Direct naar artikelinhoud
AnalyseVerkiezingen VS

De Amerikaanse stammenstrijd is nog lang niet voorbij

2020: Donald Trump negeert de uitgestoken hand van Huis van Afgevaardigden-voorzitter Nancy Pelosi.Beeld EPA

Zowel links als rechts Amerika voelt zich bedreigd in zijn manier van leven. Nieuw is dat niet, weet oud-correspondent Arie Elshout maar de kloof is wel dieper geworden. Wie durft zijn hand uit te steken naar de Ander?

In het hoofd van de Amerikanen is er altijd strijd, op elk moment zijn ze klaar voor het gevecht, schreef ik vijf jaar geleden bij mijn afscheid van de Verenigde Staten. Ze telden op dat moment 1,27 miljoen advocaten, 1 op de 300 Amerikanen. Er waren meer advocaten dan artsen, zo’n 400 duizend meer. Veel van hen had ik gezien als ik in de Verenigde Staten op de weg zat. Vanaf billboards lachten deze frisgewassen, strak gekapte mannen en vrouwen je uitnodigend toe. Ze waren er voor als je ruzie kreeg met je belastingambtenaar, baas, partner, buurman, mede­weggebruiker. Better Call Saul. Even ­verderop volgde het billboard van de ­wapenwinkel, Guns & Ammo.

Strijd was er volop in deze Amerikaanse verkiezingen. Op ongekende schaal. Republikeinen en Democraten hadden batterijen advocaten klaar staan, ook verschenen er Trumpaanhangers met wapens bij een lokaal waar stemmen werden geteld. Al die grimmigheid drukt het gemoed. Toen de Democraat Joe Biden een voorsprong nam op de zittende Republikeinse president Donald Trump, viel er zelfs bij zijn aanhang ­weinig echte vreugde te bespeuren.

De laatste keer dat een Democraat een Republikein opvolgde – Barack Obama in 2008 – was er sprake van euforie, nu overheerst een katterig gevoel. Democratische kiezers zagen geschokt hoe bijna de helft van de Amerikaanse kiezers, onverwacht veel, Trumps hoogst omstreden en polariserende beleid van de afgelopen vier jaar legitimeerden met een stempel van goedkeuring. Ja, er is, zoals het er vrijdag naar uitzag, de winst van een andere ­president voor het ­Biden-kamp, daartegenover staat het verlies van het geloof in eigen land.

De Amerikaanse natie is uiteengevallen in twee delen die zich niet meer in ­elkaar herkennen. Valt het gespleten land ooit nog te lijmen?

Politieke meningsverschillen zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven, maar voor een gezonde democratie is het belangrijk dat er minimum aan ­gemeenschappelijkheid blijft. John McCain verwoordde dat op grootse wijze in de speech waarmee hij in 2008 zijn nederlaag tegen Obama accepteerde. Ik ben het op tal van punten oneens met de nieuwe president, zei de Republikein, maar ik wil hem helpen bij het vinden van compromissen en bij het leiden van ‘het land dat we beiden liefhebben’. Zulke taal wordt niet meer gesproken. Gemeenschappelijke vaderlandsliefde heeft plaatsgemaakt voor de splijtzwam van haat en woede.

Er waren in de naoorlogse geschiedenis momenten waarin Amerika boven zichzelf uitsteeg. Gedragen door de emoties na de moord op John F. Kennedy wist zijn opvolger Lyndon B. Johnson ­belangrijke hervormingen door te voeren, zoals een verbod op rassenscheiding. Later was er de mijlpaal van de ­eerste zwarte president, die een sfeer van hooggestemde verwachting opriep.

Dit moment is heel anders. Amerika lijkt zichzelf nu naar beneden te halen. De verkiezingen maakten duidelijk dat de verdeeldheid tussen rechts en links die Amerika sinds de jaren zeventig plaagt, erger is dan ooit. Bill Clinton en Obama waren al constant in harde gevechten verwikkeld met de Republikeinen, maar met Trump bereikte de stammenstrijd zijn extreemste fase. Het ­progressieve en conservatieve Amerika hebben zich gaandeweg alsmaar verder van elkaar verwijderd. Ze leven in parallelle werkelijkheden, elk met een eigen identiteit die wordt gedefinieerd als het tegendeel van de ander.

Links denkt de toekomst te vertegenwoordigen van een nieuw, divers en progressief Amerika waarvan het zwaartepunt ligt in de steden en aan de kusten. Het rechtse volksdeel op het platteland en de gebieden net buiten de steden koesteren een verlangen naar het glorieuze Amerika van kort na de oorlog en klampt zich vast aan diep geloof in onvoorwaardelijk patriottisme, het traditionele gezin, God en wapens. Het ziet links als een gevaar voor hun waarden. Omgekeerd ziet links conservatief Amerika als een ballenbak vol wereldvreemde, racistische, reactionaire, laagopgeleide, wrokkige kiezers. Beide groepen voelen zich door elkaar bedreigd in hun manier van leven, en dat is een fundamentele, moeilijk weg te nemen angst.

Kan er tussen deze twee Amerika’s ooit weer een brug worden geslagen? ­Biden zegt dat te willen, zoals ooit Obama bemiddelaar wilde zijn tussen twee wereldbeelden. Het lukte hem uiteindelijk niet, Obama werd meegezogen in de draaikolk van de polarisatie. Dat kan ook ­Biden zomaar overkomen. Van Trump valt niets constructiefs te verwachten. Hij heeft van begin af aan bevolkingsgroepen tegen elkaar opgezet als middel om zijn machtspositie te versterken, net als president Richard Nixon dat deed met het voortdurend inspelen op de sentimenten van wat hij de ­‘zwijgende meerderheid’ noemde.

Te verwachten valt dat Trump wrok tot zijn wapen tegen Biden zal maken. De man die verliezen haat, dreigt toe te treden tot de rij van de sukkelige presidenten met één termijn. Deze week was al te zien hoe hij de eerste aanzetten gaf tot het creëren van zijn eigen dolkstoot­legende. Ik heb niet verloren, maar ben bestolen; de tegenpartij heeft mij door bedrog beroofd van de overwinning, zal zijn verhaal waarschijnlijk worden.

Er wordt al gespeculeerd dat hij zich na een verlies weer kandidaat zal willen stellen voor de verkiezingen van 2024 en dat hij een eigen televisiezender wil oprichten. Hij behoudt zijn Twitteraccount met miljoenen volgers. Hij kan een belangrijke stem blijven in de Republikeinse Partij, als degene die iets minder dan de helft van de Amerikaanse kiezers achter zich kreeg.

En ook al zal er geen bewijs zijn voor verkiezingsfraude, dan nog zullen veel van Trumps aanhangers hem geloven. Kevin Roose schreef in zijn column in The New York Times hoe op ­Facebook een ‘parallel media universum’ is ontstaan voor rechts Amerika. De inter­pretatie van de werkelijkheid die daar circuleert is als een bunker­bubbel van gewapend beton.

De vooraanstaande journalist George Packer heeft altijd geprobeerd Trumpkiezers te begrijpen. Tegenover het Nederlandse Nieuwsuur bekende hij die pogingen te zullen opgeven. ‘Ik snap wat ze bij Trump heeft gebracht, maar niet waarom ze bij hem blijven.’ Zijn wanhoop is een veeg teken.

Toch zal men moeten blijven proberen dat deel van de bevolking te bereiken. Schrijver David Grossman weet als Israeliër hoe funest en uitzichtloos het is als twee bevolkingsgroepen blijven vastzitten in hun ‘eigen, versteende verhalen’. Hij pleitte er onlangs in de Volkskrant voor een keer door de ogen van de ander te kijken, wat volgens hem niet betekent dat je je identiteit hoeft te verliezen.

2016: President Barack Obama schudt de hand van de Republikeinse voorzitter van het Huis van Afgevaardigden Paul Ryan.Beeld Getty

In het Amerikaanse geval zou dat betekenen dat links wat beter begrijpt dat rechtse kiezers serieus willen worden ­genomen en rebelleren als ze zich gekleineerd of genegeerd voelen vanwege hun ‘achterlijke’ standpunten. Rechts moet inzien dat niet alle verandering een ­bedreiging is. Kijk naar het homo­huwelijk, dat wordt inmiddels door de meeste Amerikanen gesteund, omdat het helemaal geen gevaar bleek te zijn voor het traditionele gezin.

Meningsverschillen en strijd zullen er altijd blijven – het blijft Amerika – maar laat de tijd soms wat meer zijn werk doen. Meer geduld en minder drammen en oordelen over en weer, zou kunnen helpen. Anders blijft Amerika gevangenzitten in negatieve energie. 

Daarvan is er nog veel. Als mijn vrouw en ik destijds in downtown Brooklyn boodschappen deden op de vroege zaterdagochtend, stuitten we altijd op een groep anti-abortusactivisten met ­foto’s van dode foetussen. Je werd er akelig van. Abortus werd in 1973 gelegaliseerd, maar het verzet had de bijna vijftig tussenliggende jaren met gemak overleefd.

Bruggen slaan wordt niet gemakkelijk, maar het moet.