Direct naar artikelinhoud
InterviewWelzijn

Kinderrechtencommissaris: ‘Wij zijn opgelucht dat men in deze crisis aan de jongeren denkt’

Caroline Vrijens.Beeld Joris Casaer

Geen afgesloten speelpleinen, scholen die open blijven, eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs die naar de les kunnen blijven gaan. Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens is opgelucht dat er zoveel als mogelijk rekening gehouden wordt met de noden van jongeren.

Onze jongeren worden voor een groot deel gevrijwaard van strengere coronamaatregelen. U bent daar zeer over te spreken, nemen we aan.

“Het lucht inderdaad op. We hebben uit de eerste coronagolf geleerd dat een lockdown voor onze jongeren heel veel impact heeft. Vooral voor jongeren uit gezinnen die het financieel niet breed hebben was die lockdown enorm zwaar. En dan heb ik het niet alleen over de leerachterstand die de jongeren dreigen op te lopen. In de nasleep van de lockdown kregen we heel veel vragen over mentaal welzijn. Ook het intrafamiliaal geweld nam duidelijk toe. Kwetsbare kinderen kunnen in zo’n strenge lockdown nergens heen. Ze hebben geen tuin, geen slaapkamer of iemand met wie ze kunnen praten. Zelfs de skateparken en speeltuinen werden afgesloten. We zijn dus heel blij dat kinderen in het lager en secundair onderwijs nog naar school kunnen.”

Hebt u al signalen opgevangen van wat de gevolgen op lange termijn kunnen zijn van die strenge maatregelen in maart en april?

“Dat is moeilijk in te schatten. Wij weten uit een onderzoek in de lente bij 44.000 jongeren dat zij heel wat last hadden van verveling, isolement en eenzaamheid. Ze misten hun vrienden en familie.”

Hoe gaat het vandaag met de jongeren?

“Ik heb de indruk dat in de publieke opinie de impact van die strenge coronamaatregelen vooral onderschat wordt bij de wat oudere jongeren. Zij worden door iedereen ook wat geviseerd. Ze zouden de motor van het virus zijn. Ze zouden zich niet aan de regels houden. Terwijl de meesten onder hen heel erg hun best doen. Dat weegt. Niets ziet er voor hen uit zoals het ooit was. Geen schoolreizen, geen feestjes, nu ook geen kampen meer. Als volwassene is het heel verleidelijk om hen daarop af te rekenen. We behandelen hen heel snel als volwassenen, maar dat zijn ze niet. En noden en behoeftes in zo’n puberbrein zijn jammer genoeg niet te rijmen met een pandemie.”

Ze kunnen zich wel nog uitleven, onder voorwaarden, in jeugdbewegingen en sportclubs.

 “School is belangrijk, maar maar het is ook goed dat men oog heeft voor die uitlaatklep in het weekend. Er is na bijna acht maanden leven met het virus nog altijd heel weinig perspectief. En met de winter voor de deur zullen we heel creatief moeten zijn. Verschillende organisaties vragen hoe we ontmoetingsplekken kunnen organiseren buiten de school. Met respect voor alle regels uiteraard. Maar elkaar ontmoeten en met elkaar spelen is een basisbehoefte. Tijdens de eerste lockdown kregen wij ongeruste telefoontjes van ouders met een enkel kind. Hij of zij zat al twee maanden alleen thuis en had alleen nog maar met twee volwassenen kunnen spelen. Dat moeten we te allen tijde voorkomen.”

Ook voor de eerstejaars in het hoger onderwijs voorzien de universiteiten uitzonderingen om ervoor te zorgen dat ze hun weg kunnen vinden en dat ze niet vereenzamen. Goed idee?

“Jazeker. In normale tijden krijgt de jongerentelefoon Awel vragen van kinderen tussen de 12 en 15 jaar. Ze merken dat die leeftijd dezer dagen omhoog gaat. Onze jongeren zitten met veel vragen. Ze voelen zich niet goed. Ze zitten met een zwaarmoedig gevoel. Voor jongeren is dit een ongelooflijk moeilijke periode. Want wanneer zal dit opgelost zijn? Komt er een vaccin? Of moeten ze ervan uitgaan dat ze om de zoveel maanden in lockdown moeten? Ze maken zich zorgen over de toekomst. En de winter die voor de deur staat, maakt het er allemaal niet gemakkelijker op.”