Beestenboel: de knoflookpad dreigt uit te sterven in Vlaanderen

© Getty Images/iStockphoto
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Wetenschappers werken zich uit de naad om de bedreigde knoflookpad nieuwe kansen te geven.

Hij heeft niets dat een hoge aaibaarheidsfactor in de hand werkt. De knoflookpad dankt zijn naam aan de kwalijke knoflookgeur die hij met wijd opengesperde muil verspreidt als hij bang is. Hij ziet eruit als een plompe pad met zelfs naar paddennormen erg uitpuilende ogen. Zijn huid is wel glad voor een pad. Volgens sommige taxonomen is hij eerder een kikker met het voorkomen van een pad.

Het dier laat zich zo goed als nooit horen: het kwaakt bijna uitsluitend onder water. Ook aan land is het moeilijk op te merken, want het leeft doorgaans ingegraven in los zand. Het is dus geen beestje dat de publieke opinie gemakkelijk aan zijn kant zal krijgen.

Toch investeren Vlaamse wetenschappers in het wel en wee van de knoflookpad. De soort staat namelijk op het punt om uit Vlaanderen te verdwijnen. Er zijn nog slechts twee kleine populaties over in Centraal-Limburg. Die zijn bovendien van elkaar gescheiden, wat de kans verhoogt op inteelt. Zo verliest een soort haar weerbaarheid tegen moeilijker wordende leefomstandigheden.

Door eitjes kunstmatig op te kweken kan een deel van de natuurlijke sterfte van de pad vermeden worden.

De knoflookpad stelt hoge eisen aan zijn leefmilieu – nooit een goed recept voor succes in de mensenwereld. De larven (dikkoppen) leven in water, maar dat moet vrijwel stilstaand zijn. Er mogen waterplanten in zitten, maar geen vissen. De jonge diertjes worden groot naar paddennormen: 10 tot zelfs 20 centimeter, zeker als ze als larve overwinteren want dan groeien ze langer. Hoe groter een beestje, hoe gevoeliger voor predatie, vandaar de noodzaak tot een visvrije leefomgeving.

Aan land hebben de dieren mul zand nodig, want ze vertoeven graag in holen die ze dikwijls zelf graven. Een knoflookpad graaft zich achterwaarts in, met behulp van speciale knobbels op zijn achterpoten. Het is een efficiënte techniek, want als het nodig is, kan een diertje in een kwartier tijd een halve meter diep raken. De soort overwintert ook in de grond. In de lente wurmt de pad zich naar buiten door middel van stevige kopbewegingen – zijn kop is extra hard om het graafwerk te faciliteren.

De combinatie van zuiver visvrij water met een landbodem van niet al te vast zand is zeldzaam geworden in Vlaanderen. De knoflookpad is ook hypergevoelig aan vervuiling, zoals overbemesting. Hij fungeert dus als symbool voor niet-verontreinigde leefgebieden, vandaar de aandacht die hij krijgt.

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is begonnen met een kweekproject voor de knoflookpad, die als de meest bedreigde amfibie van ons land wordt beschouwd. Knoflookpadden zetten in het water duizenden eieren af in koordachtige snoeren die een meter lang kunnen worden. Wetenschappers verzamelen snoeren en brengen ze naar een kweekfaciliteit van het INBO, waar de eitjes larven worden. De diertjes kennen vooral een grote sterfte in de larvefase, onder meer als gevolg van parasitaire ziektes. Slechts 1 procent van de eitjes levert een beestje op dat aan land kan kruipen, waar het nog beproevingen te wachten staat.

Door de larvefase naar een kweekcentrum te verplaatsen kan een deel van de natuurlijke sterfte vermeden worden. De larven groeien er op in kwaliteitsvolle omstandigheden, zodat ook later hun kans op overleving verhoogt. Dit jaar konden meer dan tienduizend opgekweekte diertjes worden uitgezet, onder meer op twee plekken waar ze recent verdwenen zijn. Hopelijk lukt het om de soort nieuw leven in te blazen.

Partner Content