Een kaartje met verschillende concentraties aan vondsten van archeologisch materiaal
Yftinus van Popta

Vier verdwenen middeleeuwse dorpen gevonden in wat ooit de Zuiderzee was

De Noordoostpolder, het noordoostelijk deel van wat vroeger de Nederlandse Zuiderzee was, bevat meer sporen van zijn middeleeuwse verleden dan altijd gedacht werd. Dankzij die sporen is een maritiem archeoloog erin geslaagd vier verdwenen nederzettingen in het gebied terug te vinden: Marcnesse, Nagele, Fenehuysen (Veenhuizen) I en Fenehuysen II. 

Archeoloog Yftinus van Popta van de Rijksuniversiteit Groningen verrichtte vijf jaar lang onderzoek in het gebied en kon zo de ontwikkeling ervan in kaart brengen tijdens de late middeleeuwen, tussen ongeveer 1100 en 1400. 

In die periode was het gebied eerst een onontgonnen en onbewoond veengebied met meren. Vanaf de 10e eeuw beginnen boeren het gebied te ontginnen, door greppels en sloten te graven om het land geschikt te maken voor landbouw. De eerste bewoners zijn dan ook boeren en later, in de 13e en 14e eeuw komen daar ook vissers, handelaars en 'heren' bij. 

Er zijn weinig sporen overgebleven van die ontginning, de bewerking van het land en de bewoning, maar toch is er meer overgebleven dan altijd gedacht werd volgens Van Popta. 

Lange tijd werd gedacht dat archeologische sporen van bewoning, potscherven, fragmenten van bakstenen en dakpannen en beenderen, door schepen overboord waren gegooid of weggespoeld waren van de eilanden Urk en Schokland.

Maar volgens Van Popta klopt dat niet. "Die spullen zijn daar tussen 1100 en 1300 na Christus terechtgekomen. De oudste schepen waren er tussen 1250 en 1300 na Christus", zo zei hij aan de NOS. "Bakstenen zijn overblijfselen van huizen, botten kwamen van het vlees en het aardewerk, daar kookte men mee." 

Een kaart uit de 16e eeuw, met in het rood Schokland, blauw Urk, groen Fenehuysen of Veenhuizen II, geel Fenehuysen I.
Yftinus van Popta

Hoge concentraties archeologisch materiaal

Van Popta ging op onderzoek uit en bracht in een ruimtelijk computerprogramma archeologische vondsten, profielen van de bodem, historische kaarten van het gebied, hoogtekaarten en satellietbeelden bij elkaar. 

Daarbij viel het op dat er een aantal plekken waren met hoge concentraties aan archeologische vondsten (zie ook kaartje bovenaan). "Op sommige plekken ligt heel veel materiaal en op andere plekken ligt niks", zo zei Van Popta in een video van Omroep Flevoland. "Dat je bijvoorbeeld op een aantal vierkante meters te maken hebt met honderden scherven en baksteenfragmenten, terwijl een paar honderd meter verderop helemaal niks meer ligt."

Van Popta deed vervolgens onderzoek op de plaatsen met hoge concentraties en ontdekte daar ook andere sporen, de resten van slootjes en greppeltjes "die gegraven zijn om dat gebied bewoonbaar te maken". 

Volgens de archeoloog ging het waarschijnlijk wel maar om kleine nederzettingen, kleine dorpjes met uit elkaar staande boerderijen, kleine houten gebouwen en schuurtjes, met misschien op een centrale plaats een kapelletje, mogelijk uit steen of uit hout.   

Een kaartje dat de dichtheid weergeeft van de middeleeuwse archeologische vondsten in de Noordoostpolder. A is Kuinre, B is Urk, C is Schokland en D tot G zijn de verdwenen nederzettingen.
Yftinus van Popta

Urk en Schokland veel groter, Nagele, Marcnesse en Veenhuizen verdwenen

Door een samenloop van vloeden en stormen verdween in enkele honderden jaren het meeste land in het gebied en werd het open zee, de Zuiderzee, zei Van Popta. Nagele, Marcnesse en Veenhuizen verdwenen, terwijl Urk en Schokland zich nog net konden handhaven. 

De eilanden Urk en Schokland waren ooit vele malen groter dan wat er van overgebleven is. Van die verdwenen delen van de eilanden zijn nog steeds restanten terug te vinden in wat vroeger de zeebodem was, namelijk dijken, sloten en terpen, kunstmatige woonheuvels. 

Van Popta heeft nu wel ruwweg een idee waar de verdwenen nederzettingen zich bevonden kunnen hebben, maar verder onderzoek, onder meer van historische kaarten en andere historische bronnen, is nodig om de ligging nauwkeuriger te bepalen. Dan zou men op die plaatsen vervolgonderzoek kunnen uitvoeren. 

Veel van de archeologische resten in wat nu de Noordoostpolder is, zijn vernietigd door landbouw en herinrichtingsplannen. Wat er nu nog rest is voortaan beschermd, dankzij het onderzoek van Van Popta. Boeren mogen nog maar 30 centimeter diep ploegen en voor er gebouwd wordt in het gebied, moet er nu eerst onderzoek gebeuren. 

Van Popta hoopt dan ook volgend jaar meer gericht onderzoek te kunnen doen naar de verdwenen dorpen. Eerst moet hij wel eind deze maand nog zijn doctoraatsthesis 'When the shore becomes the sea" verdedigen. Maar hij heeft er alle vertrouwen in dat dat wel los zal lopen, zo verzekerde hij aan Omroep Flevoland.

Bronnen: persbericht Rijksuniversiteit Groningen, artikels NOS en Omroep Flevoland. 

Reconstructie van het Noordoostpoldergebied in de 12e en 13e eeuw n. C.
Yftinus van Popta/RUG

Meest gelezen