Direct naar artikelinhoud
De WendingMeskerem Mees

Meskerem Mees (21): ‘Ik vind het zelf niet zo zot, hoor, wat ik doe’

Meskerem Mees (21): ‘Ik vind het zelf niet zo zot, hoor, wat ik doe’
Beeld Thomas Sweertvaegher

‘Ik snap het zelf niet. Hiphop en overgeproduceerde bliep-bloepmuziek, dat is waar mensen tegenwoordig naar luisteren. Niet naar een meisje met een gitaar.’ Vol verbazing zette Meskerem Mees (21) het afgelopen jaar haar eerste, voorzichtige stappen in de muziekwereld. Met succes.

Niet haar gouden plak in Humo’s Rock Rally, noch het feit dat haar eerste single, ‘Joe’, overal te horen was, noemt  Mees de belangrijkste gebeurtenis van haar boerenjaar. “Het moment dat ik kon zeggen dat ik zou stoppen met studeren om volledig voor de muziek te gaan, dat was voor mij heel groots.”  

“Ik dacht: ‘t is foutu. Ik had herexamens, was volop bezig met coronaproof optredens en zag niet in hoe ik kon slagen als ik op de avond van een examen een show had in één of ander Vlaams dorp. Ik was uiteindelijk toch geslaagd, onverwacht. Maar als ik naar dit academiejaar kijk, dan heb ik toch de juiste beslissing genomen. Amai, ben ik blij dat ik dat geen volledig schooljaar online moet volgen. (schamper) Bovendien: ik volgde een opleiding om muziekleraar te worden in middelbare scholen, en ik vind het heel erg dat dat een schijnbaar irrelevante opleiding is geworden.(Katholiek Onderwijs Vlaanderen is van plan de artistieke vakken te bundelen, red.).” 

Mees, een prille twintiger, spreekt ons toe vanuit haar zolderkamer in haar ouderlijk huis, in een rustige straat in Merendree, nabij Gent. Of ze daar thuis ook zo enthousiast zijn over haar sprong in het onbekende? 

“Mijn ouders waren daar chill over. ‘Oké, maar vanaf nu ben je zelfstandig.’ Ze weten ook dat als ik iets tegen mijn zin moet doen, ik het dan toch niet doe. Ze hebben het verzet allang opgegeven. (lacht) Ik denk dat ze ook wel gezien hebben dat er iets in zit, in mijn muziek, en ze vinden het heel mooi wat ik maak. Mocht ik nu loeiharde metal spelen, dan was het misschien moeilijker geweest zijn. Mijn pa is daar niet zo voor.”

Je lijkt er in elk geval zelf in te geloven.

“Ik weet het niet. Al mijn hele leven komt en gaat de muziek, dit is de allereerste keer dat ik er zo veel mee bezig ben. En ik amuseer me: het is allemaal nog nieuw, er beweegt veel. Het ligt ook wel in mijn karakter om opeens te zeggen: nu vind ik het saai, ik ga iets anders doen. Evengoed ga ik volgend jaar weer studeren. Ik voel me niet verplicht om dit tot het einde van mijn dagen te doen.” 

Meskerem Mees, die zich laat begeleiden door een celliste, won afgelopen oktober Humo’s Rock Rally, omdat ze er qua puur talent onmiskenbaar bovenuit stak, zo applaudisseerde de jury, met onder andere singer-songwriter Joost Zweegers en programmamaker Eppo Janssen. “Van podiumpresence over songs tot stem en gitaarspel: een zelden gezien solotalent”, klonk het.

Of ze dat belangrijk vindt, die lofzang van kenners? “Ik kende die mensen niet, ik heb ze moeten opzoeken. Ik ben nog niet zo lang bezig, hè, en plotseling wordt verwacht dat je iedereen in de muziekwereld kent. Er is zo veel namedropping, en ik weet van toeten noch blazen. En wat die mensen allemaal doen: ze zijn producers, of bookers, er zijn labels en agenten... Wat!? 

“Maar ja, het was wel cool om dat te horen van die mensen, ook al wist ik totaal niet dat ze bestonden. (lacht) Ik had ook nooit verwacht dat ik zou winnen, omdat de single het zo goed had gedaan. Ik dacht dat ze iemand zouden kiezen die nog ontdekt moest worden, maar de jury heeft zich daar blijkbaar over gezet.” 

Hoe jammer is het dat je doorbreekt in het jaar waarin een pandemie het culturele leven platlegt en je je succes nauwelijks kunt verzilveren?

“We hebben dit jaar eigenlijk best veel kunnen spelen. Voor weinig mensen, ja, maar voor mij maakt dat niet uit, mijn muziek lijdt er ook niet onder als mensen neerzitten. Als je meer uptempo-muziek maakt, dan is het lastiger: dan wil je meer van je publiek en wordt het snel raar en ongemakkelijk als er geen respons is. Ik heb ook weinig tijd gehad om bij die vraag stil te staan. Ik heb dit jaar zo veel moeten leren: wat is een monitor, waar koop je micro’s? En als de geluidsman vraagt of je meer cello wil, hoe moet je dat afstellen?” 

Herinner je je nog de eerste keer dat je ‘Joe’ op de radio hoorde?

(denkt na) “Eigenlijk niet. Ik herinner me wel die heel lange fase waarin mensen je berichten sturen: je bent nu op de radio. Alsof ik snel de radio zou aanzetten om naar mezelf te luisteren. (lacht) Wie luistert er nu naar zichzelf? Ik zat weleens in de auto – ik was heel gehaast – en het duurde echt lang voor ik besefte dat ik naar ‘Joe’ aan het luisteren was. Dat was wel raar, ik heb toch maar een andere zender opgezet. Stel je voor dat je net voor een rood licht staat, met je raam open.” 

Hoe heb je eigenlijk een single op de radio gekregen? 

“Mijn celliste Febe en ik traden al regelmatig op. Ik regelde alles zelf, maar ik ben administratief niet zo sterk, dus het gebeurde dat we na een optreden niet betaald werden, omdat ik vergeten was een vergoeding te vragen. Of ik ging ons geld vragen en dan bleek het een gratis optreden te zijn. Het was een beetje een soep. Tot een barman na een optreden in een café zei: ik ken iemand die een label heeft, jullie muziek zou daar perfect passen, blablabla. Ik dacht ‘ja, whatever’, ik was helemaal niet geïnteresseerd in labels. Ik ben zelfs dat papiertje met het telefoonnummer kwijtgeraakt, in typische Meskerem-stijl. 

“Uiteindelijk heeft die labelman, Tony Vandenbogaerde, zelf contact met ons opgenomen. En opeens moesten we op zoek naar een producer. Zo ben ik bij Koen Gisen beland. Goeie gast, goeie producer. Met hem heb ik wat nummers opgenomen en die op de wereld losgelaten.”

Waarom was je niet geïnteresseerd in een label? De meeste jonge muzikanten zouden voor een platencontract een moord plegen.

“Het is niet omdat je voor meer mensen staat, dat je een betere show speelt. Nu ja, door corona kan ik niet echt vergelijken, maar ik was heel gelukkig toen we nog in cafeetjes speelden. We werden niet goed betaald, maar mensen kwamen na de show zeggen: het was echt mooi. En het is daarvoor dat je het doet. Niet iedereen hoeft mijn muziek te kennen, het is genoeg als een paar mensen het appreciëren.”

Meskerem Mees (21): ‘Ik vind het zelf niet zo zot, hoor, wat ik doe’
Beeld Thomas Sweertvaegher

Meen je dat?

“Ja. Er wordt nu gepraat met bookers, ook internationaal, en over festivals. En dan denk ik: ‘Ugh, ik pas daar toch niet?’ Laat mij maar een cafétour doen, waar ik echt superdicht op mijn publiek zit. Maar zo krijg je natuurlijk geen eten op tafel als je voltijds muzikant wil zijn. Nu, ik ga daar ook niet moeilijk over doen. En ik kan me wel voorstellen dat het tof is om op een groot podium te staan, vol adrenaline. Maar het hoeft niet. Mijn muziek vraagt daar ook niet om.”

Er zijn toch muzikanten die op grote podia een zekere intimiteit kunnen oproepen? Zou het kunnen dat je bang bent dat het je niet zou lukken?

“Dat is toch iets wat je moet kunnen, in die massa de mensen het gevoel geven dat je voor hen speelt. Daar heb ik geen ervaring mee, en ja, dat schrikt me toch wat af. Misschien is het iets wat je gewoon eens moet doen, zodat je weer verder kunt. Maar toch, de periode dat Febe en ik samen op de baan waren, ligt me na aan het hart.”

Mis je het optreden, nu alles weer stilligt?

“Ja, veel meer dan ik had verwacht. Begin december mochten we nog eens uit ons kot voor een livestream voor mensen die in een bibliotheek werken. Er was een hele uitleg met powerpoints en zo, en wij waren het muzikaal intermezzo. Maar dat maakte niet uit, het was zó tof: die aankondiging, de stilte terwijl je je klaarmaakt op dat podium, die adrenaline. Naar elkaar kijken, en eens goed lachen als iemand een fout maakt. Meestal ik. (lacht) En het was niet eens voor een echt publiek.”

Was muzikant worden een kinderdroom?

“Ja, maar ik dacht nooit dat ik goed genoeg was.” 

Het gezin-Mees, met twee zonen en een dochter, is niet muzikaal aangelegd. De ouders van Meskerem zijn biologen: haar moeder geeft les, haar vader is marinebioloog en directeur van het Vlaams Instituut voor de Zee. “Hij heeft een doctoraat geschreven over een of andere garnaal, supervaag. Hij vertelt daarover met veel passie: dat er weinig onderzoek naar gevoerd is, en dat hij het toch maar heeft gedaan.”

Maar haar muzieksmaak komt wel van hem: hij liet haar veel blues horen, singer-songerwriters en jazz. Ze luisterden samen naar The Beatles, Frank Zappa en Daniel Johnston. Met die bagage zocht ze haar eigen weg, vertelt ze. “Als we in de auto zaten onderweg naar mijn kot in Gent, dan hadden we een half uur waarin ik hem al mijn ontdekkingen kon laten horen. Veel indie en onbekende bands. ‘Goed, hè.’ Ik vond dat supercool, om indruk te maken op mijn pa.”

Hij is vast supertrots.

“Ja, en ik erger me daaraan. (lacht) Hij wil alles weten over alles. Dan denk ik: komaan, ik moest zelfstandig zijn, laat me dan ook doen. Maar hij is heel trots. Ik denk dat hij, via mij, een stille droom beleeft.”

Je beschrijft je muziek als stil en voorzichtig. Het is een tikkeltje verbazend dat je net daar vandaag zoveel succes mee hebt. 

“Ik snap het zelf niet. Ik dacht dat de tijd waarin singer-songwriters populair waren allang vervlogen was. Hiphop en urban zijn nu cool, en overgeproduceerde bliep-bloepmuziek. Dat is waar mensen tegenwoordig naar luisteren, niet naar een meisje met een gitaar.  Ik vind het zelf niet zo zot hoor, wat ik doe. Opeens staan de schijnwerpers op mij gericht, maar eigenlijk doe ik dit al jaren. Sommige nummers voor mijn nieuwe plaat, die volgend jaar uitkomt, zijn al jaren oud.” 

Ik las dat je stille muziek maakte omdat je moeder niet van lawaai in huis hield.

“Ze kan wel wat verdragen, hoor, want ik ben nu met viool begonnen. Maar als je begint, wil je vooral niet dat mensen je horen. En als je ‘s avonds laat op je kamer zit en de ideeën komen, dan wil je andere mensen in huis niet storen.” 

Een gitaar, een cello en een stem: is dit de muzikale richting die je aanhoudt?

“Ja, eventueel wat percussie erbij, maar zeker geen drums. En geen band. Omdat niemand thuis een instrument speelde, heb ik altijd alleen muziek gemaakt. Maar ik heb ook nooit andere mensen opgezocht: ik zou me snel ergeren als ik niet mijn zin kan doen. Op familiefeesten nam mijn neef weleens een elektrisch drumstel mee, maar dan wou hij veel lawaai en distortions. Of dat me dan niets zegt? Ik kan hardere muziek wel appreciëren als het technisch indrukwekkend is, met gekke scales of zotte drums. Maar ik zou nu geen band bij naam kunnen noemen. Ik ben heel kieskeurig daarin.” 

Waarom gebruik je je eigen naam als artiestennaam?

“Dat was geen bewuste keuze, maar luiheid. En ook wel omdat het cool is. Volgens mij bestaat er maar één Meskerem Mees op deze planeet, en ik denk dat je lang moet zoeken om iemand te vinden die de wereld op dezelfde manier ziet als ik: de manier waarop ik in elkaar zit, mijn tegendraadsheid, mijn zelfvertrouwen. Mijn liefde voor obscure muziek, de manier waarop ik me kleed en praat. En hoe ons gezin eruitziet, met drie geadopteerde kinderen.”

Meskerem is een Ethiopische naam. Die afkomst deelt ze met haar broers – eentje jonger, eentje ouder – hoewel ze niet biologisch verwant zijn. Die adoptie is voor haar geen issue, opgroeien in een Oost-Vlaams dorp was dat evenmin. “Ik ben nooit echt gepest omdat ik er anders uitzie, mijn broers volgens mij ook niet. Mensen stelden soms wel domme vragen. Toen we nog kleuters waren, zeiden ze tegen mijn moeder: ‘Amai, ze spreken goed Nederlands.’ Pas in het middelbaar dacht ik soms: is dit nu echt nodig? De leraar die in de klas het licht uitdoet en iemand die zegt: oei, waar is Meskerem nu? Kleine, stomme opmerkingen waarvan je denkt: hou gewoon je bek, alsjeblief.”

Als baby belandde Meskerem in een weeshuis, informatie over haar biologische familie heeft ze niet. Een doodlopend eind, zegt ze daarover. “Ik zou in de zoektocht naar antwoorden veel geld kunnen investeren, maar waarom zou ik dat doen, als ik hier ben en alles heb wat ik nodig heb? Ik denk dat mijn broers het ook zo zien.”

Schept dat een band, dat je die voorgeschiedenis met je broers deelt? 

“Niet echt, omdat we erg verschillen. Mijn jongste broer is zowat het tegenovergestelde van mij: erg bezig met wat mensen van hem denken. Hij is Ethiopisch mager en wil graag breed worden, maar dat gaat natuurlijk niet. En mijn oudste broer hangt meer uit met andere allochtone mensen. Bij hem is het feit dat hij er anders uitziet een groter deel van zijn identiteit.

“Ik denk dat het anders is voor jongens. Ik ben weinig in aanraking gekomen met fysiek racisme: ik ben ook heel klein. Ik denk dat mensen mijn oudste broer sneller als bedreigend ervaren: hij heeft brede schouders, hij ziet er anders uit. Dat is wel moeilijk." 

Woon je nog steeds graag in Merendree? 

“Ik zit hier fantastisch, met een tuin en veel groen. Nogal veel coronawandelaars, maar ik ben er zelf een, dus je hoort me niet klagen. En ik heb nog een kot, dus als ik zin heb, ga ik naar Gent om met mijn knuffelcontact een film te kijken, of om met mijn vrienden te wandelen. Dan speel ik een beetje therapeut, want ze zitten er allemaal goed door, hoor, de studenten. Ze verdrinken in het werk en weten niet meer hoe ze het moeten bolwerken.” 

Je hebt de impulsen van de stad niet nodig om inspiratie op te doen?

“Nee, omdat alles uit mezelf komt. Ik zing vooral over mijn eigen ervaringen en gevoelens. Dus hoe minder afleiding, hoe makkelijker het is om diep in mezelf te graven. Maar het is ook een beetje eenzaam, alleen op mijn kot. Hier is altijd iemand thuis, en ‘s avonds eten we samen.”

Meskerem Mees (21): ‘Ik vind het zelf niet zo zot, hoor, wat ik doe’
Beeld Thomas Sweertvaegher

Hoe houd je jezelf bezig?

“Ik doe dit jaar mee aan een boekenchallenge, via Goodreads: ik moet deze maand nog twee boeken lezen en dan heb ik twintig boeken gelezen in 2020. Gisteren heb ik eindelijk Ernest Hemingway uitgelezen, For Whom the Bell Tolls. Dat was een zware. Ik heb dit jaar ook veel gelezen over componisten, zoals Wagner en Giovanni Pierluigi da Palestrina, een componist uit de renaissance. Er ligt hier ook nog een biografie van De Medici die ik wil lezen, omdat ik daar wel fan van ben. Ik ben al mijn hele leven geïnteresseerd in dingen waar mijn generatiegenoten niet van wakker liggen. Ik kijk graag terug naar het verleden, liever dan naar de toekomst. Uit het verleden kun je plukken wat je wilt.” 

Wat bedoelde je daarnet, toen je zei dat we lang zouden moeten zoeken naar iemand die zich kleedt als jou? 

“Mijn kleren komen vaak uit de mannenafdeling. Als kind moest ik van mijn mama soms kleedjes dragen, maar dat was niet echt mijn ding. Mensen dachten vaak dat ik een jongen was, en werden heel ongemakkelijk toen ze beseften dat ik een meisje was. Nu is dat minder. Misschien vind ik dat stiekem wel jammer, dat ik mensen niet meer op het verkeerde been kan zetten.”

Ben je veel bezig met je genderidentiteit? 

“Nee. Ik heb me daar wel even vragen over gesteld, maar ik denk dat ik gewoon een beetje een tomboy ben. Ik heb ook twee broers en twee neven, dus dat was veel voetballen en ravotten. Ik merk wel dat mijn geslacht geen deel uitmaakt van mijn identiteit. Ik ben niet als Beyoncé, die zegt: I’m a fierce woman. Voor mij is dat even onbelangrijk als mijn huidskleur, of de kleur van mijn ogen. Dat zijn maar toevalligheden die niets zeggen over wie ik ben. Maar ik doe soms wel een effort: vorige week had ik een date, en toen heb ik toch wat mascara op mijn wimpers gedaan. Maar een rokje dragen, dat gaat nog te ver.” 

Wat verwacht je van 2021? 

“Niet te veel. Begin volgend jaar komt een nieuwe single uit, en vanaf februari staat een clubtournee gepland. Voorlopig blijft die staan, dus daar houd ik me nu aan vast.” 

Hoe definieer jij succes? 

“Oef, goede vraag. Als je hard werkt voor iets, en het lukt?”

Heb je het gevoel dat je hard hebt gewerkt voor waar je nu staat? 

Nah. (lacht) Ik heb niet het gevoel dat ik hard heb moeten vechten om hier te geraken. Ik zit maar in Merendree te wachten tot ik weer iets moet doen.”