Direct naar artikelinhoud
Groepsimmuniteit

Van Gucht: ‘10 tot 20 procent zal antilichamen hebben na tweede golf, maar groepsimmuniteit blijft veraf’

Viroloog Steven Van Gucht.Beeld Photo News

Na de tweede golf zal 10 tot 20 procent van de bevolking antilichamen hebben tegen het coronavirus, maar dat betekent nog lang niet dat er sprake is van groepsimmuniteit. Dat heeft viroloog Steven Van Gucht gezegd tijdens de briefing van de Crisiscel rond het coronavirus.

Video wordt geladen...

Een en ander blijkt uit enkele onderzoeksprojecten van gezondheidsinstituut Sciensano, die al sinds het begin van de pandemie lopen. Ze focussen op seroprevalentie: het aantal mensen dat antilichamen heeft tegen het coronavirus en dus ooit besmet is geweest.

Zo is er een studie rond antistoffen in het bloed van Belgische bloeddonoren, in samenwerking met het Rode Kruis. Daarbij werden sinds het begin van de pandemie al 13.000 stalen onderzocht. “Uit de recentste analyse van stalen die afgenomen werden midden oktober, blijkt dat zo'n 6 procent antistoffen heeft ontwikkeld tegen het virus”, aldus Van Gucht. “Dat is vergelijkbaar met het percentage op het einde van de eerste golf in juni.”

Het is evenwel nog te vroeg om daar conclusies uit te trekken over de impact van de tweede golf op het aantal mensen dat immuun is. “Deze bloedstalen geven een beeld van de infecties vóór oktober. Mensen met een positieve test of symptomen mogen gedurende veertien dagen immers geen bloed geven. In die periode begin oktober waren er ongeveer 3.400 bevestigde infecties per dag. Eind oktober was dat het zesvoudige. Of die sterke stijging van het aantal besmettingen een invloed heeft gehad op de groepsimmuniteit, zullen we pas zien in de stalen van november of later", aldus nog Van Gucht. “Bloeddonoren vormen ook een enigszins aparte groep van mensen tussen 18 en 70 jaar, die gezond zijn bij de afname en geen symptomen vertonen in de periode ervoor. Ze zijn dus geen spiegel van de volledige bevolking. Deze cijfers zijn dan ook eerder een ondergrens.”

Lees ook
Beeld ANP XTRA

Een tweede studie werd uitgevoerd door Sciensano en het Instituut voor Tropische Geneeskunde bij een groep gezondheidswerkers in Belgische ziekenhuizen. Hun bloed wordt elke maand onderzocht op antistoffen. In de derde week van oktober bleek ongeveer 11 procent antistoffen te hebben tegen het virus, iets meer dan de 9,4 procent op het einde van de eerste golf in juni en dan de  7,8 procent in augustus. “We mogen hier echter nog niet spreken van een betekenisvolle stijging”, aldus Van Gucht. 

Een derde studie gebeurde in samenwerking met de KU Leuven en onderzocht antistoffen in het bloed van 362 leerlingen in twee Limburgse gemeenten: Alken (dat tijdens de eerste golf zwaar getroffen werd) en Pelt (waar toen maar een klein aantal besmettingen werd vastgesteld). 

14,4 procent van de kinderen in Alken bleek antistoffen te hebben, tegenover 4,4 procent in Pelt. Het verschil in viruscirculatie had dus duidelijk een impact. “Kinderen worden ook niet gespaard door het virus, maar het is wel geruststellend dat ze niet ernstig ziek werden”, aldus nog Van Gucht.

Lees ook
Beeld Photo News

Uit de bevraging blijkt bovendien dat het merendeel van de besmettingen bij de kinderen het gevolg was van een contact met een volwassene binnen de eigen familie en dus niet noodzakelijk op school gebeurde. Vermoedelijk dateerden ze ook van net vóór of in het begin van de eerste lockdown.

Op basis van al die studies verwacht Sciensano dat het aantal mensen met antistoffen op het einde van de tweede golf mogelijk tussen 10 en 20 procent zal liggen. “Dat kan helpen om het virus te vertragen in de toekomst, in combinatie met een reeks maatregelen”, zegt Van Gucht. “Maar het is nog altijd  ruim onvoldoende om groepsimmuniteit te bekomen. Daar hebben we ruim 60 tot 70 procent mensen met antistoffen voor nodig.”

Van Gucht drukt er ook op dat groepsimmuniteit alléén het virus niet kan laten verdwijnen. Dat kan alleen met de hulp van een goed vaccin en gecontroleerde of gerichte controlestrategieën. “Er mogen ook geen dierlijke reservoirs aanwezig zijn, waarin het virus kan overleven. Dat is nu alleen nog maar gelukt bij de pokken.”

Lees ook
Beeld Photo News

Dankzij groepsimmuniteit kan een virus wel evolueren van een ‘epidemische’ naar een ‘endemische’ toestand. “Bij een epidemie zijn er hoge pieken met een overbelasting van het systeem, zoals we nu zien. Bij een endemie is er een laag niveau van besmetting met af en toe kleine uitbraken, zoals in de winter. Het zorgniveau komt dan niet meer onder druk te staan. Dat laatste geldt voor veel van de bekende respiratoire virussen.”

Het nastreven van groepsimmuniteit door natuurlijke infectie, zónder de hulp van een vaccin, is geen goed idee volgens de viroloog. “Zeker voor een relatief dodelijk virus en in een land zoals België, waar bijna een derde van de bevolking tot een risicogroep behoort. Het zou naar schatting 60.000 doden of meer eisen. Onze enige optie is dus onze contacten beperken en de maatregelen volgen, tor er groepsimmuniteit is met de hulp van een vaccin. De komende maanden moeten we dus nog extra goed voor elkaar zorgen.”