Direct naar artikelinhoud
Waarom jonge, gezonde mensen het ‘minst efficiënte’ vaccin zullen krijgen
Voor u uitgelegd

Waarom jonge, gezonde mensen het ‘minst efficiënte’ vaccin zullen krijgen

Beeld Getty Images

70 procent. 90 procent. 95 procent! Het lijken wel scholieren die hun punten vergelijken, de farmabedrijven die tegen mekaar op met de efficiëntie van hun coronavaccin uitpakken. Het vaccin dat AstraZeneca samen met de universiteit van Oxford ontwikkelde, is gemiddeld voor 70 procent doeltreffend – een pak minder dan die van Pfizer en Moderna dus. ‘Maar we zullen niet kunnen kiezen: het vaccin dat 7 op 10 scoort, zullen we ook moeten gebruiken. En dat geven we best aan de 20- tot 60-jarigen.’

Wat zegt het efficiëntiecijfer?

De vaccinmakers zwaaien ons de jongste weken met cijfers om te oren die de mate van werkzaamheid van hun kandidaat-vaccin moeten aangeven. Zo legde het middel van het samenwerkingsverband Pfizer/BioNTech eerst een efficiëntiecijfer van 90 procent voor, maar werd dat later opgetrokken tot 95 procent: dat betekent dat van de 100 personen die het toegediend krijgen, er maximaal 5 niet of niet genoeg beschermd zouden zijn. Ook het Amerikaanse ‘overheidsvaccin’ van Moderna haalt 95 procent. Het vaccin dat AstraZeneca samen met de universiteit van Oxford ontwikkelde, is gemiddeld voor 70 procent doeltreffend, zo maakte het Brits-Zweedse farmabedrijf gisterochtend bekend. Daarbij lopen dus gemiddeld 7 van de 100 gevaccineerden bij infectie het risico om ziek te worden.

Geldt dat voor iedereen?

Het efficiëntiecijfer is in principe geldig voor een brede laag van de bevolking. “Bij Moderna en Pfizer waren de tests alvast verdeeld over de relevante leeftijdsgroepen, geslacht, ras en etniciteit”, weet vaccinoloog Pierre Van Damme (UAntwerpen). Zo blijkt de specifieke werkzaamheid van het Pfizer-middel bij 65-plussers ruim 94 procent, wat zeer goed nieuws is. “In de derde en laatste testfase worden ook vrijwilligers met bijvoorbeeld hoge bloeddruk, diabetes en zelfs hiv opgenomen, wat betekent dat met een dergelijke doeltreffendheid een vaccin efficiënt breed in de bevolking kan worden uitgerold.”

Hoe wordt de efficiëntie bepaald?

Het efficiëntiecijfer wordt ingeschat via een uitgebreide klinische studie, uitgevoerd door erkende vaccinatiecentra – niet zelden gespecialiseerde afdelingen van universitaire ziekenhuizen. Daaraan nemen enkele tienduizenden proefpersonen vrijwillig deel. In het geval van Pfizer werd de werkzaamheid onderzocht bij ruim 43.500 proefpersonen. De helft kreeg het kandidaat-vaccin toegediend, de andere helft een schijnvaccin. “De ‘vaccinale doeltreffendheid’ wordt bepaald door te kijken naar wie besmet raakte”, legt viroloog Johan Neyts (KU Leuven) uit. “Kreeg de geïnfecteerde het kandidaat-vaccin ingespoten, of behoort hij tot de placebogroep? Zo kwamen 162 van de 170 Pfizer-deelnemers die toch met Covid-19 besmet raakten uit de controlegroep, die dus geen vaccin kreeg ingespoten.” Met dergelijke studies wordt ook naar eventuele bijwerkingen gespeurd.

Is een gemiddelde bescherming van 70% eigenlijk goed?

Een efficiëntie van 90 tot 95 procent is bijzonder hoog. Eerder was gezegd dat we al blij mochten zijn met een werkzaamheid van 50 procent, wat ongeveer ook de doeltreffendheid van het jaarlijkse griepvaccin is. “De lat is door Pfizer en Moderna wel hoog gelegd”, stelt Neyts. “Dat maakte het voor AstraZeneca een beetje pijnlijk om eronder te zakken.” Maar ook een lagere effectiviteit hoeft volgens de Leuvense vaccinontwikkelaar geen obstakel te zijn. “Vaccins met een effectiviteit van pakweg 70 procent brengen ons al een heel eind op weg. Een grote meerderheid is daarbij beschermd.”

Collega-vaccinoloog Van Damme denkt er precies zo over: “Als je in een crisis zit, mag je niet te kieskeurig zijn: elk werkzaam en veilig vaccin is interessant.” Het kan ook zijn dat wie ondanks een vaccinatie met een vaccin met een lagere werkzaamheid alsnog besmet raakt, toch over voldoende antistoffen beschikt om een ziekenhuisopname te vermijden. “Het feit dat van de Pfizer-testpersonen uiteindelijk slecht één iemand ernstig ziek werd, lijkt dat ook aan te tonen”, aldus Neyts. Volgens de vaccinologen is het bovendien best mogelijk dat het ene vaccin doeltreffender is bij bepaalde doelgroepen dan een ander. Ook daarover is nog uitgebreider onderzoek nodig.

Is het ene vaccin nu ‘slechter’ dan het andere?

“Het ene vaccin is het andere niet”, stelt de KU Leuven-viroloog. De doeltreffendheid van het AstraZeneca-vaccin blijkt bovendien afhankelijk van de wijze waarop het wordt toegediend. Neyts: “Men heeft twee teststrategieën geprobeerd. Een eerste groep van ruim 8.000 testpersonen kreeg twee doses, met een tussentijd van minstens vier weken. Van die mensen was 62 procent beschermd tegen infectie. Bij de andere, kleinere groep heeft men eerst een halve dosis toegediend, en een maand later de volle. Daar lag de effectiviteit met 90 procent een heel stuk hoger.” Wellicht zal AstraZeneca een nieuw, uitgebreider onderzoek doen waarin die laatste methode wordt gebruikt, en op deze manier trachten om ook een werkzaamheid van 90 procent na te streven. “Het lijkt mij inderdaad logisch dat men voor de 90 procent gaat”, reageert Van Damme. “Al zijn het de regelgevende autoriteiten die ook over de wijze van toedienen beslissen, eventueel na bijkomend onderzoek.”

Heeft het ‘70 procent-vaccin’ ook voordelen?

Wat in het voordeel van het ‘Europese’ AstraZeneca-vaccin pleit, is dat het een pak goedkoper is en veel makkelijker te transporteren. Het berust op een meer traditionele technologie, waardoor het slechts 2,9 euro kost, tegenover 33 euro bij Pfizer (voor twee injecties) en zo’n 60 euro (twee injecties) bij Moderna. Transport en bewaring kan gewoon bij koelkasttemperatuur tussen 2 en 8 graden, en dus niet bij -70 graden zoals noodzakelijk bij de andere. Het vaccin kan daardoor ook gewoon via de bestaande logistiek worden verspreid, zonder dat gebruik moet worden gemaakt van bijzondere koeltechnieken, zoals droogijs.

Ga ik straks kunnen kiezen?

“Ik denk niet dat we snel in zo’n luxesituatie zitten dat er zomaar kan worden gekozen”, zegt Van Damme. “De vaccins zullen hoe dan ook maar mondjesmaat toekomen, wat de keuze sowieso beperkt. We zullen het moeten doen met wat we hebben.”

Hard wetenschappelijk onderbouwd is het niet, zo benadrukt hij, maar professor Neyts is zelf het idee wel genegen om de vaccins met de hoogste beschermingsgraad voor te behouden voor ouderen, risicopatiënten en gezondheidswerkers. “Laat de 70 procent-beschermingsgraad aan de 20- tot 60-jarigen, om zo groepsimmuniteit onder hen op te bouwen.” Maar het is uiteindelijk aan de werkgroep vaccinatiestrategie en het beleid om hierin een eventuele keuze te maken, aldus nog Neyts.