Direct naar artikelinhoud
Interview

Dries Van Noten, modeontwerper in coronatijd: ‘We staan aan het begin van een moderevolutie’

Dries Van Noten: ‘We nemen voortdurend esthetische beslissingen. Ik wil dan niet nog eens nadenken over wat ik zal aantrekken.’Beeld Jef Boes

Geen defilés, winkels die moesten sluiten: ook de modesector moest in 2020 peentjes zweten. Maar Dries Van Noten (62) kijkt liever naar de toekomst. ‘We staan aan het begin van een revolutie.’

Toen Dries Van Noten in februari zijn vrouwencollectie voor deze winter in Parijs liet zien, wist hij niet dat het zijn voorlopig laatste show op de catwalk zou worden wegens een virus dat over de wereld ging razen. Dat zijn modellen op de rauwe, weemoedige tonen van ‘Party Girl’ van Michelle Gurevich defileerden, was dus toeval. Of nee, het was een welbewuste keuze – ‘It doesn’t matter what you ­create if you have no fun’, zingt de Canadese singer-songwriter – maar in elk geval voorzag hij niet dat party girls vlak daarna hun driften danig zouden moeten ­intomen. “We wilden een dreigende, onheil­spellende sfeer creëren. De film The Damned van Luchino Visconti, die zich begin jaren 1930 afspeelt, was onze inspiratiebron. Blijkbaar ­voelden we toch op een of andere manier dat er onheil in de lucht hing. Het was niet mijn meest blijmoedige collectie ooit, maar ik ben er nog ­altijd heel trots op.”

BIO • geboren op 12 mei 1958 in Antwerpen • studeerde af aan de Antwerpse Modeacademie • maakte deel uit van de Antwerpse Zes • lanceerde in 1986 eigen mannenlabel vanaf 1987 ook vrouwen • winkels in o.a. Antwerpen, Parijs, Shanghai en Los Angeles • verkocht in 2018 zijn merk aan het Spaanse Puig • woont met zijn partner in het Hof van Ringen in Lier

Het is een rare tijd, daar kun je niet omheen, zegt Van Noten. De vrouwencollectie die hij in ­september 2019 presenteerde, en die afgelopen zomer in de winkels lag, volgde ook al niet het vooropgestelde stramien. “Ik ontwierp die samen met Christian Lacroix en beschouw ze als een van de hoogtepunten van mijn carrière, maar ze is ook onlosmakelijk met de crisis verbonden geraakt. Stukken die in het magazijn bleven liggen omdat ze wegens beperkt transport niet geleverd konden worden, stukken die niet voorbij de douane raakten; jammer dat het juist die collectie moest overkomen.”

Maar Van Noten is geen man die bij de pakken blijft neerzitten. Zelfs niet als het prachtige pakken zijn. Momenteel legt hij de laatste hand aan de mannencollectie voor de winter van volgend jaar. “De doorpassen zijn gebeurd (om het kledingstuk de perfecte pasvorm te geven, red.), daarna beslissen we in welke stof elk model gemaakt moet worden. Voor Kerstmis moet die mannencollectie klaar zijn. Dan hebben we vier weken om de wintercollectie voor de vrouwen af te werken. Daarvan zijn de grote lijnen nu uitgezet.”

Een tip van de sluier oplichten doet Van Noten niet. “Ik spreek op voorhand nooit over collecties of shows”, klinkt het vriendelijk maar gedecideerd.

Gedurende het anderhalve uur dat we met de wereldvermaarde Antwerpse ontwerper kunnen spreken, zal hij die houding blijven aannemen. Hij praat snel, vertelt veel en beantwoordt bereidwillig elke vraag, maar zijn geheimen houdt de man die met kleren tovert zorgvuldig voor zich.

‘Mode is keihard. Het is emotioneel, er zijn veel ups en downs en nog meer slapeloze nachten.’Beeld Jef Boes

U zult hem trouwens vaak ‘we’ horen gebruiken, en ook dat typeert Dries Van Noten. Zijn team is heilig voor hem. “Er is veel wat ik zelf kan, maar zonder mijn team kan ik heel weinig.”

Voor veel mensen is het een turbulent jaar geweest. Voor u ook?

“Absoluut. Neem alleen al de manier waarop we nu de nieuwe collectie finaliseren. Je moet doorpassen op een mannequin terwijl je zoveel mogelijk afstand bewaart. Voor je show kun je een look met lippenstift in gedachten hebben maar maquilleren gaat niet, want je wilt niet dat een mannequin haar masker afzet en zo mogelijk in gevaar komt. Niet eenvoudig allemaal.

“Bovendien: mode is emotie. Maar alles wat je voeding geeft, is weggevallen. Fysieke gesprekken met mensen houden, tentoonstellingen bezoeken, indrukken en ervaringen opdoen door te reizen. Het is sinds februari geleden dat ik in Parijs geweest ben, terwijl ik er vroeger vijf keer per maand naartoe ging.

“Het was ook moeilijk om je te ontspannen. We konden geen vrienden zien, en normaal gezien gaan we (Van Noten en zijn partner Patrick Vangheluwe, red.) één keer per maand naar ons huis in Italië om daar even volledig van alles en iedereen weg te zijn, maar ook dat ging niet.”

Hebt u er onder geleden?

“Zeker, dat kan ik gerust toegeven. We hebben ons wel streng aan elke maatregel gehouden. Op deze verdieping (zijn bureau huist op de vierde verdieping van het Van Noten-gebouw aan de Godefriduskaai in Antwerpen, red.) werken we sinds enige tijd wel weer met een aantal mensen, maar altijd met afstand en maskers. Ik wil het niet geweten hebben dat ik mensen in gevaar zou brengen.”

De modesector heeft zware klappen gekregen. Hebt u financieel moeten inboeten?

“Ik ga daar eerlijk over zijn: we moeten wel even bekijken waar we mee bezig zijn, en of we ergens kunnen vereenvoudigen of bezuinigen. Gelukkig heb ik geen mensen moeten ontslaan. De free­lancers, die in de verkoopperiode onze collecties aan de inkopers verkopen, hebben een andere invulling gekregen en zijn dus ook kunnen blijven doorwerken. Dat was belangrijk voor mij. Het inkomen van die mensen hangt voor een groot deel van ons af.”

U werkt nu aan een nieuwe collectie, maar uw stoffen worden voornamelijk in Italië en India gemaakt. Die hebt u nu toch niet kunnen voelen en bekijken zoals anders?

“We botsen op meerdere vlakken tegen de limieten van wat je via Zoom kunt doen. Onze tricot, bijvoorbeeld, wordt deels in China en Hongkong gemaakt. Zij sturen ons een prototype van een trui op, wij passen die hier in Antwerpen door, brengen correcties aan, en sturen hem terug om te herwerken.

“Dat proces duurt normaal gezien twee tot vier dagen. Maar nu er zo weinig vluchten zijn, ben je ineens veertien dagen kwijt. Dat is lang als je maar twee maanden hebt om een collectie te maken.”

Hoe gaat u daarmee om?

“Door de beperkingen te omarmen. Creatieve oplossingen verzinnen, bedenken welke voordelen je kunt halen uit de situatie. Dat is ook hoe we gestart zijn in de jaren 80. We hadden niets. Er was zelfs geen internet. Ondertussen zijn we in de modewereld ontzettend verwend. Willen we dat het op een defilé regent, dan laten we het regenen. En nu worden we allemaal verplicht om na te denken over onze manier van werken. Een goede zaak, vind ik. We moeten beter uit deze crisis komen, en vooral niet in de val trappen van weer verder te doen zoals we bezig waren.”

Zoals veel andere ontwerpers moest Van Noten afgelopen oktober zijn lente- en zomercollectie 2021 voor de eerste keer ooit online voorstellen. Zijn nieuwe mannen- en vrouwencollectie herfst/winter 2021-2022, die in februari wordt gepresenteerd, zal opnieuw zonder defilé gepaard gaan. Dat is niet niks, want voor een ontwerper als Dries Van Noten is een show de apotheose van maanden hard labeur. Bovendien adverteert Van Noten niet, dus voor hem is het de ultieme manier om zijn werk te laten zien.

“In oktober hebben we toen in een week tijd een fotoshoot gedaan met Viviane Sassen (Nederlands beeldend kunstenaar en fotograaf, red.) en daar een video van gemaakt. Die hebben we naar aankopers en pers opgestuurd, samen met een extra video en boek waarin ik over de collectie uitleg geef. Ik was daar heel zenuwachtig voor. Het was ook de eerste keer sinds lang dat we mannen en vrouwen samen presenteerden. Maar ik ben erg blij met het resultaat. Vroeger moest ik na een show backstage voor vijf journalisten in tien minuten uitleggen wat ik met mijn collectie wilde vertellen. (lacht) Geëmotioneerd als je bent na een show trokken die interviews meestal op niet veel. Ik ben ook niet zo goed in praten in kernwoorden. Deze keer had ik veel meer ruimte om mijn filosofie toe te lichten.”

Toch zuchtten de modejournalisten: een video is niet hetzelfde als een show, vonden ze.

“Natuurlijk is het niet hetzelfde, maar bekijk het zo: alles wat we in oktober lieten zien, is tijdens de lockdowns gemaakt, in de meest moeilijke omstandigheden, met een beperkt budget. Ik was al blij dat we überhaupt een vrouwen- en mannencollectie hadden kunnen maken die er goed uitzag, in de prints die ik voor ogen had, en die reflecteerde wat we wilden vertellen. Deze keer is er meer tijd en ruimte om na te denken over de digitale presentaties. Ik denk dat je nu echt de creatieve input gaat zien waar men de eerste keer al op hoopte.

‘Het heeft weinig zin om aan klimaatmarsen deel te nemen, en de volgende dag kleren te gaan kopen bij Primark.’Beeld Jef Boes

“Zelfs als de modewereld volgend najaar weer shows kan houden, denk ik overigens niet dat we zullen terugkeren naar hoe het voor corona was. Je ziet nu al de verschuivingen: sommige merken zullen hun collectie pas ‘in season’ laten zien, in plaats van het seizoen ervoor, andere merken gaan kleinere shows houden. Er zullen ook huizen zijn waar niets verandert. Maar de dwang om vier shows per jaar te houden zal weg zijn. Voor mij is het in elk geval niet meer nodig.

“De ‘drops’ of pre-collecties die sommige huizen hielden, worden eveneens in vraag gesteld. Je merkt dat velen in de modewereld zich afvragen: moeten we niet meer naar de essentie gaan? Ook mijn collecties zijn kleiner geworden. Enerzijds omdat de coronacrisis er ons budgettair toe dwong, anderzijds omdat de filosofie achter mode moet veranderen.”

Het is niet de eerste keer dat de roep om meer duurzaamheid en minder kwantiteit weerklinkt in de modesector. Denkt u echt dat er nu wel iets wezenlijks gaat veranderen?

“Je moet geen revolutie verwachten. De modehuizen en ontwerpers hebben de afgelopen maanden genoeg andere zorgen gehad. Duurzamer werken maakt de zaken er niet eenvoudiger op. Goedkoper is het al zeker niet. Maar ik denk wel dat we aan het begin van de revolutie staan. Het zal geleidelijk gaan, maar er zal veel veranderen.”

Laten we het eerst nog over het creatieve luik hebben. Bent u de afgelopen maanden op een andere manier geïnspireerd geraakt dan vroeger?

“Niet op een andere manier. We zijn beïnvloed door de crisis, de lockdowns en de vragen die iedereen had, maar we willen vooral schoonheid creëren. We willen iets maken dat doet dromen. Geen realiteit. Die zie je al genoeg in de spiegel en op tv, die moeten wij niet nog eens aan jou tonen.

“Voor de zomercollectie 2021 wilde ik een schoonheid tonen die optimisme uitstraalt. Onze inspiratie begon bij woorden als ‘licht, kleur, fris’ en via Google zijn we zo bij de Nieuw-Zeelandse kunstenaar Len Lye (1901-1980, red.) uitgekomen. Door zijn gebruik van kleurvlakken, flitsende lichten en vreemde muziek dachten we eerst dat hij een psychedelische kunstenaar uit de jaren 60 was, maar hij bleek vooral in de jaren 30 en 40 gewerkt te hebben. Zijn glansrijke zonnen, manen, kleuren en bomen zijn de inspiratie geweest voor de prints van die collectie.”

U werd ooit omschreven als ‘the man who is inspired by everything’. Klopt dat?

“‘Alles’ is veel gezegd, maar er zijn wel veel zaken die mij voeden. Mijn team speelt daar ook een belangrijke rol in. Zij moeten mij scherp houden. Ze moeten me dingen laten zien die me verbazen of verwarren. Een boek, een foto van Instagram, het werk van een kunstenaar die ze ergens hebben opgepikt. De vraag is altijd: ‘Waarom leg je dit op tafel?’. Dat is het boeiende aan het creatieve proces, dat er zo veel is dat je kan inspireren. We hebben al collecties op basis van een stemming, of een geur, of muziek gemaakt. En elke keer beginnen we van een lege tafel. We gaan niet iets herkauwen dat de keer ervoor goed werkte. Integendeel.”

Het virus zal niet vingerdik op uw komende collecties liggen?

“Nee, je wilt niet overal aan corona herinnerd worden. Een goede collectie is op een of andere manier een reflectie van wat er in de wereld gebeurt, maar het moet wel mijn collectie zijn. We gaan niet ineens sweatshirts en pyjamabroeken maken.” (lacht)

De toekomst van de mode zal casual zijn, zeggen sommigen. Anderen menen dat mensen juist meer behoefte zullen hebben aan mooie, rijkelijke kleren. Wat denkt u?

“Het mooie aan de mode nu is dat er geen mode meer is. Iedereen kan fashion op zijn eigen manier invullen. Vroeger was dat niet het geval. Of je er nu mee stond of niet, in de jaren 60 en 70 droeg je nu eenmaal epauletten en getoupeerd haar. (lacht) Nu is mode heel individueel. Je doet gewoon je zin.

“Grote voorspellingen over de mode zijn zoals grote voorspellingen over verkiezingen. (glimlacht) Ik waag me er dus niet aan. Er zullen inderdaad mensen zijn die nooit meer uit hun legging of joggingbroek geraken, maar er zijn er ook die staan te popelen om zich weer op te kleden.”

Het is een druk jaar geweest voor hem, zegt hij. Er opende een Dries Van Noten-winkel in Shanghai en een in Los Angeles. De eerste was al in 2019 gepland, de opening van de tweede werd in volle coronacrisis beslist. Van Noten heeft de winkel in L.A. nog altijd niet kunnen bezoeken, en de inrichting ervan is op afstand vanuit Antwerpen gebeurd. Allemaal via Zoom. Hij glimlacht. “Naast een volledige dagjob aan collecties afwerken, kwam er een avondjob bij aan winkelinrichting. Aan de mensen ter plekke vroeg ik om via hun tablet elke vierkante centimeter van de ruimte te laten zien. Als ze naar het tuincentrum gingen om planten voor het ingangspad van de winkel te kopen, moesten ze zichzelf filmen terwijl ze naast een plant stonden, zodat ik kon zien hoe hoog die was. (lacht) Uiteindelijk hebben we hier in Antwerpen rekken geplaatst met dezelfde lengte als in de winkel ginder. Zo kon ik laten zien op welke plaats precies elk kledingstuk en accessoire moest hangen of liggen.”

In volle coronacrisis een modewinkel openen, het klinkt bijna als een statement.

“Dat was het ook. De e-commerce is een fantastisch systeem, maar het kan niet de enige manier zijn waarop je mode bij de mensen brengt. In een winkel kom je met mensen in contact. Mensen die je kunnen helpen, raad geven of die je voorstellen kunnen doen waar je zelf niet aan gedacht had. Mode is meer dan kopen en verkopen. Het moet ook een beleving zijn. Voor mij is een ontwerper de curator van zijn collectie, maar ook van de omgeving waarin hij zijn kleren brengt.”

De voorlopig laatste show van Dries Van Noten, waarin de vrouwencollectie voor deze winter werd gepresenteerd, vond in februari plaats te Parijs.Beeld REUTERS

In mei publiceerde u een open brief waarin u de consument opriep om duurzamer te kopen, en met enkele mooie stukken tevreden te zijn in plaats van veel goedkope stukken. De realiteit is wel dat de goedkope ketens het nog altijd erg goed doen. Misschien zelfs nog beter nu zoveel mensen het financieel moeilijk hebben wegens corona.

“Daar heeft de designer een rol te vervullen. Wat we moeten bereiken, is dat mensen beginnen te beseffen dat een paar lederen schoenen van 20 euro niet klopt. En dat het weinig zin heeft om de ene dag in Brussel aan protestmarsen uit bezorgdheid voor het klimaat deel te nemen, maar de volgende dag kleren te gaan kopen bij Primark.

“Als onze kleding duur is, moeten we ook laten zien waarom. Onze kleren worden in kleine ateliers in België, Italië en andere Europese landen gemaakt. Ook in India, waar alles met de hand wordt geborduurd. Die mensen werken niet in grote sweatshops. Ze worden goed betaald en dat wordt allemaal gecontroleerd.

“In sommige ketens worden parka’s gevuld met pluimen aangeboden voor een prijs die nog lager is dan de kostprijs van de ritsen die ik voor mijn jassen gebruik. Daar moet je over nadenken. Wie over sustainability spreekt, kan dat systeem niet tegelijk mee in stand houden.

“De fout ligt deels ook bij de modewereld. Misschien ging het te vaak over de logo’s, en hebben we niet genoeg uitgelegd hoe we werken. Misschien kunnen sommige producten van ons ook minder duur worden, als we minder produceren en niet alles in solden willen brengen. Maar als iedereen verwacht dat kleren al aan de helft van de prijs worden aangeboden nadat ze nog maar een maand in de winkel liggen, dan vertaalt zich dat in de kostprijs van het kledingstuk.

“Toen we ons charter hebben gelanceerd, zeiden sommigen: zolang je de grote huizen à la H&M, Zara en Primark niet aan je zijde hebt, is het roepen in de woestijn en heeft het allemaal geen zin. Ik wil niet zo negatief of sarcastisch zijn. Ik ben nog altijd idealistisch genoeg om te zeggen dat we als klein modehuis wél kunnen proberen om iets te veranderen.”

Consumenten verwachten dan ook dat modehuizen zelf inspanningen doen. Maar daar bent u mee bezig?

“Sustainability is iets dat bij ons dagelijks groeit. We werken bijvoorbeeld steeds meer met stoffen die ecologisch of recycleerbaar zijn, we bekijken of we onze kleren in maïsplastic kunnen verpakken in plaats van gewoon plastic, de schapen die onze merinowol produceren, worden op diervriendelijke manier geschoren, en voor onze draagtassen kiezen we ecologisch papier van een Zweeds bedrijf dat elke keer als ze een boom omhakken er twee voor in de plaats planten. Er gebeurt dus wel wat. Vroeger koos je gewoon het mooiste inpakpapier. Nu is de eerste vraag: waar komt dat papier vandaan?

“Al die zaken hebben tijd nodig. Verwacht niet dat we in één of twee seizoenen helemaal anders gaan werken. Ook al omdat iedereen die inhaalbeweging aan het maken is, en er van dat type materialen op de markt nog niet voldoende voorraad is. Kleren die meerdere seizoenen meegaan in plaats van één seizoen, zijn overigens ook duurzaam. Maar dan moet je dus durven na te denken over zaken als solden of Black Friday.”

Vindt u het ook belangrijk om als ontwerper maatschappelijke evoluties mee te nemen in uw verhaal, zoals representaties van minderheden of Black Lives Matter?

“Ik denk dat kleding relevant moet zijn. En je kunt maar relevant zijn als je rekening houdt met die evoluties. Maar niet op een hysterische manier. En het mag je ook niet verhinderen om bepaalde creatieve beslissingen te nemen. Soms moet je als ontwerper ook kunnen triggeren of teasen.”

Wat bedoelt u?

“Ik heb het soms moeilijk met het verhaal van cultural appropriation. (Het gebruiken van elementen van een bepaalde cultuur door een andere cultuur oogst vaak kritiek, met name wanneer een meerderheid zich de stijlelementen van een minderheid toe-eigent, red.). Als je die lijn doortrekt, zou een Belg geen olijfolie meer mogen produceren, en mag enkel een Japanse chef Japanse gerechten bereiden. Jammer, vind ik. De wereld is zo groot en bereikbaar geworden, je klapt je laptop open en je reist de continenten door. Al die schoonheid en kennis zouden we dan niet mogen gebruiken. Zelfs niet als het met respect gebeurt.”

Hebt u daar ooit al kritiek op gekregen?

“Al enkele keren, ja. In de herfst-wintercollectie van 2017-2018 voor mannen was ik teruggekeerd naar de basics, zoals de krijtstreep, de rood-zwarte ruit, de tweed. Er was de typisch Ierse trui, de Schotse trui en ook de Peruviaanse trui. Daar waren enkele kritische reacties op. Sommigen vonden dat je als ontwerper blijkbaar geen eigen interpretatie aan zo’n traditioneel kledingstuk uit de mannengarderobe mag geven. Die trui was bovendien met de hand gebreid in Peruviaanse wol door Peruviaanse vrouwen. Als ik me als Belgische ontwerper moet beperken tot Belgische folklore en niet meer over de grenzen mag kijken, wordt het moeilijk.”

Influencers wereldwijd zijn grote fan van u. Is het belangrijk voor u dat bekende namen graag uw kleren dragen?

“Als ze zich er goed in voelen en de kleren goed kunnen brengen, dan is dat mooi, natuurlijk. Maar voor ons zijn influencers wellicht minder belangrijk dan voor andere huizen. We maken er in elk geval niet actief gebruik van. We sturen mensen geen kleren op met de vraag ze te dragen. Maar als Cate Blanchett belt met de vraag of ze het rode Verner Panton-kostuum uit de lente- en zomercollectie voor mannen in 2019 mag dragen, dan zeggen we natuurlijk ja.”

U wordt gevraagd, maar zelf vraagt u niemand?

(lacht) “Zolang we dat kunnen volhouden, zijn we goed bezig, denk ik. We lenen onze kleren ook maar zelden uit. Als je dus een foto op Instagram ziet van Rihanna die iets van Dries Van Noten draagt, heeft ze dat zelf gekocht.” (glimlacht)

In juni 2018 hebt u een meerderheidsaandeel van uw label verkocht aan het Spaanse conglomeraat Puig. Bent u nog steeds gelukkig met die beslissing?

(lacht) “Ik ben nog steeds gelukkig, dank u. Kijk, zoals iedereen word ik jammer genoeg ook ouder, en ik wilde een toekomst voor mijn bedrijf. Ik zou het heel erg vinden mocht ik tegen mijn ploeg, met wie ik al 20, 25 jaar samenwerk, over een paar jaar zeggen: het is gedaan, jongens, ik ben weg, merci en salut. Ik denk dat het huis Dries Van Noten genoeg te vertellen heeft zonder dat ik het per se zelf moet doen.

‘We willen iets maken dat doet dromen. Geen realiteit. Die zie je al genoeg in de spiegel en op tv.’Beeld Jef Boes

“Ik weet wel dat er angst heerste dat ik na de overname een product zou gaan maken. De samenwerking met Christian Lacroix heeft het tegendeel bewezen. We durven nog altijd risico’s te nemen en gekke dingen te doen. Ik denk trouwens niet dat veel huizen in volle coronatijd een winkel van 850 vierkante meter zouden openen met twee tentoonstellingsruimtes, waarbij samenwerkingen met kunstenaars en muzikanten op til staan.”

U werd een van de weinige nog overblijvende independent designers genoemd. Onafhankelijk bent u inmiddels niet meer. Er staat nu voortdurend iemand boven en naast u.

“Klopt, maar het brengt ook comfort met zich mee dat je sterke schouders hebt om op te leunen. Zeker als je periodes zoals deze moet doormaken. Het geeft gemoedsrust dat je er niet meer alleen voor staat. Dat je moeilijke beslissingen met ­anderen kunt overleggen. En dat er een lange­termijndenken is.”

Wat is het dat u drijft om te blijven groeien?

“Niet groeien is achteruitgaan. Je moet blijven vooruitkijken. En jezelf constant in vraag blijven stellen. Ben ik nog relevant bezig? Hebben de mensen nog een boodschap aan de collecties die ik maak? Is er nog een reden waarom ik ze maak? Zolang het antwoord daarop ja is, doe ik verder.”

U zei ooit: kleren kunnen veel over iemand vertellen. Wat vertellen de kleren die u draagt over u?

“Ik draag altijd donkerblauw, zwart of grijs. Waarom? Ik sta op, kom naar kantoor, en dan moet ik de hele dag knopen doorhakken. Doen we rood of zwart, geel of blauw, korter of langer, dit materiaal of toch het andere? We zijn voortdurend bezig met esthetische beslissingen te nemen. Het laatste wat ik dan wil doen, is ’s morgens mijn eigen kleerkast opentrekken en nadenken over de vraag wat ik zal aantrekken. (lacht) Vandaar dat heel wat mensen in de modewereld voor zichzelf een soort van uniform creëren.

“Hetzelfde geldt trouwens als ik uit eten ga. Het liefst van al ga ik naar een restaurant waar ze een dagmenu hebben, zodat ik mijn voor-, hoofd- en nagerecht niet zelf moet kiezen.” (lacht opnieuw)

Had u dit voor ogen toen u als 18-jarige aan de Antwerpse Modeacademie begon te studeren?

“Het loopt altijd anders dan je denkt. Had ik deze weg afgelegd als ik alles had geweten? Ja. Maar mijn parcours heeft wel veel gekost. Ik heb heel hard moeten werken en heel veel moeten laten.”

Wat hebt u moeten laten?

“Veel. Mensen denken dat een modeontwerper iemand is die af en toe eens naar zijn studio gaat, een rol stof neemt en een paar schetsen op een blad papier gooit, om daarna naar een cocktailparty op een jacht af te zakken. Ik kan je verzekeren dat dit beeld niet klopt. (lacht) Mode is keihard. Het is emotioneel, er zijn veel ups en downs en nog meer slapeloze nachten. Je kunt het enkel goed doen als je je helemaal geeft.”

U staat bekend als extreem perfectionistisch. Hebt u daar zelf nooit last van?

“Natuurlijk wel. Het zou gemakkelijker zijn om sneller tevreden te zijn. Maar ja. Zelfs als iedereen zegt dat het goed zat, ga ik toch zoeken naar wat de foutjes waren.”

Hier in Antwerpen werken honderd mensen. Bent u een aangename leider, denkt u?

“Dat vraag je beter aan de mensen rondom mij. Ik denk wel dat ik mensen kan inspireren. Maar soms ben ik misschien wat te emotioneel en te chaotisch.”

U moet ook veel delegeren. Kunt u dat goed, de controle lossen?

“Dat vind ik belangrijk, ja. Ik wil betrokken zijn bij alles wat hier gebeurt, maar ik ben wel een persoon die in de juiste mensen rondom mij vertrouwen kan hebben.”

Ik neem aan dat u deze zomer veel thuis bent geweest in Lier. Is u dat bevallen?

“We zijn natuurlijk bijzonder verwend omdat we een mooi huis en een heel mooie tuin hebben (Van Noten en zijn partner wonen in kasteel Hof van Ringen in Lier, red.). En we mochten ook opnieuw een jonge hond opvoeden. Nadat onze vorige hond Harry in september 2019 gestorven was, hadden we gezegd: nooit meer een hond, we kunnen dat verdriet niet nog eens aan. Maar soms kun je je niet aan voornemens houden, en sinds eind vorig jaar is de airedaleterriër Scott in ons leven. (glimlacht) Het was dus geen straf om vaak in die cocon te moeten verblijven.”

Ten slotte: hoe ziet de toekomst voor het label eruit? Zullen er bijvoorbeeld nog winkels volgen?

“Er zullen zeker nog winkels opengaan. Het is een heel boeiende fase in de mode, vind ik. Het is niet in de ketens in de grote winkelstraten dat er spannende dingen gebeuren. Wel in de winkels in de minder dure buurten. Daar wil ik me graag nog meer mee bezig houden. Want daar zit de toekomst.”