Direct naar artikelinhoud
RecensieIk ben er niet

En toen zakte de spanningsmeter: ‘Ik ben er niet’ van Lize Spit kan niet volledig overtuigen ★★★☆☆

Lize Spit.Beeld Daniil Lavrovski

De nieuwe roman van Lize Spit is een beklijvende leeservaring, maar verzandt in lange, te expliciete scènes die de suspense teniet doen. Ik ben er niet  ontbeert gebaldheid.

Wordt de gemiddelde hedendaagse roman steeds lijviger? Een academicus met enige onderzoekstijd op overschot zou zich eens over deze kwestie moeten buigen. Maar enig nattevingerwerk leert dat de klepper terug is van nooit weggeweest.

Toch vraag je je als veellezer regelmatig af waar fileermes en scalpel zijn gebleven. Of zijn redacteuren bij uitgeverijen gewoon een tikje luier geworden, pamperen ze liever hun uitwaaierende auteur en deinzen ze ervoor terug hem of haar tijdig in te dijken? Akkoord, bonzen als Dostojevski, Balzac en Tolstoj schreven ook al turven waaruit je weleens een hoofdstuk zou willen wegkeilen. Daar hoor je niemand over klagen. 

Toch is het zonde als een in wezen sterke roman slagzij dreigt te maken, precies door zijn boulemische vorm. Is de tweede roman van Lize Spit (32) in zo’n bedje ziek? 

Over de worsteling van Spit met de opvolger van Het smelt zijn al hectoliters drukinkt gevloeid. Gebrek aan literaire ambitie – zoals een collega-recensent deed – kun je haar absoluut niet aanwrijven. Wellicht heeft ze er nét te veel. Dat het bij momenten een tantaluskwelling was, of zeg maar regelrechte sisyfusarbeid, daar weten we intussen alles van. Tja, wie zou niet kortstondig verlamd raken nadat je uit het niets 200.000 boeken hebt verkocht? 

Dat Ik ben er niet het werk is van dezelfde schrijfster als Het smelt en er zelfs een belangrijke tandem mee vormt, zoals ze zelf aangaf, merk je meteen. Spit koestert onmiskenbaar een eigen timbre. Niet alleen verteltechnisch maar ook in haar hedendaagse, soepel weglezende stijl, zij het mét nogal behoorlijk vergezochte vergelijkingen. Maar ook met telkens dat op de loer liggende onbehagen, uitmondend in plotse gruweldaden. 

Opnieuw brengt Spit de suspensemeter in stelling, dit keer met een dramatische gebeurtenis die “elf minuten later” zal plaatsvinden én de lezer als een hazenwind moet voorstuwen naar de laatste van de 570 pagina’s. Dat gebeurt helaas niet. Aannemelijker is dat je ergens ter plaatse blijft trappelen en steeds minder gegrepen raakt  door de aan de rekstok gehangen ontknoping. Ondanks Spits uit de handboeken geplukte scenariotactieken, waarin we ferme hink-stap-sprongen over en weer in de tijd maken, lustig de chronologie door elkaar husselend. 

Vervreemding

Kernstuk van de roman is de ontsporende relatie van de Brusselse Leo, die met lede ogen maar veel engelengeduld merkt hoe de persoonlijkheid van haar vriend Simon in gruzelementen valt. Ik-verteller Leo, werkzaam in zwangerschapswinkel Buik & Boek, leerde creatieve geest Simon kennen tijdens hun gezamenlijke filmopleiding. 

Als vanzelf, zonder veel trammelant, verglijden de “twee scheefgezakte pilaren” tot symbiotische zielen nadat blijkt dat ze allebei hun moeder hebben verloren. Leo, zelf ook niet de meest stabiele persoonlijkheid met haar slaapproblemen en voortdurende gespitstheid op gevaar, voelt eindelijk knusheid, ja, bijna kleffe geborgenheid. Maar wanneer Simon na een nachtelijke dooltocht met een zelfgemaakte tattoo achter zijn oor thuis arriveert en plots ontslag neemt bij reclamebureau Thinking Out Loud gaan de poppen aan het dansen. “Simons onrust is als een onheilspellende soundtrack op de achtergrond”, klinkt het. De vervreemding neemt spoorslags toe, met galopperende paranoia, grootheidswaan, het roekeloos uit de grond stampen van zijn eigen ontwerpbureau én de fixatie op Coen, ex-collega, ooit het pestjoch uit zijn door flaporen behekste jeugd. Simons bipolaire stoornis wordt een splijtzwam. Het is een kwestie van accidents waiting to happen

Spit maakt de beklemming, de wendbaarheid en uitputting die het samenleven met een psychotisch iemand vergt, erg aanschouwelijk, alsof je mee onder de stolp van hun bestaan wordt geplaatst. Mededogen voel je voor Leo, die zoveel ballen in de lucht houdt dat ze zichzelf volkomen wegcijfert, als een volleerd pleaser. Terwijl ze een uitweg zoekt in de columns die ze voor Bruzz en later voor Libelle mag schrijven over Simons ziekte. Ze zijn een mentale strohalm. 

Opmerkelijk is overigens alweer Spits excessieve aandacht voor lichamelijke eigenaardigheden. We lezen over miniatuurworstjes van dode huid, sperma dik als behangerslijm, terwijl een verzameling sproetjes op de top van zijn piemel doet denken aan het opzetstuk van een gieter. Simons hals ruikt dan weer naar américain preparé. En dan zwijgen we nog over navelpluiscompetities.

Spits vermetele literaire bouwwerk, met een uitgebreide rol voor het smeltkroezige, rumoerige Brussel, kapseist vooral door een gaandeweg opzichtige explicitering en toenemende aandacht voor wissewasjes. Plots verslapt de aandacht op geheimzinnige wijze. De manier waarop winkelcollega Lotte en Coen (en hun baby) meer op het voorplan komen – belangrijk voor de plot – is ook nogal houterig. Dan zie je te zeer de lasnaden van deze roman tentoongespreid liggen. Dat is zonde, want Ik ben er niet is wel degelijk een rijke roman, vol microverhalen en inventief opgetekende scènes. Vooral de droeve machteloosheid van de ploeterende Leo raakt je midscheeps, misschien méér dan de geestelijke teloorgang van de ooit zo talentrijke Simon.

Lize Spit, Ik ben er niet, uitgeverij Das Mag, 570 p.