Direct naar artikelinhoud
InterviewWielrennen

Mathieu van der Poel: ‘Ik pieker niet meer over wat de mensen denken van mijn Porsche met gepersonaliseerde nummerplaat’

Mathieu van der Poel: ‘Ik pieker niet meer over wat de mensen denken van mijn Porsche met gepersonaliseerde nummerplaat’
Beeld Pim Ras

Als er één wielrenner niet voor één gat te vangen is, dan wel Mathieu van der Poel (25). Zijn droom om Olympisch kampioen te worden in het mountainbiken moest hij even opbergen, maar in de Ronde van Vlaanderen tekende hij voor één van de mooiste overwinningen van het voorbije wegseizoen. Op 20 december gaat hij ook de strijd weer aan in het veld tegen Wout Van Aert.

Mathieu van der Poel: “Het is een bizar jaar geweest. Na de Ronde van de Algarve (in februari, red.) ben ik behoorlijk ziek geweest en daarna werd alles afgelast door corona. Tijdens de quarantaine was er weinig te doen, dus ging ik elke dag fietsen. Om er zeker te staan zodra de koers weer zou beginnen, heb ik iets te hard mijn best gedaan. Overtraind. Het eerste deel van het seizoen viel daardoor wat tegen, maar in het tweede deel heb ik veel goed gemaakt.”

Welk gevoel overheerst?

“Tevredenheid. De Italiaanse klassiekers – Strade Bianche en Milaan-Sanremo – vielen tegen. Dat werd nog eens extra in de verf gezet omdat mijn grootste concurrent Wout van Aert het super deed. Maar vanaf de Tirreno-Adriatico was er echt wel een kentering. Ik werd opnieuw Nederlands kampioen, won de BinckBank Tour én de Ronde van Vlaanderen. Veel renners zouden tekenen voor zo’n seizoen.”

Dat het aanvankelijk stroef liep, lag volgens je vader Adrie aan het uitstel van de Olympische Spelen. In Humo noemde hij dat ‘een gigantische klap’ voor jou: het grote doel van 2020 was om in Tokio Olympisch kampioen in het mountainbiken te worden.

“Ik was er eindelijk in geslaagd om in het mountainbiken wereldbekers te winnen en Europees kampioen te worden: ik voelde me echt klaar voor de Spelen. Door het uitstel zal ik nu een jaar niet hebben kunnen mountainbiken – ik moest alles op het wegseizoen zetten – terwijl mijn concurrenten niet hebben stilgezeten. Drie jaar had ik erover gedaan om mijn achterstand op de top te dichten. Misschien is die kloof er nu opnieuw. Daar heb ik het moeilijk mee.”

Je hebt je grote inspanningen getroost voor die Olympische medaille. Zijn die nu voor niets geweest?

“Dat is veel gezegd. Maar toch: mountainbiken is erg specifiek. Om de techniek meester te worden, moet je veel uren op de mountainbike zitten. Op stage in Livigno (in september, red.) is dat maar twee keer gebeurd. En wedstrijden heb ik dit jaar al helemaal niet kunnen rijden. Ook het klassement waaraan ik zo hard gewerkt heb – om een goeie startpositie vooraan te kunnen bemachtigen – is om zeep. Het was best veel om te verwerken.”

Ben je daarom zo hard gaan trainen, om het snel te kunnen vergeten?

“Dat was het niet. Ik ben iemand die veel competitie gewoon is. Mijn gevoel zei me dat ik die competitie op training moest nabootsen. Wellicht ben ik te gretig geweest.”

Nog volgens je vader miste je het leven met de ploeg meer dan we zouden denken.

“Ik train graag samen met vrienden en ploegmaats. Mijn probleem is dat ik te hard rijd als ik alleen ga fietsen. Het is goed dat er dan iemand bij is om me kalm te houden. Misschien heeft het ermee te maken dat ik altijd met muziek in de oortjes fiets.”

Foute muziek, allicht.

“Iets te opzwepend misschien. Meestal top 50-nummers, maar als ik echt wil doorrijden, kies ik festivalmuziek of hardstyle. Brennan Heart of Riddy K – zoek maar eens op. (lacht)

Toen ook Parijs-Roubaix van de kalender viel, moest plots de Ronde van Vlaanderen je seizoen redden.

(lacht) Mocht ik tweede geworden zijn, was het nog steeds geen slecht jaar geweest. In de ogen van de mensen misschien wel, omdat ík het ben.”

Voelde je druk?

“De grootste druk leg ik mezelf op. Dat is al van jongs af aan zo, dus kan ik er goed mee om. Bij de ploeg weten ze dat: ze moeten me eerder rustig houden dan opjagen.”

Zou je echt zo makkelijk vrede hebben genomen met een tweede plaats als je nu laat uitschijnen?

“Dat ligt eraan op welke manier. Als je de Ronde met een paar centimeter verliest, is dat harder om te verteren dan wanneer je op een minuut finisht, omdat je dan zeker weet dat iemand anders sterker was. Maar goed, je hebt gelijk: voor een winnaar is een tweede plaats niets waard.”

Goed dat je hem dan toch gewonnen hebt.

“Sowieso: die wedstrijd heeft mijn seizoen grotendeels goedgemaakt. Maar toch, vergeet niet dat er maar één kan winnen. Veel mensen staan daar niet meer bij stil.”

Vermindert de waarde van je zege doordat er geen publiek bij aanwezig was?

“Totaal niet! Bekijk het eens andersom: misschien is mijn zege net meer waard, omdat de mensen het nog lang zullen hebben over die ene editie zonder publiek. Natuurlijk had ik er liever veel volk bij gehad. Stel je voor: Wout en ik die nog een laatste keer samen de Oude Kwaremont en de Paterberg oprijden. Wat een gekkenhuis zou dat niet geweest zijn!?”

Heeft de pandemie ons niet geleerd dat het wielrennen bij uitstek een tv-sport is en perfect zonder publiek langs het parcours kan?

“Daar ben ik het niet mee eens. Het verschil qua sfeer is groot. En dat zeg ik niet alleen: ik heb het al van veel collega-renners gehoord.”

Voetbal in lege stadions is een pak saaier dan koers langs lege wegen.

“Daar ben ik het ook niet mee eens. Maar goed: meer dan ooit beseffen we als sporters hoe hard we de fans nodig hebben. Vooral in de koersen die coronaproof georganiseerd waren, is het des te harder opgevallen. Want laat ons eerlijk zijn: in de Ronde van Frankrijk merkte je nauwelijks een verschil met andere jaren.”

De koers heeft zich al bij al mooi staande gehouden.

“Zeker, we mogen onze beide handjes kussen. Ik heb me op geen enkel moment onveilig gevoeld.”

Hoe was het om de hele wielerkalender zo gebald voor de wielen geschoven te krijgen?

“Als een roes waar je door moest. Niemand heeft geklaagd: elke renner, elke ploeg en elke sponsor was blij dat er überhaupt gekoerst kon worden. Dat de kalender door corona wat raar in elkaar zat, maakte dan weinig uit.”

Was er ook iets positief aan corona?

“Dat ik eens voor langere tijd thuis was en niet de hele wereld rond moest reizen – waar dan toch weer overal mensen iets van mij verwachten. Dat is weleens vermoeiend.”

Heeft het virus je doen nadenken over hoe wij met onze planeet omgaan?

“Neen, daar ben ik niet mee bezig.”

Je koerst en dat is het?

“Eigenlijk wel. Dat virus is vervelend, maar ik kan er niets aan veranderen. Door je er druk over te maken maak je ’t alleen maar erger voor jezelf. Ik heb vertrouwen in de wetenschap en de ontwikkeling van een vaccin. Ik ben geen doemdenker, het komt wel in orde.”

Mathieu van der Poel: ‘Ik pieker niet meer over wat de mensen denken van mijn Porsche met gepersonaliseerde nummerplaat’
Beeld Pim Ras

OP KARAKTER

Voor jullie de fiets weer op mochten, was er de Container Cup, een zevenkamp op VIER waarin topsporters het tegen elkaar opnamen. In de laatste aflevering stonden jij en Wout van Aert tegenover elkaar.

“Ik ben er onvoorbereid naartoe gegaan: de ploeg had me maar twee dagen op voorhand op de hoogte gebracht. Ik ben zo diep gegaan dat ik er een week lang stijf van ben geweest. Op zulke momenten komt het competitiebeest in mij naar boven.”

Je won glorieus.

“Ik had liever een Italiaanse klassieker gereden.”

Het podium bestond, met ook nog Greg Van Avermaet en Oliver Naesen, uit drie wielrenners. Wat zegt dat?

“Dat wij complete sporters zijn. Op conditie en karakter is veel mogelijk: bij wielrenners zit je dan goed.”

Wout van Aert dook liefst tien seconden onder jouw besttijd in de fietsproef. Wat dacht je toen?

“Niets speciaals. Die proef hield geen rekening met het gewicht van de fietser. Daarom ook scoorde Remco Evenepoel veel minder goed dan wij. Het ging puur om wattage, maar als je dat omrekent naar watt per kilogram lichaamsgewicht, heeft Evenepoel misschien sneller gereden dan wij. Ik heb er dus niet van wakker gelegen.”

Zag je er op dat moment een voorbode in van tot wat Van Aert nadien – in Milaan-Sanremo, de Tour en het wereldkampioenschap – in staat is gebleken?

“Neen, toch niet. Als je dan toch naar een kantelpunt op zoek gaat, kom ik uit bij de laatste cross die hij won, in Lille (op 8 februari, red.). Voordien al, op de winterstage, zag ik dat hij mee met de klimmers naar boven reed. Dan weet je dat hij goed zal zijn. Maar zó goed, dat had niemand verwacht. Ik in ieder geval toch niet.”

Hield je zijn comeback in de gaten?

“Op die stage zaten we elk op een andere kant van de berg: zij in Tignes, wij in La Plagne. Automatisch ga je op Strava volgen wat de anderen doen.”

Van Aert won de Strade Bianche en Milaan-Sanremo, en blonk uit in de Tour en op het WK. Stak de lof die hij daarvoor oogstte?

“Dat ik mijn eigen niveau niet haalde, dát stak. Ik wist dat ik beter kon, maar het kwam er niet uit. Zeggen dat ik in de put zat, zou overdreven zijn: ik heb vooral gevloekt. Maar niet door Wout z’n prestaties. Ik ben iemand die meer met zichzelf bezig is dan met anderen.

“Na de Tirreno ben ik op hoogtestage vertrokken, omdat ik wist dat ik die nodig had om op mijn sterkste niveau terug te keren. Het wereldkampioenschap liet ik dan maar schieten, om mijn kansen in de Ronde van Vlaanderen niet te hypothekeren. Die keuze heeft goed uitgepakt.”

Van Aert won ritten in de Tour en verbaasde vriend en vijand met puik klimwerk. Prompt waren er die in hem en jou potentiële Tourwinnaars zagen. Sluit jij je daar bij aan?

“Neen. Ik heb nog niets bewezen in een grote ronde. Wout wel: we weten nu dat hij bergop een sterk niveau haalt. Maar tot vijf kilometer van de top op kop rijden, is helemaal iets anders dan dat tot de finish volhouden. Misschien mag hij meer ambiëren over tien jaar, als hij zich helemaal omvormt en onder de 70 kilogram raakt. Maar dan boet je ook weer in aan kracht. Eerlijk gezegd: ik denk niet dat wij het figuur hebben om de Tour te winnen. Voor mij is het geen ambitie. Wel om hem te rijden, maar niet om een klassementsrenner te zijn.”

Wie ronde-ambities heeft, moet lager mikken in de klassiekers.

“Zelfs als ik dat doe en 5 kilo vermager, zal Tourwinst er niet inzitten. Ik ben realistisch genoeg om te weten wat ik kan en wat niet. Op mijn scherpst weeg ik 76 kilogram. Maar dan heb ik een vetpercentage van maar 4 à 5 procent. Als je dan nog meer gaat afvallen, verlies je spieren. Misschien kan ik het overwegen in de laatste jaren van mijn carrière, maar nu ben ik op andere zaken gefocust.”

Die discussie mag dus gesloten worden?

“Wat mij betreft wel.”

‘Ook zonder de Tour kun je een toprenner zijn,’ aldus je vader in Humo.

“Tuurlijk. Ik win liever de Ronde van Vlaanderen of het wereldkampioenschap dan een rit in de Tour.”

Kun je ooit op een dag de gele trui dragen?

“Dat misschien wel. Het zal er dan van afhangen hoe de ritten er in de eerste week uitzien.”

Het zou je als kleinzoon van Raymond Poulidor ongetwijfeld eeuwige roem opleveren in Frankrijk.

(lachje) Wie weet. Een gele trui dragen is uniek.”

Is het geen ambitie?

“Tuurlijk wel, ooit. Maar aangezien ik de Tour nog nooit heb gereden, weet ik niet wat hij bij mij zal losmaken. Pas als het zover is, zal ik het je kunnen vertellen.”

Hoe goed is je Frans?

“Redelijk oké. Ik ben tweetalig opgevoed. Maar niet lang genoeg om de taal perfect te beheersen. Omdat ik de jongste ben, ben ik sneller Nederlands beginnen te praten met mijn broer. Zo is het wat vervaagd. Maar ik begrijp alles en kom zelf ook goed uit mijn woorden.”

Om het met een boutade te zeggen: je beheersing van beide landstalen maakt van jou misschien meer een Belg dan vele Belgen.

(lacht) Ik woon al mijn hele leven in België, heb hier school gelopen en praat Nederlands met een Belgisch accent. Maar mijn familie is Nederlands en Frans, en uiteindelijk geeft dat toch de doorslag.”

OP KARAKTER
Beeld Photo News

REMCO OP HET RANDJE

Je vader noemde Remco Evenepoel in Humo een nog straffere renner dan jou en Van Aert.

“Dat vind ik ook. Wat hij nu al kan, kon ik niet op die leeftijd. Zulke solo’s rijden en elke ronde winnen waaraan je deelneemt: dat is ongezien.”

Terwijl jij volgens kenners het beste bent wat ooit op twee wielen heeft gereden en je prestaties al als merckxiaans zijn omschreven.

(verveeld lachje) Met Merckx wil ik echt niet vergeleken worden. Wat ik doe, is totaal iets anders dan wat hij heeft gedaan. Zijn palmares zal nooit meer geëvenaard worden. Dat kán ook niet meer: iedere renner maakt nu keuzes.”

De jouwe zijn andere dan die van Evenepoel.

“Precies. Daarom moet je ons ook niet met elkaar vergelijken. Ik ben de enige die er ooit in geslaagd is de drie wielerdisciplines op het hoogste niveau te combineren. Maar wat Evenepoel doet op de wég, is fenomenaal.”

Hij schuwt de grote woorden niet. Zou dat één van de redenen kunnen zijn waarom hij – letterlijk – uit de bocht is gevlogen?

“Ik vind zijn uitspraken soms op het randje, maar iedereen is zoals hij is: als hij de dingen zo wil zeggen, moet hij dat vooral doen. Voor ons kan dat arrogant overkomen, maar in zijn ogen geeft het waarschijnlijk vooral blijk van zelfvertrouwen. Nu, hij mag dan grootse uitspraken doen, vaak antwoordt hij ook met de pedalen. Straf, hoor!

“Weet je, ik heb ook al gezegd dat ik in de drie disciplines wereldtop wil worden, mét Olympisch goud op de mountainbike. Dat zijn óók ambitieuze uitspraken.”

Jij en Van Aert zullen wel altijd in één adem genoemd worden. Stoort je dat?

“Soms slaat het nergens op. Wat hij in de Tour heeft gedaan – op kop rijden voor iemand anders – is niet mijn ambitie. Ik weet zelfs niet of ik het zou kunnen. Maar zolang ik geen Tour heb gereden, hebben zulke vergelijkingen geen zin. Niemand zegt toch ook dat Van Aert zich nu maar eens in het mountainbiken moet bewijzen? We hebben allebei onze weg gekozen: hij is de richting van het wegwielrennen ingeslagen, ik heb dat maar gedeeltelijk gedaan, omdat ik me ook op het mountainbiken wil blijven richten.”

Rivaliteit is wat sport mooi maakt.

“Dat is absoluut zo. Neem één van ons twee weg en waarschijnlijk zouden we minder populair zijn. Onrechtstreeks hebben we veel aan elkaar te danken. Concurrenten maken elkaar beter, dat beseffen wij ook wel.”

‘Primoz Roglic doet me niets’, zei de Nederlandse sportjournalist Mart Smeets onlangs in Knack. ‘Voor een sportbeleving die naar de keel grijpt, moet de mens achter de strijd boeien.’ Begrijp je dat?

“Ja. Sommige figuren in de sport boeien nu eenmaal meer dan andere. Je hebt er die heel goed zijn in hun sport, maar aan wie je verder niet veel hebt. Bij mezelf zie ik geen probleem: ik mag mezelf toch interessant noemen, denk ik. Misschien niet per se als persoonlijkheid, maar omdat ik de drie wielerdisciplines combineer. Dat spreekt de mensen aan.”

Ben jij niet meer een renner voor de kenners, die het graag hebben over de wattages die je kunt trappen, dan van het volk?

“Daar ben ik het niet mee eens. In het veldrijden sta je dicht bij de mensen en ik heb ook altijd tijd gemaakt voor de fans. Van mij mag er redelijk veel over mij geweten zijn. Ik ben geen gesloten boek en geef mijn mening als ik die heb.”

Dat is niet hetzelfde als jezelf blootgeven.

“Daar heb ik misschien minder behoefte aan. De meeste voldoening blijf ik nu eenmaal uit het koersen zelf halen. Als mensen mij door mijn prestaties een held vinden, is dat mooi meegenomen. Maar het is niet wat mij bezighoudt.”

Maakt je bekendheid het leven soms moeilijker?

“Neen, ik kan nog steeds alles doen wat ik wil. Ik word wel herkend, maar vaak beperkt zich dat tot een hallo of een knikje.”

Je rijdt in een Porsche met gepersonaliseerde nummerplaat. Zo trek je wel alle aandacht naar je toe.

(lachje) Ik ben een groot liefhebber van auto’s en gepersonaliseerde nummerplaten. Niet om de aandacht te trekken, maar uit esthetische overwegingen: ik vind het mooi.”

Je zou het ook een beetje patserig kunnen noemen.

“Goh, als je ziet hoeveel mensen met zo’n nummerplaat rondrijden... Ik ben iemand die doet waar hij zich goed bij voelt. Wat de mensen dan van mij denken, heb ik een beetje achter mij gelaten. Bij mijn eerste auto piekerde ik wel nog over wat men ervan zou denken. Maar dat was in het begin van mijn carrière. Ondertussen ben ik daarin hard veranderd.”

REMCO OP HET RANDJE
Beeld Photo News

DE BEUK ERIN

Heb jij het gevoel dat je het wielrennen aan het veranderen bent?

“Misschien wel, maar ik ben niet alleen. Het profwielrennen wordt weer meer zoals het jeugdwielrennen: er wordt open gekoerst en aangevallen. Voor mij en mijn generatiegenoten is het vanzelfsprekend om zo te koersen: we hebben het altijd zo gedaan. Voor de mensen thuis, die vaak alleen maar profkoersen zien, ligt dat misschien anders. Voor het wielrennen is deze evolutie alleen maar positief.”

Wie zie je nog deel uitmaken van die generatie?

“Van Aert, natuurlijk. Alaphilippe ook, en Hirschi en Evenepoel. Zij hebben het allemaal: de beuk erin! Ik kan dat wel op prijs stellen. Nu, zet ‘generatie’ maar tussen aanhalingstekens: Evenepoel is toch een stuk jonger.”

Je hebt het wegwielrennen weleens saai genoemd. Urenlang gebeurt er niets, tot in de finale. Hoe zou jij de koers willen veranderen?

“Dat gaat niet! Ik heb er intussen leren mee omgaan. Trouwens, de meeste klassiekers zijn tegenwoordig moeilijk nog saai te noemen. Ze gaan best wel snel voorbij nu, er gebeurt altijd wel iets. De wedstrijd wordt sneller opengebroken. Leuk! Voor je het weet, zit je in de finale.”

Was je geen voorstander van kortere wedstrijden?

“Níét in de klassiekers. Wel in de grote rondes: daarin zouden ze iets meer korte etappes mogen steken. Een wandeletappe van 240 kilometer die op een sprint uitdraait: dat vind ik saai. Daar ga ik niet voor zitten. Maar zie ik dat er een etappe van 115 kilometer met twee, drie beklimmingen is, kan het goed zijn dat ik van de start tot de finish zit te kijken. Kortere etappes zorgen voor animo en leiden vaak tot aantrekkelijkere wedstrijden.

“Nu, je kunt moeilijk een Tour uittekenen met alleen maar van die ritten. Lange etappes moeten er ook zijn, om de vermoeidheid haar werk te laten doen.”

Wat staat er voor 2021 bovenaan je bucketlist?

“De Tour en de Olympische Spelen.”

De Tour eindigt een week voor de start van de Spelen. Hoe ga je ze combineren?

“Dat is nog de vraag. Ik heb nog nooit een grote ronde gereden en weet dus niet hoe ik daaruit kom. We moeten alles nog grondig analyseren en dan een goede planning opstellen. Misschien zal ik me in de Tour vooral gedeisd moeten houden om zo fris mogelijk naar de Spelen te kunnen.”

De Olympische mountainbiketitel blijft het hoofddoel?

“Toch wel. Het heeft geen zin om me er druk over te maken dat het door corona zo gelopen is. We zien wel of het goedkomt.”

Heb je ook de wereldkampioenschappen in het veld en op de weg aangestipt?

“Ja, vooral dat op de weg. Logisch: in het veld ben ik al wereldkampioen geweest, op de weg nog niet. Maar goed, of het nu een criterium is of een kermiskoers: ik rijd elke wedstrijd om te winnen. Ook het WK veldrijden, dus.”

Beide WK’s vinden plaats in België. Altijd mooi meegenomen, zo’n thuisvoordeel.

(lacht) «Daar ben ik toch iets te weinig Belg voor. Mij maakt het niet uit waar een WK wordt gereden. Zelfs al was het in Nederland: ik denk alleen maar aan winnen.”

Durf je eraan te denken dat de Spelen ook volgend jaar niet kunnen plaatsvinden?

“Die kans bestaat, maar ik denk er niet over na. Hoe dan ook heb ik al besloten dat ik zolang mogelijk de drie disciplines zal blijven combineren.”

Ook als je Olympisch kampioen wordt in Tokio?

“Misschien maakt dat het makkelijker om er een punt achter te zetten. Maar ik heb nog redelijk wat ambitie in het mountainbiken.”

Zoals?

“Wereldkampioen worden.”

Is dat jouw manier om toch het epitheton merckxiaans te verdienen?

“Zeker niet! Wat ik doe – de drie disciplines op topniveau combineren – is nooit eerder vertoond. Daar ben ik ontzettend trots op. Dat mag ook, denk ik. Jaren geleden ben ik zonder enige ervaring in het mountainbiken gerold. Ik heb geprobeerd om de Spelen van Rio te halen, maar door een knieblessure is dat niet gelukt. Omdat ik wilde bewijzen dat ik het hoogste niveau aankon, ben ik blijven werken. Daarom is Tokio zo belangrijk. Maar het is een persoonlijke ambitie, geen poging om iemands kopie te worden.”

© Humo