Direct naar artikelinhoud
AchtergrondMedia in VS

Zo staat de politieke journalistiek in de VS sinds de overwinning van Trump onder druk

Joe Biden werd omsingeld door journalisten bij een bezoek aan zijn vroegere woonplaats.Beeld REUTERS

De tijd dat Democraten en Republikeinen met argumenten probeerden het midden voor zich te winnen is voorbij. Wat betekent dit voor de politieke pers in de VS? 

De overwinning van Donald Trump dreef de Amerikaanse pers in november 2016 tot een moment van bezinning. Vrijwel niemand van de opiniepeilers en verslaggevers had serieus rekening gehouden met het scenario dat de grofgebekte zakenman het Witte Huis zou betrekken.

Het leidde alom tot vragen. Wat zagen we over het hoofd? Hebben we hem te veel ongefilterde zendtijd en ruimte in de krant gegeven? En: hoe doen we nu verslag van een president die onwaarheden, leugens en andere bullshit uitkraamt en ons onophoudelijk ‘fake news media’ noemt? 

Veel tijd was er niet. Meteen na de beëdiging in januari 2017 begon de woordvoerder van Trump te liegen over het aantal toeschouwers bij die plechtigheid en introduceerde een adviseur het begrip ‘alternatieve feiten’. De waarheid was ineens een discussiestuk. 

De vraag is: staat de Amerikaanse pers er vier jaar later beter voor? Als je het Jay Rosen vraagt – al jaren hoofddocent journalistiek aan New York University en een onvermoeibaar mediacriticus met 293 duizend volgers op Twitter – is het antwoord: niet of nauwelijks.

Twee dagen voor de verkiezingen publiceerde Rosen een essay over de keuze waarvoor de Amerikaanse pers staat, ‘zelfs als Trump weg is’. Het doorwrochte essay, getiteld ‘De Amerikaanse pers en de asymmetrische oorlog voor de waarheid’, verscheen online bij The New York Review of Books, een lijfblad van de liberal intelligentsia van de Verenigde Staten. Het gaat niet over de uitholling van verdienmodellen, de opkomst van algoritmen of soortgelijke kwesties waarover de ‘nieuwsindustrie’ zich het hoofd breekt – het gaat over de beginselen van verslaggeving.

De routines van de politieke journalistiek zijn volgens Rosen nog steeds gebaseerd op een ‘vervlogen beeld’. Het is namelijk niet meer zo dat twee partijen strijden om de macht door het ‘Amerikaanse midden’ met argumenten voor zich te winnen en zo de meeste stemmen binnen te halen.

De Republikeinen weten, schrijft Rosen, dat ‘de meeste Amerikanen tegenstander zijn van de overtuigingen en prioriteiten die hun partij bijeenhouden’, en daarom is hun tactiek al jaren ‘om stemmen te onderdrukken in plaats van voor ze te strijden’. (De suggestie van Trump in de verkiezingsnacht om het Hooggerechtshof een einde te laten maken aan het tellen van de stemmen, sluit daar naadloos op aan.)

Ziedaar de asymmetrie tussen de twee partijen die de Amerikaanse politiek al meer dan 150 jaar domineren. In ‘het spelregelboek’ van de pers ‘staat niets’ over hoe je daarvan verslag doet. Vasthouden aan ‘het sprookje van de twee partijen’ of ‘zich aanpassen aan een veranderde werkelijkheid’ is daarom de keuze voor de Amerikaanse journalistiek. Ook als Trump het presidentschap verliest, zal de Republikeinse partij ‘als minderheidspartij’ aan de tactiek vasthouden en ‘continu in gevecht zijn met eerlijke journalistiek’, schrijft Rosen.

‘Het lijkt een makkelijke keuze, maar dat is het niet. In mijn kritiek op de pers heb ik al vaak vastgesteld dat mainstreamjournalisten sommige dingen niet doen om het publiek te dienen, maar om zichzelf te beschermen tegen kritiek. Dan krijg je ‘hij zei, zij zei’-verslaggeving, of de reflex dat ‘beide partijen iets doen’ en het ‘evenwichtig behandelen van een onevenwichtig fenomeen’. Het nieuws verslaan, de macht ter verantwoording roepen en strijden voor het recht van het publiek om inzage te hebben zijn de eerste beginselen van de journalistiek, de grondslag voor een gezonde praktijk. Maar je indekken tegen kritiek is dat niet. Zeker als die komt van mensen die niet te goeder trouw zijn.’

Journalisten bij het Witte Huis.Beeld REUTERS

Het beeld dat Rosen schetst is somber. De rijke Amerikaanse perstraditie bevat naast oppervlakkig 24 uurs-televisienieuws en online-clickbaitjournalistiek toch ook harde onthullingsverslaggeving? Met het Watergate-schandaal gaven journalisten bijna vijftig jaar geleden de aanzet tot het voortijdige vertrek van een president uit het Witte Huis. Is daar dan niets van over? 

De vrees na zijn verkiezingsoverwinning in 2016 was dat Trump de smaad- en lasterwetgeving in de Verenigde Staten ging aanscherpen om het makkelijker te maken journalisten aan te klagen voor kritische en onthullende stukken. Het is een manier om de persvrijheid in te perken: journalisten moeten extra nadenken of ze zich een (kostbare) rechtszaak willen en kunnen veroorloven. Op campagne in Texas had hij indertijd beweerd dat ‘we er veel geld aan kunnen overhouden’.

Het is er niet van gekomen. Hoewel Trump begin dit jaar een paar rechtszaken is begonnen vanwege publicaties in The New York Times,The Washington Post en op CNN, verwachten juristen niet dat die een opstap zijn naar een zaak bij het Hooggerechtshof, dat eventueel een toonaangevende uitspraak uit 1964 over laster en persvrijheid kan herzien. Ook het Congres heeft geen stappen gezet om de smaad- en lasterwetgeving aan te passen. De belofte van Trump is dan ook ‘vastgelopen’, concludeerden de onafhankelijk factcheckers van website PolitiFact in de zomer.

Zo kon The New York Times in september na jaren sleuren gewoon de belastingaangiften onthullen, die Trump tegen de presidentiële traditie in steeds verborgen had gehouden. Daar zaten ook nog genoeg lezers op te wachten. Met de reclameslogan The truth is more important now than ever begon de krant na de beëdiging van Trump aan een wervingscampagne die meer dan een verdubbeling van het aantal abonnees betekende, tot ongeveer 6,5 miljoen.

En zo gaat het ook elders. Het tijdschrift The Atlantic onthulde in september dat Trump in eigen kring Amerikaanse militairen die in oorlogen zijn gesneuveld ‘slappelingen’ en ‘losers’ heeft genoemd. Prompt kreeg het er twintigduizend abonnees bij.

De lokale Amerikaanse media hebben het al jaren financieel loodzwaar, maar het academische vakblad Columbia Journalism Review zag ook hoe ze in aanloop naar de verkiezingen een sleutelrol op zich namen door kiezers voor te lichten over de details van het plaatselijke kiessysteem. Radiostation WOSU in de staat Ohio had een programma waar luisteraars konden bellen met vragen over de verkiezingen. ‘In vorige jaren waren dat nogal saaie uitzendingen’, zei radiodirecteur Mike Thompson. ‘Maar deze keer niet. We werden gebombardeerd met telefoontjes. Allerlei vragen. Goede vragen. Over scenario’s waar we zelf nog niet aan hadden gedacht.’

In het begin probeerde The New York Times nog met ‘traditionele maatstaven’ verslag te doen van Trump, zei hoofdredacteur Dean Baquet een paar weken geleden tegen het blad Vanity Fair. Maar daar is de krant in veranderd. ‘De Amerikaanse pers doet er uitgebreid verslag van als de president van de Verenigde Staten spreekt en commentaar geeft, maar dat moet je anders doen wanneer de president van de Verenigde Staten zaken versluiert, mensen vaak misleidt en soms leugens vertelt.’ De NYT neemt daarom de feitenchecks tegenwoordig mee in zijn nieuwsverslaggeving – dit is waar, dit niet, en dit is ronduit een leugen.

Dat van die onthullingen en het benoemen van racisme en leugens mag allemaal zo zijn, maar toch is het niet genoeg, schreef Margaret Sullivan, mediacolumnist van de The Washington Post, in april. ‘We hebben nooit echt ontdekt hoe we Trump moeten verslaan in het algemeen belang. We hebben nooit echt een andere versnelling gekozen, ondanks Trumps voortdurende normoverschrijdende gedrag. Vastbesloten om ons werk te doen – plichtsgetrouw de machtigste man van de wereld verslaan – zijn we toch steeds weer teruggekomen. Verslaggevers van dienst blijven naar de persconferentiezaal gaan om soms publiekelijk als ‘nepnieuws’ of ‘een verschrikkelijke verslaggever’ te worden neergezet.’

Ook twee onderzoekers van Columbia Journalism Review zagen weinig lichtpuntjes, toen ze afgelopen maand de uitputtende Amerikaanse verslaggeving van vier jaar Trump tegen het licht hielden. Als voorbeeld noemen ze het optreden van Chris Wallace, een veteraan in de politieke journalistiek van Fox News, de tv-zender die Trump de afgelopen jaren het meest ruimhartig en enthousiast een podium heeft geboden.

In november 2017, een jaar na de uitverkiezing van Trump, kreeg Wallace een prijs voor zijn werk van het International Center for Journalists. In zijn dankwoord waarschuwde hij zijn collega’s dat ze hun werk op de klassieke manier moesten blijven benaderen ‘als scheidsrechters (...) objectieve getuigen van wat er aan de hand is’. En: ‘We moeten geen spelers op het veld worden, die gelijke tred houden met de scheldwoorden van de mensen over wie we verslag doen.’

Diezelfde Chris Wallace leidde het eerste debat tussen Donald Trump en Joe Biden, waarbij hij vooraf zei ‘zo onzichtbaar mogelijk’ te willen zijn. Het debat werd alom betiteld als een onbegrijpelijke partij ruzie, waarin Trump zijn uitdager steeds onderbrak en met leugens de mond probeerde te snoeren. Wallace eindigde als ‘roadkill’, schreef The Atlantic – als een doodgereden dier langs de snelweg. ‘Ik denk dat ik niet had beseft – en dit kon je vooraf ook niet weten – dat dit de strategie van de president zou zijn’, zei Wallace achteraf tegen The New York Times.

Zo staat de politieke journalistiek in de VS sinds de overwinning van Trump onder druk
Beeld REUTERS

Opvattingen van journalistiek als die van Wallace zijn de opvattingen die Jay Rosen, van het essay over asymmetrie, somber stemmen. De rol van scheidsrechter is een rol die bedoeld is om jezelf te verdedigen tegen kritiek. ‘De keuze gaat tussen waarheid zoeken en bescherming zoeken’, schrijft Rosen. Wat hij daarbij al lang propageert, is niet de politici centraal te stellen, maar de kiezers. Luister naar hun ervaringen en hun verwachtingen van het bestaan, en confronteer politici daarmee, in plaats van andersom.

Het onafhankelijke American Press Institute, opgericht kort na de Tweede Wereldoorlog, nam in oktober het zekere voor het onzekere en gaf dertien tips voor verantwoorde verslaggeving van de presidentsverkiezingen. Ze waren vooral gericht op het ontzenuwen van geruchten en beweringen zonder bewijs.

‘Tip 5: Begrijp de context en oorzaken van lange rijen voor een stembureau voor je er verslag van doet. (...) Tip 11: Weet wat jouw staat doet met stembiljetten van kiezers die per post hebben gestemd, maar die voor de dag van de verkiezingen zijn overleden. (...) Tip 13: Ga voorzichtig om met berichten van kandidaten die de overwinning opeisen of verlies erkennen.’

Het lijkt erop dat Chris Wallace er nota van heeft genomen. Toen Trump in de verkiezingsnacht beweerde dat er sprake was van stembusfraude en dat hij in een hele reeks staten waar nog werd geteld had gewonnen, suggereerde Fox News-presentator Bret Baier dat de president grotendeels gelijk had. Meteen daarop onderbrak Wallace hem. ‘Dit is een extreem brandbare situatie, waar de president zojuist een lucifer in heeft gegooid. Hij heeft de staten niet gewonnen. Niemand zegt dat hij die staten heeft gewonnen. De staten hebben nog niet gezegd dat hij heeft gewonnen. Dit haakt aan op wat Joe Biden heeft gezegd: het is niet aan de president om te zeggen wie er heeft gewonnen, het is aan het Amerikaanse volk.’

Als Trump de verkiezingen verliest, dan is het niet ‘eind goed, al goed’ voor de Amerikaanse pers. De Republikeinse partij verandert vermoedelijk niet ineens van gedaante, en ook Trump zelf zal niet ineens van het toneel verdwenen zijn. In de afgelopen jaren is er een ‘ecosysteem van rechtse media’ ontstaan, dat voortbouwt op het pionierswerk van alt-rightwebsite Breitbart en dat ‘Fox News doet blozen’, zei CNN-mediaverslaggever Brian Stelter onlangs tegen het publieke radiostation NPR.

‘Mensen bij Fox vertellen me: dat zijn radicalen, dat zijn extremisten. Als president Trump niet wint, kan hij heel goed een show krijgen bij een van die zenders. Ik weet vrijwel zeker dat hij een podium gaat zoeken, als hij niet meer in het Witte Huis woont. Het besef dat er twee werkelijkheden zijn die strijd leveren met elkaar: ik vrees dat dat deel blijft uitmaken van de rest van ons Amerikaanse leven.’

De echte oppositie

Tot op zijn laatste campagnedag in de swing states viel Donald Trump de media aan. ‘De media zijn nep en corrupt’, zei hij in Pennsylvania. Tegen zijn aanhangers in North Carolina: ‘Als ik één ding heb bereikt, dan is het laten zien hoe oneerlijk de media zijn.’ Zo bleef hij trouw aan de vaak aangehaalde filosofie van zijn vroegere adviseur Steve Bannon: ‘De Democraten doen er niet toe. De echte oppositie bestaat uit de media.’