Direct naar artikelinhoud
InterviewHannelore Bedert

Hannelore Bedert, jonge weduwe: ‘Ik was erbij toen Stijn stierf. Dat valt niet te bevatten’

Hannelore Bedert, jonge weduwe: ‘Ik was erbij toen Stijn stierf. Dat valt niet te bevatten’
Beeld Carmen De Vos

Ze is er beretrots op, maar dit boek had eigenlijk nooit geschreven mogen worden, zegt singer-songwriter Hannelore Bedert (36). In Hoelang gaat papa nog gestorven zijn? beschrijft ze haar eerste jaar als jonge weduwe.

Hannelore, Hoppe en Polly staat er op de deurbel. Niet lang geleden stond daar nog een vierde naam bij. Hier huist een gezinsbubbel waar een gat in is geprikt.

In februari vorig jaar kwam Hannelore hier thuis, en hoorde op de bovenverdieping iemand vallen. Na een ­reanimatiepoging kreeg ze het verdict: haar man Stijn was overleden aan een hartaanval. Hij was 40 jaar.

Ze is die dag niet alleen haar man verloren, vertelt Hannelore. Ze is ook zichzelf kwijtgeraakt. De succesvolle singer-songwriter met een leuk gezin werd een ­alleenstaande mama die niet meer het podium op durft. Die al haar oude nummers plots futiel vindt. “Hoe kan ik over iets anders zingen dan over Stijn en dat grote gemis?”

“We denken dat rouw een groot verdriet is dat je even moet verwerken, en dat je daarna de draad weer oppikt. Maar ik ben niet meer dezelfde Hannelore als daarvoor. We waren bijna 15 jaar samen, Stijn heeft me gevormd tot wie ik ben. Ik moet een heel nieuw bestaan op de rails krijgen.”

Hannelore Bedert

geboren in Deerlijk op 20 maart 1984, is schrijfster en singer-songwriter / studeert in 2007 af aan het Herman Teirlinck ­Instituut, afdeling Kleinkunst / wint in 2007 de prestigieuze Nekka-Wedstrijd / brengt in 2008 haar Nederlandstalig debuutalbum Wat als uit, met o.a. Raymond van het Groenewoud als gastzanger / wordt in 2009 genomineerd voor een MIA-award in de categorie Doorbraak en in de categorie ­Nederlandstalig / debuteert in 2018 als schrijfster met de roman LAM, winnaar van de Bronzen Uil publieksprijs 2019 / schrijft in 2020 de novelle Bruna in opdracht van Te Gek!? voor de campagne Roes(t), over verslavingsproblematiek / schrijft het theaterstuk Morgen zijn we allemaal terug, dat volgend jaar in première gaat / heeft een wekelijkse column in Libelle / trouwt in 2013 met Stijn Sterckx, hij stierf op 17 februari 2019 / heeft een zoon Hoppe (10 jaar) en een dochtertje Polly (4 jaar)

Hannelore Bedert had er net een eerste jaar van rauwe rouw op zitten toen de Covid-dreiging het collectieve leven stillegde. Alsof haar emotionele lockdown een vervolg kreeg. “Vreemd, maar het voelde ook als een opluchting. Er was geen druk meer om van alles te ondernemen. Alsof ik er wat extra tijd bij had gekregen, om rustig in mijn eigen tempo op mijn plooi te komen. Het deed deugd om veel thuis te zijn met de kinderen, ons leven was net helemaal overhoopgehaald. Ik kan maar moeilijk snappen hoe ­anderen zich druk maken over die lockdown. Het leven gaat eventjes niet zoals je gepland had, dat is vervelend, maar dát ongemak gaat tenminste voorbij.”

“Natuurlijk is het lastig dat er minder sociaal contact is. Dat eerste jaar hebben mijn vrienden en familie me er echt door gesleurd, ik weet niet hoe ik daar in coronatijden was doorgeraakt. Deze zomer ben ik naar een begrafenis geweest, van een van de beste vrienden van Stijn. Dat was op zich al beenhard, maar in deze tijden nog meer. Iedereen moest per twee zitten in de kerk, met telkens een stoel ertussen. En dan kom ik daar in mijn eentje binnen. Gelukkig heb ik fantastische vrienden, die dan heel kordaat zeggen: foert, jij zit bij ons. Ik kan me niet voorstellen hoe moeilijk deze periode is voor Christine, zijn weduwe.”

“Sinds mijn boek uit is, krijg ik veel mailtjes van lotgenoten die de afgelopen maanden iemand verloren hebben, en niet echt afscheid hebben kunnen nemen. Maar ook van mensen die willen begrijpen hoe ze iemand kunnen bijstaan in dat verdriet. Wij zijn daar zo onhandig in. We willen ons niet opdringen, we zeggen: ‘Als je iets nodig hebt, weet je me te vinden’. Maar mensen in rouw hebben méér nodig dan dat. Hopelijk kan ik dat overbrengen: zorg dat je er écht bent voor iemand, wees niet bang om het gesprek aan te gaan. En niet enkel de weken na het verlies, ook nog maanden en jaren later. Zonder liefdevol netwerk lukt het niet.”

“Veel mensen zijn bang van de confrontatie met verdriet. Ik ben één goede vriend kwijtgeraakt, die daar gewoon voor gevlucht is. Hij kon het niet aan, zei hij, terwijl we daarvoor erg close waren.”

“Ik wil niemand opzadelen met mijn pijn. Maar ­anderzijds voel ik me ook meteen schuldig als ik eens een vrolijk moment heb. Schuldig tegenover Stijn, tegenover mezelf en mijn omgeving. Gaan ze nu denken dat alles weer terug oké is met mij? Terwijl dat in golven gaat. Na enkele goede dagen komen er weer donkere weken. Hoewel ik ondertussen weet dat ook die weer voorbijgaan.”

‘Velen zijn bang van de confrontatie met verdriet. Ik ben een goede vriend kwijtgeraakt die gewoon gevlucht is. Hij kon het niet aan, zei hij, terwijl we daarvoor erg close waren.’Beeld Carmen De Vos

Hoelang gaat papa nog gestorven zijn?, zo heet het boek van Hannelore Bedert, op basis van de column die ze een jaar geleden begon te schrijven voor het weekblad Libelle, herwerkt en aangevuld met nieuwe teksten en mooie tekeningen van Randall Casaer. “‘Het is zo rauw en zo hard,’ krijg ik soms te horen. “Maar het ís ook hard. Er zit ook humor in, maar 60 procent van mijn leven, ons leven, bestaat uit verdriet. Waarom zou ik dat moeten verbloemen?”

Een ‘troostboekje’, noemt ze het zelf. Rauw en eerlijk, maar ook lief, vertederend, poëtisch en geestig, vooral ­dankzij de officieuze co-auteurs van het boek, Hoppe en Polly, de tienjarige zoon en vierjarige dochter die veelvuldig geciteerd worden in hun wonderlijke wandeltocht doorheen hun ‘nieuwe normaal’, een leven zonder papa. Het gaat over de Grote Dingen – liefde, dood, moederschap, gemis – maar ontleed tot in de kleinste nanodeeltjes waar een mensen­leven uit bestaat. Dat naamkaartje op je deur vervangen, ­bijvoorbeeld. Of: een skateboard gaan kopen met je zoon, en de verkoper horen zeggen: ‘Je moet maar aan je papa vragen om af en toe de wieltjes wat aan te draaien’. En de zoon horen antwoorden: ‘Mijn papa leeft niet meer, maar mijn mama kan dat ook’.”

“Sinds mijn column vragen wildvreemden me: ‘Heb jij echt zulke fantastische kinderen?’ Ja dus. Ze doen het zo goed. Kleine Polly, die nog te jong is om alles te beseffen, en veel grappige opmerkingen maakt. En Hoppe, de zorgzame, grote broer. Hem verdrietig zien, is hartverscheurend.”

Ze hebben beiden dezelfde erfelijke hartaandoening als hun papa, het syndroom van Brugada. Word je dan een overbezorgde moeder?

(aarzelt) “Dat is een knop die je moet omdraaien, zeker? Twee weken voor Stijn overleed, was Polly flauwgevallen op school. Daarna zat de schrik er natuurlijk in. Uit de testen bleek haar cardiogram niet helemaal in orde, en er is toen vrij snel beslist om te opereren. Nu heeft ze een ICD (Implantable Cardioverter Defibrillator, een soort pacemaker, red.), wat veel ongerustheid bij mij wegneemt. Hoppe is ook drager, maar de dokters verzekeren me dat een operatie nog niet nodig is.

“Brugada bestaat in een breed spectrum. Stijns broer is ook drager en lijdt daar erg onder, hij heeft al enkele hartaanvallen gehad, moet veel rusten. Maar Stijn leidde juist een heel actief leven, hij werkte, sportte, dronk pintjes, sliep te weinig. Zijn jaarlijkse testen waren prima, er was nog nooit een teken geweest dat er iets aan de hand zou zijn.

“Ik moet vertrouwen hebben in het oordeel van de ­dokters. We hebben de beste specialisten geraadpleegd, alle testen gedaan. En daar mag ik verder niet meer van wakker liggen. Dat heb ik moeten leren: hulp en advies aanvaarden, loslaten, niet alles zelf willen controleren.

“Als de angst en bezorgdheid het overneemt, dan heb je geen leven meer. Ik wil Hoppe naar de scouts laten gaan, op zomerkamp en naar logeerpartijtjes bij vriendjes. De ­scoutsleiders hebben een cursus reanimatie gevolgd, net als alle ouders van de vriendjes bij wie hij soms gaat spelen. Ik blijf daarop aandringen, het kan mensenlevens redden.”

‘Sinds Stijn er niet meer is, ben ik optimistischer, hoe contrair dat ook klinkt. Het echte grote verdriet zal je midscheeps raken, dus het heeft geen zin om je druk te maken over futiliteiten’Beeld Carmen De Vos

Je boek toont hoe moeilijk het is om aan kinderen uit te leggen wat dat is, de dood. Maar ook dat volwassenen er evenmin mee om kunnen gaan.

“Ik merk veel ongemak om over de dood te spreken, maar ook onwetendheid. Over het begin van het leven weten we alles: hoe er uit een cel een baby’tje groeit, dat grote wonder, daar wordt zoveel aandacht aan besteed. Kinderen leren dat op school, maar dat je doodgaat, staat blijkbaar nergens op ons curriculum. Als iemand in onze omgeving sterft, dan zijn we reddeloos verloren. We worden er allemaal ooit mee geconfronteerd, maar we hebben nooit geleerd om ermee om te gaan.

“Ik was erbij toen Stijn stierf. Dat valt niet te bevatten. Je ziet hem wel, maar je voelt: hij is er niet meer. Stijn was altijd zo’n brok energie, en op enkele minuten tijd bleef er niks over van die grote, sterke, warme, plezante man. Daar snap je toch echt niks van?”

Daar bestaan wel verhaaltjes over, iets met God en hemel zo.

“Ja, ik ken er alles van: ik ben zelfs misdienaar geweest, en zong in het kinderkerkkoor. Keurig gelovig opgevoed, zoals het hoorde in West-Vlaanderen. Toen de kerk zo slecht reageerde op de pedofilieschandalen die aan het licht kwamen, hebben Stijn en ik ons laten ontdopen, maar mijn geloof was ik lang daarvoor al kwijtgespeeld.”

Heb je houvast gevonden in andere zaken?

(denkt lang na) “Eigenlijk is er niks, nee. Stijn was altijd mijn houvast. We konden met alles bij elkaar terecht. Onze basis was ijzersterk.”

Nog steeds is hij er, als een soort personal coach die staat te supporteren aan de zijlijn, zegt ze. “’s Avonds sta ik hier de bestellingen in te pakken voor mijn webshop. Vroeger deden we dat gezellig samen. Ik wilde ermee kappen, maar dan hoor ik hem: ‘Niet opgeven. Je maakt je fans er blij mee.’ Ik weet dat hij zou staan te blinken van trots als hij me bezig zag. Hij was de motor achter al dat soort initiatieven. Zeker als het over mijn carrière ging, geloofde hij meer in mij dan ik zelf.”

“Nog altijd is hij het die me vooruitduwt. Als ik een ­etentje wil afbellen, hoor ik hem: ‘Komaan, je moet onder de mensen komen’. Misschien zal die stem ooit ­verstommen, maar nu is mijn eerste gedachte bij alles: wat zou Stijn hiervan vinden?”

“Mijn schoonfamilie – die enorme schatten – zeiden me ooit: ‘Je moet onze Stijn ook niet verheerlijken hè’. Natuurlijk had hij ook zijn mindere kanten, maar wij samen waren de perfecte match.”

Ze waren tegenpolen. Hij de punkrocker, zij de kleinkunstzangeres. Hij de yes-man, zij de twijfelaar. Hij stond zorgelozer in het leven, contenter, chaotischer. Hij nodigde weleens spontaan 25 kinderen uit voor een verjaardagsfeestje. “Ik was altijd wat donkerder en emotioneler. Ik stelde vaker dingen in vraag, en dat is soms ook nodig. Zonder mij had hij nooit van job durven te veranderen. Ik voelde al snel aan dat hij niet genoeg voldoening vond in het onderwijs, en toen is hij voor het WWF gaan werken. Stijn was dolblij met die switch. We hielden elkaar mooi in balans.

“Hij was de meester van het ‘pluk de dag’-principe. Alsof hij wist dat zijn leven maar zo kort zou zijn. Dat is troostend: hij heeft élke dag voluit geleefd. Ik hoop dat ik een beetje van zijn levenslust heb overgekregen.

“Sinds Stijn er niet meer is, ben ik optimistischer ­geworden, hoe contrair dat ook klinkt. Het echte grote ­verdriet zal je midscheeps raken, dus het heeft totaal geen zin om je druk te maken over futiliteiten. Enfin, dat zeg ik op een goede dag als vandaag.”

Ook voor de dood van Stijn waren je nummers doordrenkt met melancholie en teleurstelling. Waar kwam al die weltschmerz vandaan?

“Hoe vaak heb ik dat niet te horen gekregen van mensen die me enkel via mijn muziek kenden: ‘Jij bent eigenlijk wel een toffe in het echt’. (lacht) Die Hannelore van de donkere liedjes, dat is 10 procent van wie ik ben, terwijl het publiek daar 100 procent van mijn hele identiteit in ziet. Ik heb daar lang tegen gevochten, het wringt als je zo’n stempel krijgt opgeplakt. Maar Stijn zei dan: trek het u niet aan. Het publiek geniet van die gevoelige nummers, zij kennen u niet zoals wij u kennen.

“Het is me nooit gelukt om vrolijke liedjes te schrijven, happy gedoe is geen interessante voedingsbodem. Ik ben gevoelig voor de schaduwkanten van ons leven. Misschien een beetje té gevoelig, soms. Als artiest moet je een dik vel kweken, en dat heb ik niet.”

‘De opmerking dat ik mijn verdriet zou commercialiseren, kwam hard binnen. Ik kreeg ook het verwijt dat anderen niet dezelfde aandacht krijgen. Maar voor hen doe ik dit toch net?’Beeld Carmen De Vos

Bedert was maar net afgestudeerd toen ze de Nekka-Wedstrijd won en op het podium van het Sportpaleis stond met Bart Peeters, Raymond van het Groenewoud en Ramses Shaffy. Binnenkomen door de grote poort, noemen ze dat. Haar debuutalbum Wat als leverde haar een Mia-nominatie op. Allemaal voor ze 25 werd. Misschien was het te veel, te jong. “Er was daarna altijd de druk om die torenhoge verwachtingen in te lossen”, zegt ze.

Een drietal jaar geleden laste Bedert een pauze in omdat ze mentaal aan het crashen was. De twijfels bij zichzelf, de kritiek van buitenaf, het klonk allemaal luider dan de muziek. Sindsdien kan je in haar webwinkel merchandise kopen met een van haar beroemdste songtitels: ‘Vanaf nu doe ik alles wat ik wil’. Maar dat motto waarmaken viel haar zwaar. “Stijn heeft me er altijd doorgesleurd. Maar ik vond het vaak moeilijk om van het succes te genieten of gewoon trots te zijn, want je moet je altijd verdedigen. Hoge bomen vangen veel wind, ja. Maar ik ben maar een struik! Ik heb mezelf nooit als een grote vedette gezien en me nooit zo gedragen. Waarom moeten mensen dan zo zuur zijn?”

Zoals die man, op Twitter: ‘Ik zit in hetzelfde restaurant als Hannelore Bedert. Hopelijk begint ze niet te zingen.’ “Ik zag dat pas achteraf, maar dat was zo’n gezellige avond geweest met mijn vriendinnen! Daar kan ik dus niet bij: dat iemand in een restaurant naar mij zit te kijken, en de moeite neemt om die boodschap in zijn telefoon te typen. Dat is jaren geleden, maar zoiets onthoud ik dus. En vandaag komt alles nog duizend keer harder aan. Als iemand gemeen tegen me doet in het verkeer, dan kan ik daar totaal kapot van zijn. Er is niet veel nodig om me onderuit te doen gaan. Ik betwijfel of ik ooit sterk genoeg zal zijn om me terug als artiest voor de leeuwen te werpen.”

Enkele weken geleden dacht ze dat ze er klaar voor was, om opnieuw op te treden. De aanstokers: Mich en Raf Walschaerts van Kommil Foo, die een vonkje bij haar aanwakkerden, toen ze tussen twee lockdowngolven naar hun voorstelling Oogst ging kijken. “Hun spelplezier was zo aanstekelijk.” En er was die babbel nadien. “‘Jij bent voor het podium gemaakt’, zeiden ze. ‘Je bent uniek in wat je doet.’ Ik kwam thuis en dacht: ik ga ervoor. Toen werd de hele molen in gang gezet: muzikanten contacteren, boekingskantoor, data vastleggen voor najaar 2021. Iedereen enthousiast.

“En ik ben beginnen panikeren. Wil ik dit wel? En vooral: waarover ga ik het hebben? Ik heb vier albums gemaakt, maar al die nummers… die gaan niet over het ene grote ding dat nu mijn leven beheerst. Het lukt me niet om te zingen over de kleine hartepijntjes die nu zo futiel lijken. Alles staat in de schaduw van Stijn.

“Misschien kan ik nieuwe nummers schrijven. Hoe Nick Cave met Skeleton Tree een hele plaat heeft gemaakt voor zijn overleden zoon, dat is prachtig. Maar ik weet niet of ik het zou aankunnen, om mezelf op een podium zo kwetsbaar te maken.”

‘Ik zou graag ooit weer verliefd worden. Stijn was de liefde van mijn leven. Maar stiekem durf ik soms te hopen dat er ook een tweede liefde van mijn leven komt’Beeld Carmen De Vos

Jaren geleden checkte Hannelore nog even haar telefoon voor ze het podium op moest – dat doet ze sindsdien dus nooit meer – en vernam dat haar nicht Catherine na vijf jaar afzien bezweken was aan kanker. Het was voor Catherine dat ze het nummer ‘Afspraak’ had geschreven. Ze bracht het nummer die avond voor het eerst live voor een publiek, terwijl de tranen over haar wangen rolden. “Dat was een mooi, kwetsbaar moment en het publiek heeft daar prachtig op gereageerd. Maar dit is van een heel andere orde… En het grote verschil is dit: toen ik na dat optreden thuiskwam, was Stijn daar. Nu zijn zijn schouders er niet meer om op uit te huilen, dus ik zie eventjes niet hoe ik me door zo’n hele tournee zou slaan.

“Bart Peeters polste of ik het nummer ‘Kom naar huis’ zou willen zingen tijdens een televisie-uitzending later deze maand. Ik heb dat voorzichtig toegezegd, en het is fijn dat ik Bart goed ken, en eerlijk kan zeggen: ik heb er schrik van. Ik weet wat dat nummer met mij deed toen ik het aan het inzingen was in de studio, en daarna heb ik het nooit meer gebracht. Geen idee hoe het zal lopen. Ik hoop dat het me ook deugd zal doen, en niet alleen pijn – met een camera op mijn gezicht. Er zijn veel voorstellen die ik moet afwijzen. Ik moet me comfortabel voelen, omdat ik weet hoe snel ik breek.”

In april bracht je op Radio 1 jouw versie van ‘We zullen doorgaan’. In september was er de nieuwe single ‘Kom naar huis’. De enige twee nummers die we van je hoorden sinds het overlijden van Stijn, zijn het mooiste dat je ooit gemaakt hebt. Maar dat is een compliment dat erg wrang klinkt.

“Ja, het is heel dubbel allemaal. Neem nu dit boek: het verkoopt goed, de reacties zijn lovend. Maar het is moeilijk om daar blij mee te zijn, want dit boek had nooit geschreven mogen worden. Al die mooie zaken zijn alleen ontstaan omdat hij gestorven is.”

Alsof haar eigen wankeling niet volstaat, kreeg Hannelore ook wat gif in haar mailbox toegestuurd. Dat ze ‘haar verdriet commercialiseerde’, schreef iemand haar.

“Dat kwam hard binnen, ja. Dat ik mijn verdriet gebruikte om boeken mee te verkopen. Ik kreeg ook al het verwijt dat ik veel in de spotlight sta, terwijl anderen niet dezelfde aandacht krijgen voor hun verhaal. Maar voor die mensen doe ik dit toch net? Ik hoop dat ik er mee voor kan zorgen dat we allemaal wat meer aandacht en begrip opbrengen voor mensen die rouwen.”

Stel je voor dat we aan muzikanten, schrijvers, schilders opdragen om niet meer uit hun verdriet te putten.

“Ja, dat is toch precies wat artiesten doen? Je vertaalt je eigen emoties en ervaringen naar een publiek, en je hoopt dat daar iets moois uit ontstaat. Mag ik het dan niet over Stijn hebben? Waar moet ik over schrijven? Over wat een schattige nieuwe kat we hebben?”

'Fictie geeft me de kans om zelf een wereld te creëren waar ik in kan wegvluchten. Het doet deugd om eens niet met mijn mezelf bezig te zijn, maar enkel met mijn personages.'Beeld Carmen De Vos

Het voelt eventjes veiliger, in de luwte. Bedert werkt halftijds in de bloemenwinkel van een vriendin, en heeft een productief jaar aan de schrijftafel achter de rug. Naast haar wekelijkse column voor Libelle schreef ze ook de novelle Bruna, voor de organisatie Te Gek!? die zich inzet voor het bespreekbaar maken van psychische problemen. Ondertussen is ze haar tweede roman aan het afwerken, die tegen het najaar van 2021 zal verschijnen. Haar eerste toneelstuk is al klaar, en zal volgend jaar – of, met wat coronategenslag in 2022 – in première gaan.

“Dat schrijven doe ik keigraag, hier in mijn veilige cocon. Dat valt niet te vergelijken met de druk die ik voel als ik moet presteren op een podium. Die confrontatie met het publiek is minder direct. Fictie geeft me de kans om zelf een wereld te creëren waar ik in kan wegvluchten, het doet deugd om eens niet met mezelf bezig te zijn, maar enkel met mijn personages.”

Pluisje, de jongste telg in het gezin, is tijdens ons gesprek vakkundig de opgetuigde kerstboom te lijf gegaan. “Er was nood aan nieuw leven in huis”, zegt Hannelore. De hond Vos stierf vorig jaar, enkele maanden na zijn baasje – ja, beesten kunnen dus echt sterven van verdriet. En nu is er dus een kleuterkatje dat vreugde en speelsheid brengt en af en toe voor een ludiek intermezzo zorgt, door speelse dansjes waarbij kerstornamenten door de living vliegen. Om tot slot op schoot bij Hannelore luid spinnend het einde van ons gesprek van een soundtrack te voorzien.

“En gij, vertel eens?” zegt ze. Dat kan Hannelore Bedert dus verdomd goed, in haar liedjes, teksten, én aan de ­keukentafel. In mensen hun hoofd kruipen. Haar blik is zacht maar scherp, en lijkt te zeggen: het is oké, stop nu maar met doen alsof. Ze laat zich niet zo makkelijk ­afwimpelen met een ‘ça va, druk druk druk’.

“Ik denk dat ik altijd al veel empathie had, ik kan goed gevoelens lezen”, zegt ze.

“Zelf kan ik me echt niet meer anders voordoen dan ik ben. Als ik mijn kinderen naar school breng en ik heb een kutochtend, dan zal ik geen geforceerde lach tonen. Tegen mijn familie en vrienden mag ik radicaal eerlijk zijn, dat is fijn. Dan schrijf ik in de Whatsapp-groep: het gaat even niet goed. Zelfs al ben je dan vaak de domper op de ­feestvreugde.

“Vroeger zou ik dat sneller weggestoken hebben. Ik had Stijn aan wie ik alles kwijt kon, en de buitenwereld hoefde daar niks van te weten. Als artiest wordt het je tweede natuur, om de schone schijn op te houden. Ook als je een slechte dag hebt, moet je die knop kunnen omdraaien, en zorgen dat het publiek een fijne avond beleeft. Maar ik heb de kracht niet meer om me te forceren.

“Zoals nu. Ik had een paar verschillende outfits ­klaargelegd voor de portretfoto’s, omdat ze dat gevraagd hadden. Maar nee, sorry, dit is mijn versie van vandaag: een beetje bleekjes misschien, in een gewone zwarte trui. Het is wat het is. En dat is ook oké.”

In de eindejaarsvragen van Humo beantwoordde je de vraag ‘Wie wenst u wat toe voor 2021?’, met “Mijn kinderen: een gelukkige mama”. Wat wens je jezelf toe voor volgend jaar?

“Ik ben een betere mama als ik blij ben. Ik hoop dat ik ooit terug het geluk vind, liefst samen met iemand. Ik ben sinds mijn tienerjaren nog nooit zo lang single geweest als nu, en ik ben niet gemaakt om alleen te zijn. Ik zal Stijn altijd blijven missen, maar ooit zal er ruimte moeten vrijkomen om verder te kunnen.

“Ik krijg steeds vaker die vraag: ‘Is er nog niemand anders? Je kan toch niet de rest van je leven alleen blijven?’ Dan is corona een makkelijk excuus. Waar zou ik in deze ­tijden iemand ontmoeten? Dat klinkt blijkbaar als een betere verklaring dan de simpele waarheid: ik ben er nog niet klaar voor.

“Het zal sowieso raar aanvoelen, maar ik zou graag ooit weer verliefd worden. Waarschijnlijk op iemand die ook wat krassen heeft op zijn carrosserie. Stijn was de liefde van mijn leven. Maar stiekem durf ik soms te hopen dat er nog een tweede liefde van mijn leven komt.”

Hoelang gaat papa nog gestorven zijn? van Hannelore Bedert, met tekeningen van Randall Casaer, is uitgegeven bij Manteau, 104 p’s, 22,50 euro. Te koop in de boekhandel, of via hannelorebedert.be