Direct naar artikelinhoud
AnalyseOnderwijs

Vandaag heropenen de scholen. Een risico? Dit weten we nu over corona bij kinderen en de rol van de scholen

Vandaag heropenen de scholen. Een risico? Dit weten we nu over corona bij kinderen en de rol van de scholen
Beeld Damon De Backer

Lagere scholen en de eerste graad van het middelbaar gaan vandaag weer volledig open. Dat zorgt voor nervositeit, want de vrees bestaat dat dit opnieuw de cijfers de hoogte in zal jagen. Wat weten we nu over corona bij kinderen en de rol van de scholen?   

De beleidskeuze om scholen zoveel mogelijk open te houden botst vanaf vandaag opnieuw frontaal met de angst voor broeihaarden op of via scholen. Logisch, want net zoals in fitnesszalen, cafés en restaurants zitten daar veel mensen gedurende langere tijd binnen bijeen en dan gebeuren de meeste besmettingen.

Bovendien hebben de scholen net een herfstvakantie achter de rug die dubbel zo lang was om zo ‘de viruscirculatie te helpen afremmen’. Na die korte pauze heropenen – met livelessen voor het lager en de eerste graad van het middelbaar en 50 procent bezetting in de tweede en derde graad – lijkt dan riskant.

Maar scholen gesloten houden is dat ook. Zo zijn er sterke aanwijzingen dat er al leerachterstand is en dat de sluiting het mentaal welzijn van kinderen en jongeren aantast. Daarom willen beleidsmakers vooral weten of scholen zoals de horeca en sportclubs bij de grote ‘motoren’ van de pandemie horen of  een kleine(re) ‘besmettingsimpact’ hebben. 

Cruciaal om weten is daarbij hoe besmettelijk kinderen nu daadwerkelijk zijn.

Uit analyses over de eerste golf blijkt dat ze minder besmet raken dan volwassenen. In de piekweek van de eerste golf waren 6,4 op 100.000 Belgische tien- tot negentienjarigen besmet, terwijl dat bij veertigers op 81,9 lag. Toen waren de scholen ook wel gesloten. En als kinderen besmet raken, hebben ze veel minder vaak ziektesymptomen. Ze geven het virus  maar half zo vaak door als volwassenen en dan vooral aan leeftijdsgenoten.

Het zijn wel vooral de jongste kinderen – onder de tien à twaalf jaar – die minder vatbaar zijn. Onderzoek uit IJsland (The New England Journal of Medicine) toont dat kinderen onder de tien jaar maar de helft zo vaak positief testen als kinderen ouder dan tien jaar. Hen samen in een klas zetten is dus minder riskant dan volwassenen samen in een bureau zetten.

Dat kan verklaren waarom scholen en crèches wel de ideale setting voor dit virus líjken, maar het aantal besmettingen onder kinderen vrij laag ligt. “Zij lijken de epidemie eerder te volgen dan aan te drijven”, zegt epidemioloog Walter Haas (Robert Koch Instituut) in Nature.

Antistoffen

Hoe dat pecies komt, is nog niet duidelijk. Een hypothese is dat jonge kinderen flink meer antistoffen hebben omdat ze vaker met verkoudheden kampen, wat hen kan wapenen tegen coronavirussen. Ook is hun lichaam kleiner, waardoor ze mogelijk veel minder kleine druppeltjes met virus uitstoten wanneer ze hoesten, roepen en zingen.

“Maar vanaf tien à twaalf jaar gaan kinderen meer en meer lijken op volwassenen ”, zegt immunoloog Hans Snoeck (Columbia University). Een meta-analyse van eind september in JAMA Pediatrics  ziet zo “preliminair bewijs dat kinderen jonger dan tien tot veertien jaar minder besmet raken met Sars-Cov-2 dan volwassenen. Adolescenten lijken er wel even vatbaar voor te zijn.” Naast fysieke oorzaken heeft dat wellicht ook te maken met het drukkere sociale leven van tieners. “En zeer wellicht geven ook de asymptomatische oudere kinderen, die dus niet opvallen, het virus even veelvuldig door als asymptomatische volwassenen", zegt Snoeck.

Antistoffen
Beeld Wouter Van Vooren

Het leeftijdspatroon komt overal terug. Zo is het aantal besmettingen bij tieners tussen twaalf en zeventien jaar in de VS dubbel zo hoog als bij de groep tussen nul en vijf jaar. “Ook wij zien dat lagereschoolkinderen ruim de helft minder besmet zijn dan scholieren uit de tweede graad van het middelbaar. En zij zijn op hun beurt bijna anderhalf keer minder besmet dan scholieren uit de derde graad”, zegt Stefan Grielens, algemeen directeur van het Vrij CLB Netwerk.

Maar nog niet alles hierover is gezegd, want de onderzoeken zijn nog schaars. En een zopas afgeronde Belgische studie (KU Leuven & Sciensano) toont dat kinderen mogelijk meer besmet kunnen raken dan vermoed.

“We zien dat kinderen meer vatbaar zijn dan gedacht wanneer het virus veelvuldig circuleert”, zegt hoofdonderzoeker Corinne Vandermeulen. “Op basis van het zwaar getroffen Duitse Heidelberg, waar 15 procent van de volwassenen besmet raakte, en de beschikbare literatuur over de lagere besmettelijkheid van kinderen hadden we verwacht dat we ook in het Limburgse Alken zo’n 7,5 procent kinderen met antistoffen zouden zien. Maar het is bijna dubbel zoveel.”

Broeihaarden

In een situatie met veel viruscirculatie zien Vandermeulen en co. ook veel minder verschil tussen jonge en oudere kinderen. “In Alken is 13,3 procent van de kinderen uit de lagere school besmet en 15,4 procent van de jongeren uit de eerste drie jaar van het middelbaar”, zegt ze. “Hier is meer grootschalig onderzoek nodig, maar het verschil tussen jongere en oudere kinderen kan dus minder groot zijn dan gedacht wanneer er veel virus circuleert.”

En dat is in ons land nu het geval: bijna een kwart (23 procent) van de Belgen die vandaag getest worden, test positief. En er zijn nu zeker ook meer kinderen besmet dan in de eerste golf. Komt de gedeeltelijke heropening van de scholen maandag, inclusief die prille tieners die weer voltijds liveles krijgen, dan niet te vroeg?

Om daar het antwoord op te kennen, moeten we weten wat de impact is van schoolheropeningen op de pandemie én waar kinderen en jongeren vooral besmet raken. Een moeilijke oefening, omdat het nagenoeg onmogelijk is de factor ‘kinderen en scholen’ zuiver los te knippen van alle andere factoren die besmettingen veroorzaken, kort samengevat als ‘het dagelijkse leven’. Concreet: misschien is Lola van klas 3B besmet omdat ze speelde met haar vriendin Sophie van klas 3A en heeft ze nu ook haar papa en zo ook haar oma besmet. Of misschien is Lola van klas 3B besmet door haar papa die nog een laatste keer op café ging met zijn beste, besmette, maat.

Wetenschappelijk sluitend onderzoek is er dan ook nog niet en aan de studies die er zijn, plakken lange disclaimers. Ook topblad Nature moet in zijn recente overzichtsartikel de voorwaardelijke wijs inzetten en kopt: ‘Waarom scholen wellicht geen covidbroeihaarden zijn’.

De consensus nu is dat scholen niet de grootste motor zijn, maar onvermijdelijk wel een bepaalde impact hebben. Welke exact is lastig te bepalen.

Zo concludeerde epidemioloog Harish Nair (Universiteit van Edinburgh) recent in The Lancet uit een vergelijking tussen 131 landen dat de scholen sluiten de tweede meest ‘virusremmende’ factor is na publieke events verbieden. Ook ziet Nair na schoolheropeningen de verspreiding opnieuw versnellen. Tijdens de eerste golf deden schoolsluitingen het reproductiegetal van het virus volgens dit onderzoek met ‘1,5 procentpunt’ afnemen.

Die 1,5 procentpunt is nét niet ‘statistisch significant’, wat wil zeggen dat er nog onzekerheid is over dit verband. Nair en zijn collega’s splitsen ook niet op naar leeftijd en geven aan dat het heel moeilijk is om hard bewijs te vinden over één maatregel, omdat de meeste landen verschillende maatregelen tegelijk invoeren en je de effecten daarvan niet uit elkaar kunt halen.

“Zo kan een schoolheropening samengaan met weer meer besmettingen op de werkvloer. Ook hoe scholen maatregelen zoals ventilatie en mondmaskers handhaven, heeft mogelijk een grote invloed op hun impact op de pandemie”, zegt biostatisticus Niel Hens (UHasselt/ UAntwerpen).

Vrije tijd

Er zijn wel bevindingen die geruststellen. Zo lijst Nature drie onderzoeken op die stellen dat heropenen veilig kan, zelfs wanneer de epidemie nog aan kracht wint.

Toen in Italië bijvoorbeeld 65.000 scholen in september opnieuw opengingen en het aantal besmettingen nog aan het klimmen was, waren er vier weken later maar op 1.212 campussen uitbraken. En in 93 procent van die gevallen ging het telkens om slechts één leerling of student die besmet was. Britse gegevens tonen dat de meeste van dertig schooluitbraken te maken hadden met besmettingen tussen personeelsleden.

Ook Hens wijst erop dat in ons land nog maar weinig besmettingsclusters in scholen zijn gevonden. Het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) stelt wel dat clusters “mogelijk niet opvallen omdat kinderen zo weinig symptomen hebben”.

Nog iets wat sommigen sust is dat de meeste besmettingen onder kinderen niet op school lijken te gebeuren. “Tussen september en nu stellen wij vast dat 10 procent op school moet zijn gebeurd”, zegt Inge Van Trimpont, directeur van de permanente Ondersteuningscel voor het CLB van het Gemeenschapsonderwijs. “De meeste besmettingen gebeuren binnen gezinnen en in de vrije tijd.” Maar Hens en Snoeck merken op dat het zeer moeilijk is goed te achterhalen waar besmettingen nu precies gebeuren.

Verder geven de incidentiecijfers van de CLB’s onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) hoop: hoeveel leerlingen zijn besmet tegenover het totale aantal leerlingen? “In lagere scholen ligt dat onder het gemiddelde voor België en in het secundair onderwijs ligt het er zeker niet boven”, zegt biostatisticus Geert Molenberghs (UHasselt/KU Leuven).

In de twee weken tussen 26 oktober en 8 november zien de CLB’s bijvoorbeeld een incidentie van 0,30 procent besmettingen bij leerlingen en 1,20 procent bij personeel. Het gemiddelde voor de Belgische bevolking was toen 1,33 procent.

Vrije tijd
Beeld ANP

Molenberghs bevestigt dat de viruscirculatie wel nog hoog ligt. “De gedeeltelijke schoolheropening is dan een berekend risico”, zegt hij. “Maar de veiligheidsprotocols zijn nu wel aangescherpt. Ik verwacht niet dat er geen effect zal zijn, maar als we het nauwlettend opvolgen, moet het beheersbaar zijn.”

Anderen zijn ongeruster. “Het aantal aan ons gemelde besmettingen is in de herfstvakantie scherp gedaald”, zegt Grielens. “Bijna alle (86 procent) van de vastgestelde besmettingen tussen 26 oktober en 8 november dateren van in de week voor de vakantie. Dat is deels omdat er in de vakantie minder contact is met de scholen over besmettingen. Maar we mogen niet naïef zijn. Mensen weer samenbrengen brengt risico’s met zich mee.”

Code rood

En zoals het onderzoek van Vandermeulen toont, is een school geen eiland maar een knooppunt ingebed in de maatschappij. Als het virus duchtig rondwaart, biedt zo’n knooppunt het virus extra kansen, al was het maar omdat open scholen ook meer mensen op het openbaar vervoer en meer contacten tussen ouders en leerkrachten betekenen.

Onder andere daarom noemt Snoeck de gedeeltelijke heropening nu “echt riskant”. “Scholen zijn niet het grootste probleem en ze zijn het eerste wat je moet heropenen van zodra dat kan”, zegt hij. “En zeker lagere scholen heropenen als er weinig virus circuleert, brengt maar heel weinig risico met zich mee. Maar er zijn 1,25 miljoen leerlingen en vanaf ongeveer twaalf jaar zijn die even besmettelijk als volwassenen. Ook voor jongeren ouder dan twaalf zou dus code rood moeten gelden zoals in het hoger onderwijs.”

Snoeck verwijst naar een Koreaanse en een Indiase studie die aangeven dat kinderen vooral elkaar besmetten. “Zet kinderen bijeen en ze besmetten elkaar”, zegt hij. “Je hoort nu dat kinderen op school veiliger want gecontroleerder bijeenzitten dan wanneer ze elkaar buiten de schoolcontext zien, maar daar is nul bewijs voor.”

Ook acht hij onze huidige testpositiviteit (percentage van het aantal geteste mensen dat positief test, BDB) van 23 procent nog te hoog. “België wordt in deze crisis qua bevolkingsaantallen en –dichtheid met New York vergeleken. Wel, hier in New York ligt de positiviteitsratio iets boven de één procent, zit nog geen kwart van de leerlingen op de schoolbanken en gaan de scholen dicht als het boven de 3 procent klimt. Ik vrees dat dat niet goed komt.”

Dat wellicht veel asymptomatische kinderen onder de radar blijven terwijl daar tieners bij zijn die elkaar vanaf maandag weer veel meer gaan zien, noemt Snoeck eveneens riskant en de incidentiecijfers van de CLB’s moeten volgens hem meer geduid worden.

“Die 0,30 procent besmettingen onder leerlingen en 1,20 procent onder leerkrachten klinken voor de leek geruststellend laag”, zegt hij. “Maar dat zijn ze niet. Ik hoor de epidemiologen terecht stellen dat we in België naar één procent testpositiviteit moeten om opnieuw in veilig vaarwater te komen. Dat is ook de doelstelling in New York. En dat wil zeggen dat op scholen die incidentiecijfers (percentage positief geteste leerlingen per totaal aantal leerlingen, BDB) nog tientallen keren lager zouden moeten liggen.”

Hens beaamt dat er nu nog veel virus de ronde doet en scholen heropenen dan riskanter is. “Onze wiskundige modellen proberen te voorspellen wat de heropeningen teweegbrengen, en die hoge viruscirculatie is een bezorgdheid”, zegt hij.

Al zijn er ook factoren die meer geruststellen. “Zo zijn de tweede en derde graad van de middelbare scholen nu maar drie weken voor 50 procent open. Daarna komen de examens”, zegt Hens. “Ook zijn de buitenschoolse activiteiten opgeschort. Daarom denk ik nu ook weer niet dat de scholen op hun eentje de R-waarde (hoeveel andere mensen besmet iemand die zelf is besmet, BDB) weer boven de één kunnen trekken. Daarvoor is meer nodig, zoals ouders die ook weer naar kantoor zouden gaan.”