Direct naar artikelinhoud
InterviewLisbeth Imbo

‘Ik krijg meer klachten over het onderbreken van mijn geïnterviewden dan mijn mannelijke collega’s’

‘Ik krijg meer klachten over het onderbreken van mijn geïnterviewden dan mijn mannelijke collega’s’
Beeld Johan Jacobs

Het zal de kijkers van De zevende dag op Eén – en dat zijn er tegenwoordig veel – niet ontgaan zijn: Lisbeth Imbo (44) straalt. Ze presenteert het zondagochtendprogramma met een schwung waar ze zelf van staat te kijken. Na haar tocht via Donna, De ochtend (Radio 1), Terzake (Canvas) en De Morgen doet ze precies wat ze wil doen, zegt ze. Bovendien vond de gelukzak net vóór de coronalockdowns de liefde van haar leven.

Goed gedaan!

Lisbeth Imbo: “Ja, hè. Dat vind ik ook. (lacht) Ik heb voor het eerst het gevoel dat ik bij iemand alle Imbo’s mag zijn die ik ben, van groot tot klein, van uitgesproken tot twijfelend. Hij zegt elke keer gewoon: ‘Doe maar. Wat kan jou nu overkomen?’ Dat geeft me vleugels.”

Dat zien elke zondag ook steeds meer kijkers, denk ik. Corona heeft jullie kijkcijfers verdubbeld.

“Die waren al vóór corona aan het stijgen, hoor. (lacht) Vorige zondag hadden we meer dan 500.000 kijkers, en de week daarvoor meer dan 600.000.”

Hoe komt dat?

“We zetten heel hard in op actua, zelfs op zondagochtend proberen we nog mensen live of via Skype in onze studio te krijgen. En we willen niet alleen over, maar vooral ook met de betrokkenen spreken. Het zijn net die menselijke verhalen die de kijkers raken en die bijblijven, merken we. Zoals het gesprek met MS-patiënte Anneke De Blende, die zei: ‘Ik wil nu niet naar het ziekenhuis. Ik wil dat het bedden vrijhoudt voor mensen die wel nog een gezond leven kunnen leiden.’ Verder proberen we ook echt te luisteren naar wat onze kijkers ons laten weten, onder andere via sociale media.

“In het begin van de coronacrisis vonden mensen het ook niet kunnen dat Lieven (Verstraete, red.) en ik zo dicht naast elkaar zaten. Dat hebben we meteen in de uitzending besproken en er staat nu een scherm tussen ons. Tijdens de herfstvakantie is onze tafel ook verbreed, omdat kijkers ons steeds wezen op de verspreiding van het virus via aerosolen. Als een bredere tafel de kijkers een groter gevoel van veiligheid geeft, dan maken wij daar werk van. Op tv lijken afstanden nu eenmaal kleiner: in het echt is die tafel 2 meter breed. De cameralui houden daar ook rekening mee. Zij zijn geoefend in knusse beelden maken, waardoor iedereen dichter bij elkaar lijkt te zitten. Nu maken ze met opzet niet-knusse beelden.”

Op Twitter las ik ook: ‘Lisbeth, u bent onlangs naar Italië geweest, maar u pleit wel voor een lockdown in De zevende dag. Waar zit de logica?’

“Ik ben toen naar een oranje zone geweest terwijl heel België een rode zone was, én ik ben getest. Ik geloof Steven Van Gucht als hij zegt dat je gewoon de basisregels moet volgen. Het is waarschijnlijk veiliger om in een chalet in Zwitserland te zitten dan op de Meir in Antwerpen te lopen. Ik respecteer natuurlijk ook de maatregelen. We moeten nu eenmaal de prijs betalen voor de bizarre versoepelingen van de voorbije maanden. Toen we weer vijftien contacten per week mochten hebben, dacht ik: dat is wel héél veel. Alles wat meer dan tien vingers is, tel je niet meer: dan worden het al snel twintig of dertig contacten.”

De ironie is dat duidingsprogramma’s wel varen bij ellende. Ook de tranen die bij Kristof Calvo opwelden toen je hem interviewde, zijn een hit geworden. Had je op die tranen gerekend of was je verrast?

“We hadden natuurlijk gezien dat hij in het parlement al emotioneel was geweest.

“Op dat interview zijn veel reacties binnengekomen, zoals: ‘Eindelijk een gesprek waarin Lisbeth Imbo de gast niet de hele tijd onderbrak.’ (lacht) Het was ook geen puur politiek gesprek. Als ik hem had onderbroken, had die emotie geen ruimte kunnen krijgen.”

Ik dacht achteraf wel: Gwendolyn Rutten heb ik nooit zien huilen.

“Dat is waar. Dat is absoluut waar.”

Denk jij ook dat het voor veel mannen toch moeilijker is om hun zin niet te krijgen?

“Dat weet ik niet. Ze werd natuurlijk al langer tegengewerkt. Of dat al dan niet met haar vrouw-zijn te maken heeft, weet ik niet, maar daardoor kon zij de bui wel zien hangen. Kristof Calvo niet.”

Dat jij je geïnterviewden al eens onderbreekt, is bijna je handelsmerk geworden.

“Ik kreeg daar al commentaar op toen ik Terzake presenteerde. Het viel me toen wel op dat Annelies Beck, Kathleen Cools en ik daar veel vaker op werden aangesproken dan Emmanuel Rottey en Lieven. Ik heb zelfs eens onder mijn voeten gekregen voor onderbrekingen in een interview dat niet ik, maar Emmanuel had afgenomen. Ik zat niet eens aan tafel!

“Onze ombudsman Tim Pauwels zegt me af en toe: ‘Er zijn weer veel klachten over je onderbrekingen.’ Hij vindt ook dat ik vaker dan anderen tussenbeide kom met opmerkingen als ‘Hoe dan?’ of ‘Waarom?’ Ik doe dat thuis ook, vrees ik. ‘Mag ik niet éven mijn punt maken?’, zeggen mijn vrienden me vaak. Ik probeer er echt op te letten, maar het zal nooit helemaal verdwijnen, denk ik.”

Is dat terug te voeren op het feit dat je vroeger aan tafel met je twee broers moest vechten om aan het woord te komen?

“Ja, en ik heb een heel intelligente en mondige vader. Ik heb altijd geleerd dat je snel moet zijn om je redenering mee te laten tellen. Ik hou ook enorm van die hevige dynamiek in gesprekken. Mijn vrienden vinden dat soms heel vermoeiend. Ze ervaren mijn hoezo’s als kritiek, terwijl ik gewoon geïnteresseerd ben en wil weten hoe het zit. (lacht) En in een tv-programma moet je de andere soms ook onderbreken omdat de tijd dringt.”

Zou je liever langer en diepgravender interviewen?

“Hm... Dat weet ik niet. Ik heb Ruth Joos eens vervangen in Joos op Radio 1. Ik kwam uit de race van De ochtend, waarin je in een paar minuten de antwoorden moet uitlokken die je nodig hebt, en opeens had ik een zee van tijd voor een gesprek. Ik weet nog dat ik aan de ploeg vroeg: ‘Ik kan met dit gesprek zoveel kanten op, welke is volgens jullie de interessantste?’ ‘Doe wat je zinnig vindt’, antwoordden ze. Dat is veel te vaag voor mij. Ik heb een duidelijk omlijnd doel nodig, iets dat móét en zál, anders voel ik geen druk en word ik zo rustig dat ik maar wat begin te zwemmen.

“Een programma zoals Zinzen, waar ik altijd samen met mijn ouders naar keek, dat lijkt me wel iets. Een politicus of iemand anders die op dat moment ons leven bepaalt, aan de tand voelen en tegelijkertijd zoeken: ‘Waarom geloof je nu eigenlijk wat jij zegt?’ Het is een extreem voorbeeld, maar bij iemand als Trump vraag ik me af of hij diep vanbinnen nooit denkt: wat ik doe kán toch eigenlijk niet?”

Dus Terzake lag je wel?

“Neen. Terzake is een programma dat het minst van al bij me past. Het is hard talk, puur nieuws. Ik heb graag verschillende kleuren: én een hard gesprek met Bart De Wever, én een babbel met de styliste van Ella Leyers, én een onderhoud met een professor die me iets bijbrengt. Ik wil alles.”

Ik dacht dat je van Terzake hield, omdat je me de vorige keer zei: ‘Ik ben op een verborgen manier altijd ernstig geweest.’

“Dat is waar, maar ik denk dat ik nu veel lichter ben dan vroeger. Ik was een meisje dat op haar 16de poëzie las en naar lezingen van dichters ging. Ik woonde ook in Geraardsbergen, hè, afgelegen op een berg. In de zomer gebeurde er níéts om me heen.”

Wat bedoel je met ‘lichter dan vroeger’?

“Rustiger. Zorgelozer. Ik ben soms echt verbaasd over hoe rustig ik elke keer bij De zevende dag aanschuif. Als kind was ik altijd bang om te falen, ik was vreselijk gefocust en wilde alles per se goed doen. Dat wil ik nog steeds, maar ik ken nu mijn sterktes en weet dat het wel goed komt. Als een interview fout loopt, zal ik er met mijn humor wel uit raken, en als ik wat minder ‘in’ het onderwerp zit, moet ik in luistermodus gaan en zal mijn nieuwsgierigheid het gesprek redden. Dat ik steeds Lieven met al zijn ervaring naast mij heb, speelt ook een grote rol. En privé heb ik zo’n goede basis dat ik besef: als ik in de shit zit, zijn er zoveel mensen die me naar boven zullen trekken dat alles ook dan op zijn pootjes terechtkomt.”

Met Lieven Verstraete in ‘De zevende dag’.Beeld vrt

Als kind was je dus veel alleen.

“Ja. Ik leefde veel in mijn verbeelding – vandaar die poëzie en de keuze om toneel te gaan spelen. Ik was een kind dat veel naar buiten keek en zat na te denken en te dromen, niet een kind van de grote actie. Ik heb nooit een hut gebouwd of op mijn hoofd tegen een muur gestaan.”

Heb je weleens gedacht: ik wou dat ik wilder was?

“Ik vind het jammer dat ik nooit bij een jeugdbeweging ben geweest. Dat zou me onbezonnener hebben gemaakt – ook al lijkt het me tegelijk horror wat daar gebeurt. In het eerste jaar aan de universiteit zei een vriendin tegen me: ‘Jij hebt je nooit leren vuilmaken.’ Dat is zo. Als ik me drie dagen niet kan wassen, blokkeer ik helemaal.”

Waarom ben je niet naar de jeugdbeweging gegaan?

“Ik denk dat mijn moeder de jeugdbeweging en dat vuilmaken ook maar niks vond. Zij wilde in het weekend liever iets samen met haar kinderen doen. We reden dan naar zee, of we gingen winkelen in Gent. We bezochten ook vaak musea. Ik was eens helemaal in de ban van de Waterlelies van Monet, en ze kocht meteen boeken over hem voor me. Ze heeft me ook mee naar Nederland genomen toen die lelies daar werden tentoongesteld. Ik keek met haar ook altijd naar de Koningin Elisabethwedstrijd op tv en we gaan nog steeds samen naar de opera. Ik deed dat echt graag. Dat zijn nog steeds momenten die ik koester. Dat ik wilde toneelspelen vond ze ook oké.”

Maar dat je van acteren je werk zou maken, zagen je ouders niet zitten. En je was geen rebel, dus je bent niet tegen hun zin naar de toneelopleiding gegaan.

“Neen, maar dat had meer met die faalangst te maken. Ik wilde liever in mijn hoofd Oscars winnen dan tijdens de audities misschien te moeten horen: ‘Je kunt het voor geen meter.’ Dat ik die droom kan blijven koesteren, vind ik fijn, het idee van hoe het had kunnen lopen. Misschien moeten we niet alle dromen door de werkelijkheid aan diggelen laten slaan.”

Je bent een romanticus! Je vader daarentegen was een wetenschapsman. Hij was eerst apotheker en werd daarna klinisch bioloog.

“Ja, apotheken begonnen steeds meer cosmetische middelen te verkopen, allemaal producten die je niet zelf moest maken. Hij vond dat verschrikkelijk. Hij wilde geen cosmetica aan de man brengen: hij wilde zelf medicijnen en crèmes maken om mensen te helpen. Hij heeft toen besloten verder te studeren, is klinisch bioloog geworden en is in een laboratorium gaan werken. Ik heb hem áltijd zien werken. Hij is nu 80, maar zit nog elke dag voor zijn computer om de laatste ontwikkelingen in zijn vakgebied te volgen.”

Je ernst heb je wel van hem.

“Maar hij houdt ook van humor, hoor. Hij leest alle Humo’s die ik hem geef. Maar mijn ouders wilden wel dat we hard studeerden en goede punten haalden. Dat was heel belangrijk.”

Vandáár je angst om te falen.

“Ja. Plus est en vous: er zit meer in jou. Je kunt het en dus moet het je ook lukken, met dat idee ben ik opgevoed. Toen mijn broers gingen tennissen, hebben ze daar veel tijd en energie in gestoken, want ze moesten het góéd kunnen.”

Klopt het dat jullie vroeger stil moesten zijn als er thuis naar het nieuws werd gekeken?

“Ja. Ik vind het eigenlijk heel goed dat dat zo was.”

Nu ben jij degene die nieuwsduiding brengt. Je hebt dé manier gevonden om je vader naar jou te doen luisteren.

(lacht) Dat is waar. Mijn ouders missen niks. Van Donna tot Terzake, De ochtend en De zevende dag: ze hebben altijd alles gehoord of gezien. Ze lazen vroeger De Standaard, maar toen ik hoofdredacteur van De Morgen werd, zijn ze naar die krant overgeschakeld.”

Het is waar ook, je bent bij radiozender Donna begonnen.

“Ik kon na mijn journalistenexamen bij de nieuwsdienst aan de slag, maar toen was het nog mijn ambitie om een programma te presenteren als Levende lijven (het interviewprogramma van Betty Mellaerts dat vanuit de AB werd uitgezonden met publiek en livemuziek, red.). Ik heb toen wel gevraagd of ik na Donna nog naar de nieuwsdienst kon overstappen. Dat kon, maar ik was natuurlijk ‘het Donna-meisje’ toen ik daar begon. Ik werkte er al twee jaar toen er weer een journalistenexamen werd georganiseerd en iemand van de oude garde smalend tegen me zei: ‘Zou je daar niet eens aan meedoen?’ Ik zei dat ik daar al voor was geslaagd, en daarna is hij me helemaal anders gaan behandelen, echt belachelijk.

“Ik heb wel lang wat met mijn Donna-imago gespeeld – ik had het vaak over shoppen en zo – in de hoop dat ze op den duur zouden inzien hoe dwaas het was om in stereotypen te redeneren. Het is niet omdat je het nieuws brengt, dat je geen plezier aan shoppen kunt beleven. Het is niet omdat je literatuur leest, dat je niet naar Mooi en meedogenloos mag kijken. Ik vind het juist beperkend als slimme mensen nooit naar brol kijken. Ik heb altijd óók naar brol gekeken: ik was fan van Miami Vice, Beverly Hills, Melrose Place, Dynasty en natuurlijk Mooi en meedogenloos. Al die intriges, zalig!

“Ik vergelijk de Wetstraat altijd met Mooi en meedogenloos. Als iemand weer eens zegt: ‘De Wetstraat verslaan is hard werken’, zeg ik altijd: ‘Dat is niet waar. Als je weet wie Ridge, Taylor en Brooke zijn, kun je het reilen en zeilen makkelijk volgen.’ Je moet gewoon weten wie van CD&V is, wie van Open Vld en wie van de sp.a: de gezichten veranderen, maar het komt altijd op hetzelfde neer.”

‘Ik krijg meer klachten over het onderbreken van mijn geïnterviewden dan mijn mannelijke collega’s’
Beeld Johan Jacobs

Waarop dan?

“Intriges. Waarom is het Bart De Wever en Paul Magnette de voorbije zomer niet gelukt om een regering te vormen? In de eerste plaats omdat ze elkaar niet vertrouwen. Waarom is het daarna wel gegaan met al die partijen? Omdat die elkaar iets gunnen. Als het niet klikt, mogen ze van om het even welke partij zijn, er zal niets lukken. Frank Vandenbroucke en Alexander De Croo hebben nu blijkbaar een klik. De Croo had Vandenbroucke als een concurrent kunnen zien en dan had het niet gewerkt – net zoals het destijds met Kris Peeters niet heeft gewerkt. Hoe is dat anders dan Mooi en meedogenloos?”

VIER MAAGZWEREN

Je kunt goed strategisch denken, hè. Was het echt een plan om bij de VRT te gaan werken nadat je Germaanse filologie had gestudeerd?

“Mijn ouders hebben toen wel gezegd: ‘Doe nu iets wat je verder kan helpen met je carrière.’ Toen ben ik beginnen na te denken: waar zou ik willen werken? De VRT leek me wel iets. Ik heb toen naar het algemeen nummer gebeld met de vraag hoe ik er kon solliciteren. Ik werd zeventien keer doorgeschakeld en toen kwam ik terecht bij Ruud Hendrickx (de VRT-taaladviseur, red.), die zei: ‘Ik geloof dat stage lopen wel kan helpen.’ Daarvoor moest ik journalistiek studeren. Dat heb ik toen gedaan, ik heb een halfjaar stage gelopen bij de VRT en had het geluk dat er net één van die zeldzame journalistenexamens werd georganiseerd.”

Je bent begonnen bij Voor de dag op Radio 1 en maakte een jaar later furore bij De wandelgangen, maar vooral in de studio, want je ging niet graag op reportage.

“Ik zit liever in een veilige omgeving. De gasten mogen bij míj komen. In de studio. Die is van ons. Ik heb daar de touwtjes in handen. ’s Ochtends op de vergadering te horen krijgen dat je nú naar die betoging moet vertrekken, iets waar de meeste journalisten op kicken, dat vind ik vreselijk. Dat je je niet kunt voorbereiden en niet weet of je met bruikbaar materiaal zult terugkomen: brrr. Ik heb daar toen snel niches gezocht: ik bracht verslag uit van een kindertheatervoorstelling of een fototentoonstelling, gebeurtenissen met een vast uur en een vaste plaats.”

Toch ben je opeens opgestapt bij de VRT om bij De Morgen te gaan werken. Daar moest je leidinggeven, terwijl je daar niet op was voorbereid.

“Dat is waar. Bij de VRT had ik op dat moment het gevoel dat er niet veel voor me was en dat ik stilstond (ze presenteerde toen het reportageprogramma ‘Login’, red.). Met Paul Daenen, toen directeur-uitgever van onder meer De Morgen, had ik meteen een klik en ik dacht: van die man ga ik veel leren. Hij daagde me uit.”

Zoals Siegfried Bracke dat bij de VRT had gedaan. Hij heeft je doen groeien, zei je al vaak.

“Ja. Ik heb het echt nodig om te leren. Ik hou ervan als iemand me duwtjes geeft en me binnen een veilige context het ‘Plus est en vous’-gevoel geeft. Dat is wat ik bij Paul Daenen vond. Ik heb in mijn tijd bij De Morgen ook waanzinnig veel geleerd. Ik denk dat ik daarom nu zo op mijn gemak zit bij De zevende dag, omdat ik nu zeker weet: dit is wat ik wil doen, gewoon een goed gesprek voeren met mensen, geen gedoe errond.”

Leidinggeven, bedoel je?

“Ja. Ik heb daarvoor te graag de controle. Als iemand op interview ging, wilde ik het liefst mee de openingsvraag bedenken of zelfs meegaan, terwijl er bij een krant natuurlijk allemaal mensen zitten die vinden dat ze dat zelf heel goed kunnen. Vaak ook terecht. Jij maakt een echt Stefanie de Jonge-interview. Ik zou van alle interviews te hard een Lisbeth Imbo-interview maken. Ik was veel te sturend. Leidinggeven is delegeren, loslaten. Dat vind ik heel moeilijk. Bij De zevende dag kan ik gasten uitnodigen die mij interesseren en kan ik mijn eigen vragen bedenken.”

Klopt het dat je drang om alles te willen controleren en zo goed mogelijk te doen je in het verleden maagzweren heeft bezorgd?

“Ja. Toen ik voor De wandelgangen werkte, kreeg ik op een gegeven moment last van mijn stembanden. Na elke uitzending had ik pijn. Na veel onderzoek bleek dat het een gevolg was van reflux en dat ik víér maagzweren had. Ik werkte in die tijd samen met iemand met wie het niet klikte. Ik kon dat niet van me afzetten en in plaats van tegen die andere te zeggen: ‘Hey, doe eens een beetje normaal’, zei ik niks. Ik vermijd conflicten, ik ben als de dood dat het dan zal escaleren. Maar het sloeg bij mij naar binnen. Ik heb mezelf toen geleerd mijn grenzen duidelijker af te bakenen en vaker te denken: het is geen me-probleem, maar een he- of een she-probleem.”

VIER MAAGZWEREN
Beeld Johan Jacobs

Dat lukte zomaar?

“Het zal nu ook wel te maken hebben met het feit dat ik niet meer alleen ben. Toen ik vroeger thuiskwam met al die ballast, bleef ik daar in mijn eentje veel meer op kauwen. Nu vertel ik zoiets aan mijn lief en daarna is het weg.”

Waar heb je uiteindelijk die man ontmoet op wie je zo lang hebt gewacht?

“Op het Crete Senesi Festival van Collegium Vocale Gent in Toscane. We logeerden in dezelfde B&B en toen ik mijn zonnebril daar liet vallen, heeft hij hem opgeraapt.”

En toen?

“Niets. Ik had er zelf geen acht op geslagen. Maar op een editie van het filmfestival van Oostende stelde ik me voor aan een man in mijn gezelschap die me niet bekend voorkwam. En hij zei: ‘We kennen elkaar: ik heb in Italië je zonnebril opgeraapt.’ Daarna bleven we elkaar op allerlei culturele evenementen tegenkomen en zijn we uiteindelijk maar eens samen iets gaan drinken. We zijn vijf jaar vrienden geweest – we hadden toen allebei een relatie. Maar na verloop van tijd waren we weer single en hebben we de gelegenheid te baat genomen.”

Huh? Ik dacht dat jij droomde van een ridder die wild voor jou zou vechten?

“Mja. Ik vind niet dat hij voor me heeft gevochten. Maar misschien is dat juist de sleutel. (lacht) Misschien moet het niet allemaal moeilijk en onmogelijk zijn en mag het ook gewoon vlot gaan. Ik vind het ook prettig dat de verliefdheid uit een vriendschap is gegroeid en dat het van het begin af helder was wat we aan elkaar hebben.”

En? De lockdown goed aan het doorstaan?

“Ja, hoor. Mijn vriend is consultant voor EY en kan zijn werk ook thuis doen. Dat maakt het heel leefbaar dat ik er in het weekend niet ben, en soms ’s avonds nog webinars doe. Hij is life science partner en dus ook hele dagen bezig met covid-19: we hebben veel om over te praten. (lacht)

Weet hij dat Imbo in het Oudgermaans ‘wolfje’ betekent?

“Ondertussen vast wel. (lacht) Ik heb dat ontdekt toen ik van mijn professor taalkunde aan de Universiteit Gent, Johan Taeldeman, de oorsprong van mijn naam moest achterhalen. Een wolfje is lief en aaibaar, maar af en toe bijt het wel: ik denk dat dat klopt. (lacht)

© Humo