Werkzekerheid staat inderdaad niet langer op de eerste plaats, als we jongeren vragen wat ze verlangen van hun werkgever. Op één staat nu een goeie werksfeer.

Smarandescu: “Tegenwoordig gaat het veel meer over zelfontplooiing: een job moet een meerwaarde zijn. Je wilt blij zijn met je werk en het gevoel hebben dat je een verschil maakt. Daarom hoeft werken ook niet te stoppen.”

De Wever: “Ik ben écht niet bezig met mijn pensioen of pensioensparen. Als klimaatactivist zit ik met mijn hoofd al bij 2030, 2040, 2050. Tegen dat wij aan ons pensioen toe zijn, zal de wereld er totaal anders uitzien. De Noordzee reikt straks tot in Gent en er zullen een half miljard extra vluchtelingen aan onze toegangspoorten staan. We zullen al die mensen moeten opvangen en een gigantische verantwoordelijkheid tegenover hen torsen. Wie maalt er dan nog om z’n pensioen?”

Misschien moet je toch even de jongeren inlichten die hun geld beleggen op de beurs (19 procent) of in cryptomunten (10 procent). Zij zijn met steeds meer.

De Wever: “Dat probeer ik ook. Ze gaan zich straks echt wel met andere dingen moeten bezighouden dan met de vraag: heb ik mijn geld wel juist belegd? Wij Europeanen hebben de luxe dat die problemen nog veraf lijken. De grootste zorg van mijn generatiegenoten is of ze die dure jas bij Zara wel zullen kunnen kopen, terwijl de arbeiders in Bangladesh die zo’n jas maken zich zorgen maken of ze hun kinderen vanavond wel te eten kunnen geven. Van die ongelijkheid word ik kotsmisselijk. Als ik jongeren over hun first world problems bezig hoor, denk ik: komaan, zeg!”

Smarandescu: “Maar je pensioen is geen first world problem. Als dat er niet komt, zitten veel mensen in de rats.”

De Wever: “Daar ben ik het mee eens. Maar dan ga je er wel van uit dat we hier straks nog gewoon kunnen wonen en naar de supermarkt kunnen gaan met ons pensioentje. Ik zie dat niet gebeuren.”

Ardui: “Reden te meer om nu al te sparen, lijkt me.”

De Wever: “Ik zeg ook niet dat we ons er zomaar bij moeten neerleggen, of dat beleggen en pensioensparen geen zin hebben. Ik zeg net: let’s fight this shit. Ik hoop dat jongeren iets meer gaan nadenken over de toekomst. En niet: ‘Ik ga nu pensioensparen, want dan heb ik tenminste nog mijn geld, ook al is straks iedereen de klos.’”

Ardui: “Eigenlijk roep je jongeren op om iets minder individualistisch te zijn en naar het grotere geheel te kijken.”

De Wever: “Precies. Ik weet het: dat klinkt heel oordelend en extreem. Maar je moet begrijpen: ik geef zelf ontzettend veel op voor de klimaatzaak en ik zie jongeren rond me dat níét doen. Dat is zo frustrerend.”

De jeugd is er duidelijk nog niet uit wat nu het belangrijkste is. 30 procent vindt economische welvaart ondergeschikt aan het klimaat, maar een even grote groep is overtuigd van het tegendeel.

De Wever: “Da’s belachelijk, want die twee gaan samen. Als een ecosysteem in elkaar klapt, dan boeit het niemand nog hoe de economie eruitziet. Heel jammer dat jongeren zo hard blijven vasthouden aan traditionele systemen.”

Smarandescu: “Ook ik denk dat het klimaat een enorme uitdaging wordt voor onze economie, maar het is een loodzware boodschap en ik vind niet dat je kunt verwachten dat iedereen er even hard van wakker ligt. Zo zit de mens niet in elkaar: die streeft vooral naar continuïteit.”

KNAL TEGEN DE MUUR

Zijn jullie het erover eens dat jullie het met minder zullen moeten stellen dan jullie ouders? Bijna de helft denkt er zo over.

De Wever: “Amai niet! Ik zou liever in de generatie van mijn ouders geboren zijn. Onze hele toekomst ziet eruit als één grote shitshow. Ik vind die 50 procent nog weinig.”

Ardui: “Maar wíllen wij het met evenveel doen als onze ouders? Dat is niet per se mijn ambitie.”

Alexandra Smarandescu: 'Vroeger wilde mijn papa vooral niet dat het zou opvallen dat we het niet breed hadden. Voor mijn verjaardag kocht hij de duurste taart om te trakteren in de klas.'Beeld Johan Jacobs

Smarandescu: “Precies. Willen wij op dezelfde manier leven? Geven wij ook prioriteit aan het materiële? Ik dacht dat we daarvan aan het loskomen waren, al toont deze enquête aan dat nog niet iedereen op dezelfde golflengte zit, dat jongeren nog altijd wél dat huis en die eigen auto willen.”

42 procent vindt ook: hoe meer luxe, hoe beter. 65 procent wil later veel geld verdienen. Eén op de vijf vindt dat ook z’n partner later goed moet verdienen. De blik van de jeugd is nog altijd gericht op centen en bezit.

Ardui: “Veel jongeren denken dat alles nog wel even bij het oude zal blijven. We hebben op school geleerd hoe de wereld eruitziet. Het is moeilijk daarvan af te stappen. De meesten geloven ook nog altijd in de chronologie studies-job-trouwen-huis-kinderen.”

Zeven op de tien zijn er nog gerust in dat ze die eerste job na hun studies vlotjes zullen vinden.

Smarandescu: “Vriendinnen van mij zijn nu volop aan het solliciteren, en dat blijkt toch moeilijker dan ze hadden verwacht. Eerder dan met pure kennis, komt het er tegenwoordig op aan met bepaalde skills naar een werkgever te stappen – je kunt editen, fotoshoppen, copywriten... Je moet een totaalpakket kunnen aanbieden, terwijl een diploma vroeger volstond.”

Wat wilden jullie als kind worden?

De Wever: “Ik heb even gedacht aan mensenrechtenadvocaat. Of schrijver. Ik heb als tiener een keer een boek geschreven, een liefdesverhaal – je lacht je er kapot mee. Maar van een 9-to-5-job heb ik nooit gedroomd. Ik heb altijd meer gedacht in termen van: voor welk project wil ik me later inzetten?”

Gek dat jullie generatie niet meer lijkt te dromen van brandweerman of schooljuf worden. Bij de vorige generaties was dat nog wel het doel.

De Wever: “Ja, maar veel mensen van de generaties voor ons hebben dan ook een heel saai leven. Ik heb het gevoel dat ze dat nu wel in de gaten krijgen: ‘Wat heb ik eigenlijk gedaan met mijn leven!’ In de bubbel van volwassenen rond me zie ik dat ze door die gedachte in een midlifecrisis belanden.”

Jullie generatie lijkt nu al in crisis te verkeren.

Ardui: “Precies. Ik weet niet of het onze generatie gelukkiger zal maken, dat we niet meer dromen van een 9-to-5-job. Ik verlang soms naar structuur. Ik doe zoveel projecten tegelijk. Elke week ziet er anders uit, de weekenden lopen over in de week, de nacht loopt door in de dag.”

Eén op de vijf jongeren is zich nu al aan het overwerken. Eén op de vier heeft te weinig tijd voor zichzelf.

De Wever: “We hebben de 9-to-5-jobs losgelaten, maar moeten nog leren om niet ja te zeggen op alles. Het is zoeken naar de juiste balans.”

Heel zorgwekkend: één op de vier vreest voor een burn-out.

Smarandescu: “Mijn mandaat bij de Vlaamse Jeugdraad loopt eind december af. Ik ga me niet opnieuw kandidaat stellen, maar even tijd nemen voor mezelf. Het was zo druk de voorbije jaren, ik heb op zoveel dingen ja gezegd. In het begin dacht ik dat dat moest, maar al snel bleek het onmogelijk om overal op in te gaan en koos ik er de leukste dingen uit. Maar druk is het altijd gebleven.”

Die burn-out is dus iets waar jullie al over nadenken.

De Wever: “Ik ga er gewoon van uit dat het me zal overkomen. Ik geef mezelf nog vijf jaar voor mijn eerste burn-out.”

Ardui: “Kun je dan niet nu al een paar dagen in de week vrij nemen om het te voorkomen? Op lange termijn is het wellicht interessanter om niet uit te vallen.”

De Wever: “Wat ik nu doe, is vier maanden lang non-stop werken, om dan een week of twee op reis te gaan. Over een paar weken trek ik naar het Lake District (in Engeland, red.), om daar in mijn eentje te gaan stappen in de bergen. Zulke vooruitzichten zorgen ervoor dat ik het nu nog even volhoud.”

Hoe voorkom jij dat je straks tegen een muur knalt, Willem?

Ardui: “Ik bén er al tegen geknald. Een paar maanden voor de lockdown heb ik even helemaal platgelegen. Ik kon gewoon niet meer uit bed. Het gebeurde net nadat we onze eerste plaat hadden uitgebracht. De comedown daarvan zat er, naast allerlei privéfactoren, zeker voor iets tussen. Ik viel in het zwarte gat.”

Pak jij je werk nu anders aan?

Ardui: “Ik heb het nog niet helemaal onder de knie, maar ik weet nu dat ik meer moet letten op structuur. Ik probeer werk en privé gescheiden te houden. Onlangs heb ik, op aanraden van mijn vriendin, besloten om WhatsApp alleen nog maar te gebruiken voor privégesprekken. Voor alles wat met blackwave. te maken heeft, gebruiken we nu een andere app. Daarop heb ik ingesteld dat ik alleen meldingen ontvang tussen tien uur ’s ochtends en negen uur ’s avonds.”

Las jij ook reizen in, zoals Anuna?

Ardui: “Nee. Dat was ook een probleem: ik was al drie jaar niet meer op vakantie geweest. Deze zomer heb ik het wel gedaan, maar ook maar een week. Na die week wilde ik toch weer zo snel mogelijk naar huis om me aan het werk te zetten. Ik ben er nog lang niet.”

Zijn jullie een generatie van workaholics?

Ardui: “Dat vrees ik wel, ja.”

Smarandescu: “Ik weet het wel zeker. Elke drie jaar doen we met de Jeugdraad een grote bevraging onder jongeren. Dat er iets schort aan het psychisch welzijn, blijkt ook uit die resultaten. Het is allesbehalve evident om een goed evenwicht te vinden tussen werk en vrije tijd. Sociale media spelen daar een grote rol in. Er zijn geen grenzen meer aan wat we doen. Instagram maakt deel uit van onze jobs en via WhatsApp zijn we constant bereikbaar. Mentale rust is er niet meer bij. Ik las elke zomer een socialemediapauze in van een maand. Dat is mijn manier om ervan los te komen.”

De Wever: “Wij fokken elkaar heel hard op. Op sociale media lijkt het alsof iedereen de hele tijd keihard bezig is.”

Ardui: “Fokken we elkaar op of fokken we onszelf op? Niemand doet het expres: ‘Ik zal eens tonen wat ik allemaal doe, zodat de rest zich slecht voelt.’”

De Wever: “Klopt. Het is een vicieuze cirkel. Ben ik even aan het chillen, dan lopen er voortdurend meldingen binnen via WhatsApp of via allerlei werkapps. Dan denk ik al snel: de rest is aan het werk, ik zal ook maar weer beginnen. Dat schuldgevoel is vreselijk.”

Ardui: “In die zin kwam de lockdown op het juiste moment: voor veel mensen van mijn generatie was het een rustpunt. Dat gevoel – de hele wereld is aan het werk, dus ik moet ook voort – viel even weg. Toch voor een paar weken. Daarna begon iedereen manieren te zoeken om toch weer iets te doen, en dacht je: shit, nu moet ik ook beginnen te streamen.”

Smarandescu: “Ik was eerst ook opgelucht. Mijn agenda stond zo vol en ik was blij met elke afspraak die ik kon schrappen. Maar ik moet toegeven: na anderhalve maand begon het weer te kriebelen. Kan ik toch niks doen? Kan ik me niet nuttig bezighouden? Het is sterker dan onszelf.”

Zijn jullie ouders trots op wat jullie doen?

Smarandescu: “Ja. Ze zien hoeveel ik opoffer voor mijn studies en voor de Jeugdraad. Maar ze zijn ook de eersten om te zeggen: ‘Doe het eens wat rustiger aan.’ Of: ‘Je hoeft de wereld mórgen nog niet te veranderen.’”

Ardui: “Dat herken ik: ze zijn fier, maar zien ook hoeveel het van me eist.”

De Wever: “Wij hebben thuis dezelfde discussies, het zijn nog nét geen ruzies. Niet omdat mijn ouders me niet steunen in wat ik doe, verre van, maar omdat ze ook weleens wat tijd met mij willen doorbrengen en met mij op vakantie willen. (Zucht) Zo vermoeiend.”

© Humo