Direct naar artikelinhoud
Vloeide de coronasteun te rijkelijk in ons land?
Voor u uitgelegdEconomie

Vloeide de coronasteun te rijkelijk in ons land?

Beeld Getty Images

Overbruggingsrecht, tijdelijke werkloosheid, sluitingspremies... Toen corona toesloeg, sprong de overheid voor werkend België in de bres. Maar zijn de keuzes van toen de juiste gebleken? ‘We moeten stilaan het kaf van het koren gaan scheiden.’

In België landde het coronavirus officieel op 3 februari 2020. Het werd vastgesteld bij een van de negen Belgische gëevacueerden die de dag ervoor met een vliegtuig arriveerden uit de Chinese stad Wuhan. Om de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan greep de overheid op 12 maart een eerste keer in: cafés en restaurants moesten dicht, en mochten al hun reserveringen samen met de bederfelijke etenswaren in de vuilnisbak kieperen. Op 18 maart gaat België dan in complete lockdown. Kleine zelfstandigen moesten hun zaak sluiten, werknemers werden tijdelijk werkloos, het land kwam bruusk tot stilstand.

De federale regering koppelde daar een rist maatregelen aan vast, om bedrijven en burgers te ondersteunen: overbruggingsrecht, de kwijtschelding van de RSZ, tijdelijke werkloosheid, sluitingspremies, uitstel van hypotheekafbetalingen. “Al met al maatregelen die zeer succesvol waren als stabilisator voor die schok”, blikt professor sociale economie Ive Marx (Universiteit Antwerpen) terug. De maatregelen in de eerste lockdownfase kwamen eigenlijk neer op een soort van forfaitaire steun. Die kon het volledige verlies van verplichte sluitingen niet compenseren, maar volstond in vele gevallen wel om de vaste kosten af te dekken.

Ook Koen De Leus, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, geeft een pluim. “Op zo’n moment moet je vooral snel reageren. De boot moet blijven varen, en de eerste bekommernis was bedrijven niet failliet te laten gaan en de mensen hun job te vrijwaren. Daar zijn ze goed in geslaagd.”

Te voortvarend?

Meer zelfs, wie een blik werpt op de tewerkstellingsgraad, de werkloosheidscijfers of het aantal faillissementen ziet dat de impact van corona tot nog toe niet of nauwelijks afleesbaar is uit die statistieken. “Mocht je niet weten wat er aan de hand is, je zou niet merken dat er een crisis woedt”, zegt Ive Marx.

Logisch lijkt dat niet, want we beleven de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Zijn we dan te voortvarend geweest in onze steunmaatregelen?

“In theorie zijn we zeker te gul geweest voor sommigen, en te weinig voor anderen”, oordeelt professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent). “In de praktijk vind ik dat we hier mild moeten zijn. De coronastorm was er van de ene dag op de andere, zodat de regeringen geen tijd hadden voor finetuning. De ondersteuning moest er én snel komen én voor heel veel ondernemingen.” Zo kon het gebeuren dat bedrijven die voor de crisis al in moeilijke papieren staken door die coronasteun onverhoeds gered werden. De premies en het uitstel van betalingen zorgden voor een onverhoopte steun. Naar schatting werd zo’n 5 procent van de ondernemingen op deze manier – alvast tijdelijk – de hand boven het hoofd gehouden.

Dat geldt overigens ook voor de tijdelijke werkloosheid. Doordat er op bedrijfs-, sector- en Vlaams niveau premies boven op de uitkering op federaal niveau kwamen, keken enkelen aan tegen een uitkering die hoger lag dan hun normale netto-inkomen. “Dat is natuurlijk niet de bedoeling”, zegt Baert. Voor de arbeidseconoom was het beter geweest als de federale overheid hier een regierol opnam en de eigen uitkering aftopte wanneer men met alle uitkeringen samen boven de pakweg 90 procent van het normale inkomen uitkwam.

Blind varen

Ook professor sociaal werk en sociaal beleid Wim Van Lancker (KU Leuven) heeft bedenkingen. “Ik heb veel begrip voor het feit dat er blind gevaren moest worden. Maar bijvoorbeeld op het regionale niveau vond ik de steun minder geslaagd. Terwijl de federale overheid vooral via de instrumenten van de sociale zekerheid werkte, liep Vlaanderen een beetje achter. Ze gaf ook een beetje blind geld uit.”

Het typevoorbeeld van zo’n ondoordachte maatregel is de energiepremie. Elke werknemer die tijdelijk werkloos werd door de coronacrisis, kreeg van de Vlaamse overheid een eenmalig vast bedrag van 202,68 euro voor de betaling van de water- en energiefactuur. Het volstond dat iemand één dag tijdelijk werkloos was om de premie te krijgen, ook of iemand voltijds dan wel deeltijds werkte maakte geen verschil. Bovendien was die premie per werknemer. Twee mensen uit eenzelfde gezin konden in theorie dus aanspraak maken op die premie. “Die koppeling aan de tijdelijke werkloosheid valt eigenlijk niet te begrijpen en had zelfs perverse effecten”, zegt Van Lancker. “Je kunt je daarbij de vraag stellen of dat nu de mensen waren die je wou bereiken met steun?”

Wat vooral tegen de borst stuit bij Wim Van Lancker was dat tegelijkertijd een aantal mensen uit de boot vielen, en dat daar lang niet naar omgekeken werd. “Er waren nochtans signalen: de stijging bij de voedselbanken, de OCMW’s waar een ander publiek kwam aankloppen dan voorheen.” Dat de statistieken met enige vertraging op de realiteit volgen, is voor Van Lancker geen excuus. “Als beleidsmaker hoef je niet over alle gedetailleerde cijfers te beschikken om beleid te voeren.”

Politieke keuze

Van Lancker stipt twee aberraties aan. Zo kregen huiseigenaars de kans om hun hypothecair krediet tijdelijk op te schorten. Mensen die huurden moesten wel hun huishuur doorbetalen. “Dat is een politieke keuze. Er bestaat nochtans voldoende evidentie dat armoedebeleid en huisvesting met elkaar verbonden zijn.”

Dan had je ook nog het instrument van de coronatoeslag via de kinderbijslag. Voor gezinnen die het financieel zwaar hebben en een inkomensverlies hadden van minstens 10 procent door de coronacrisis, voorzag de Vlaamse regering een eenmalige extra ondersteuning van 120 euro via het Groeipakket. Van Lancker: “Daarvoor werden tal van voorwaarden opgelegd, terwijl veel andere steunmaatregelen forfaitair waren. Voor deze kwetsbare groep werd wel een complexe administratieve molen opgezet. Met als gevolg dat van de naar schatting 126.000 kwetsbare kinderen die in aanmerking kwamen, er slechts 16.670 werden bereikt.”

Die voorwaarde van het inkomensverlies is nu – na hevige druk vanuit sociale hoek – weggevallen. Nog voor de kerstvakantie zullen gezinnen met een laag inkomen automatisch een eenmalige coronatoeslag krijgen van 35 euro per kind via het Groeipakket.

Het is niet de enige aanpassing van de maatregelen. In de eerste golf kon je nog zeggen dat we overspoeld werden, en dat er te weinig tijd was voor studiewerk en administratie. Het gevolg is dat er dus – soms te – brede steun werd verleend. Inmiddels zijn we zoveel maanden verder: hoe doen we het nu?

Tal van de maatregelen zijn verlengd, zowel op federaal als regionaal niveau.

Stijn Baert: “Al zijn ze toch iets fijnmaziger. Zo wordt er rekening gehouden met de omzet van ondernemingen in referentiemaanden.” Er is dus afgestapt van de eerder forfaitaire aanpak. “Dat heeft als voordeel dat schijnondernemingen niet meer kunnen passeren langs de kassa.”

Toch vreest Wim Van Lancker dat er te weinig is nagedacht over de bescherming van diegenen die tijdens de eerste golf tussen de mazen van het net vielen.

Cultuursector

Symptomatisch is bijvoorbeeld de cultuursector. De coronacrisis heeft het vergrootglas gelegd op een bestaand probleem: de segmentering van onze arbeidsmarkt. Dat wil zeggen: een arbeidsmarkt op twee snelheden, waarbij het ene segment vaste contracten kent en goede voorwaarden en het andere meer in tijdelijke contracten met minder goede voorwaarden. Kunstenaars zitten vaak in het tweede segment met hun projectcontracten. In slechte economische tijden kunnen zij dan minder een beroep doen op de sociale zekerheid.

Zonder pervers te willen klinken ziet Ive Marx een voordeel aan deze crisis. “Het ‘goede’ van corona is dat de schijnwerper volop op de structurele tekortkomingen staat. We scoorden al langer slecht op armoede, maar dat zorgde al niet meer voor ophef. Misschien dat daar nu verandering in komt.”

Waar onze experts gezamenlijk hun hart voor vasthouden is wat er nog komt. Door de vele steunmaatregelen hebben we de economie en de samenleving aan het overheidsinfuus gelegd. De patiënt is nu nog in coma, maar ooit moet hij ontwaken, en losraken van die baxter. Dan pas zullen we de échte diagnose kunnen stellen: hoe ziek is de patiënt?  

“Sommige niet-economen denken dat de economie als een koffiezet is. Die je maar aan en af te zetten hebt”, schampert Stijn Baert. “Maar dat is natuurlijk niet het geval. Bovendien is er een gevaar op de ontrafeling van de economische keten. De verschillende sectoren zijn toeleverancier van elkaar.”

Automatisatiegolf

Het moment dat de laatste sector mag herstarten, zal determinerend zijn voor de andere. Bijvoorbeeld: zonder heropstartende horeca veel minder omzet voor de voedingsindustrie. Zonder cement of grondstoffen loopt ook de bouwsector averij op. De autoassemblage is dan weer een ketting van verschillende onderdelen die just in time worden geleverd. Maar dan moeten die toeleveranciers eerst zelf wel opgestart geraken. 

Koen De Leus: “Voor die opstart hebben ondernemers werkkapitaal nodig. Opstartkosten, lonen, facturen, leningen, al die betalingen komen er dan aan. We zullen de klap ook dan pas merken.” Niet alle ondernemingen zullen de (uitgestelde) rekeningen en leningen kunnen afbetalen, omdat hun omzet structureel terugvalt. Werkgevers geven in enquêtes aan dat ze vrezen dat ook in 2021 hun omzet nog 10 procent lager zal zijn dan in 2019. Als werkgevers niet (kunnen) investeren, brengt dat een neerwaartse spiraal in gang.

Koen De Leus merkt op dat er in de Verenigde Staten een automatisatiegolf aan de gang is in verschillende sectoren, onder het mom van corona, waarbij mensen aan de deur worden gezet. “In Europa en in ons land is dat minder het geval. Maar we zullen die evolutie ook in uitgesteld relais hier zien ontstaan.” Ook Ive Marx merkt op dat er op de arbeidsmarkt omwentelingen zitten aan te komen. “Mensen die nu nog in tijdelijke werkloosheid zitten, en hopen dat ze gewoon terug kunnen naar hun oude job, zouden weleens verrast kunnen zijn. Ook bedrijven geven aan dat er wijzigingen zitten aan te komen. Dat is logisch, we kunnen niet blijven steken in dit kunstmatig systeem. Op een gegeven moment moeten we terug naar een normale samenleving, en dat zal gepaard gaan met faillissementen en ontslagen.”

Het systeem van tijdelijke werkloosheid is bedoeld om een arbeidsmarktschok op te vangen, niet om mensen langdurig thuis te houden. “De vraag wordt almaar prangender”, oordeelt Wim Van Lancker. “De vraag is of we die mensen niet moeten begeleiden richting een opleiding of een betrekking in een andere sector.”

Ive Marx mist vandaag een uitzicht op de horizon. “Gedurende de eerste golf waren er wel wat verschoningsredenen. Maar ik heb niet het gevoel dat er een echt relancebeleid klaarstaat en dat vind ik veel erger.”