Direct naar artikelinhoud
InterviewIvo van Hove

Ivo van Hove: ‘Ik ben nooit bang van acteurs. Bij Bowie moest ik me wel even vermannen’

Ivo van Hove: 'De mythe dat ik afstandelijk zou zijn, hangt nog steeds rond mij.'Beeld © Stefaan Temmerman

Zijn theaterhuis in Amsterdam lag stil, zijn hoofd doet dat nooit. Ook in rampjaar 2020 werkte regisseur Ivo van Hove (62) aan nieuwe toneelvoorstellingen. Omdat hij niet anders kan. ‘Ik heb geen hobby’s, mijn werk is existentieel.’

Het is een grijze dag in Amsterdam. De stad is kalm. Wou je hier vroeger voortdurend schuilen voor de drukte en het lawaai, dan is het vandaag heerlijk rustig wandelen door de straten. In cafés en restaurants staan de stoelen op de tafels. De afhaallunch wordt in snelle happen op de stoep verorberd, verkleumde vingers incluis. Vlak voor ons gesprek met Ivo van Hove komen er berichten binnen dat de Nederlandse regering diezelfde avond nog een strengere lockdown zal aankondigen wegens het stijgend aantal coronabesmettingen. Alles zal dichtgaan. Ook de theaters. Maar het theater van Van Hove was al toe. Spelen voor maximaal dertig mensen, zoals door de Nederlandse regering opgelegd was, is niet haalbaar voor een groot huis als het Internationaal Theater Amsterdam (ITA), in 2018 ontstaan door een fusie tussen de Stadsschouwburg en Toneelgroep Amsterdam.

Ondanks het krankzinnige jaar dat 2020 voor de podiumsector was, is het geen sombere regisseur-theaterdirecteur die de komende uren voor ons zit. Zijn hardnekkige imago van korzelige man mag trouwens stilaan in de prullenmand belanden. Van Hove is gul met zijn tijd, vrijgevig in zijn antwoorden en ook behoorlijk goedgeluimd. Niet verwonderlijk misschien. De ondertussen wereldberoemde regisseur uit Kwaadmechelen rijgt de prijzen en erkenningen aan elkaar. Met de grootste sterren werkt hij samen, op de grootste podia brengt hij zijn voorstellingen. Van Bowie tot Broadway, van Isabelle Huppert tot de Parijse opera.

We vragen hem of hij in 2020 niet gek geworden is, nu er zo weinig te doen was, en we leggen hem een lijstje voor met stukken waar hij vorig jaar mee bezig was. Hij schrikt er zelf een beetje van, zo lijkt het. Freud met FC Bergman, All About Eve in Londen, een nieuwe voorstellingenreeks van Een klein leven, Dood in Venetië, Électre/Oreste in Parijs, de opera Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny in Aix-en-Provence, de Nederlandse versie van Lazarus, repetities voor West Side Story op Broadway, Wie heeft mijn vader vermoord (naar de roman van Édouard Louis), en de regie van Isabelle Huppert in La ménagerie de verre van Tennessee Williams voor het Parijse Théàtre de l’Odéon.

'Het toeval wil dat ik dit jaar net een luwte had gepland.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Je bent er nog eentje vergeten”, zegt hij. “Mozarts Don Giovanni in de Parijse Opéra Garnier was er ook nog. Ja kijk, als je dit zo opsomt, lijkt het onmogelijk te zijn. En toch hebben we het gedaan. (lacht) Ik zit hier en ik leef. En Jan (Versweyveld, zijn partner en scenograaf bij ITA, red.) leeft ook nog. Het is niet zo dat ik elk van die projecten in 2019 heb opgestart. Sommige waren eerder gepland maar zijn verschoven, andere waren al twee jaar geleden voorbereid. Maar het belangrijkste is dat ik al die producties met mijn hart gekozen heb. Het is een kwestie van urgentie: ik wíl die voorstellingen absoluut maken.”

Maar u bent in 2020 dus niet gek geworden?

“Het toeval wil dat ik dit jaar net een luwte had gepland. Jan en ik hadden al in 2018 beslist om van april tot september 2020 even niks te regisseren en op adem te komen. Eind september zou ik weer beginnen met een productie voor het Londense West End. Maar dat is een project waar nog niemand iets van weet, dus daar kan ik niks over vertellen. (met pretogen) Alleen dat het een verhaal is dat iedereen kent. Het script is klaar, enkel de casting moet nog gebeuren. Maar goed, dat zal naar de zomer verhuizen, of zelfs naar de herfst.

“Eerder moet je trouwens niet veel verwachten van de grote theaters, denk ik. Wij konden hier bij ITA nog even voor 200 mensen spelen op 1,5 meter, maar voor West End of Broadway in New York geldt: of vol, of niet. Dat is hun businessmodel. West Side Story (dat hij samen met Anne Teresa De Keersmaeker herwerkt heeft voor Broadway, red.) heeft een maand gespeeld. Zelfs voor de première op 20 februari was het al bijzonder succesvol. Toen waren er al zowat 200.000 mensen komen kijken naar de try-outs. Het is de productie waar ik in mijn hele leven het hardst aan heb gewerkt. En ik ben al zo’n harde werker. Al die jonge mensen ook die op het podium stonden; mijn hart breekt als ik eraan denk.

“Maar goed, ik wil geen klager zijn. De evenementensector en restaurants hebben dezelfde problemen als wij. En met z’n allen zitten treuren heeft niet zoveel zin. Het is wat het is, je moet er toch het beste van proberen te maken.

BIO

• geboren op 28 oktober 1958 in Heist-op-den-Berg • gevierd opera- en toneelregisseur • directeur van Internationaal Theater Amsterdam (ITA) • begon in 1981 als theatermaker met eigen producties • was een van de laatsten die met David Bowie samenwerkte • werkt samen met scenograaf Jan Versweyveld, zijn levenspartner

“Ik had al een hoop boeken klaargelegd om te lezen in mijn adempauze, en dat heb ik dan ook volop kunnen doen. Behoorlijk wat romans ook. Niet alles wat ik lees is met het oog op een voorstelling, maar veel wel.”

U hebt dan toch nog aan nieuwe stukken gewerkt?

“Ik doe niet anders. Voor Age of Rage, een voorstelling die hopelijk in juni 2021 in première gaat en waarvoor Wim Vandekeybus de choreografie zal doen, heb ik alle stukken gelezen over de Trojaanse oorlog en de koninklijke Atridenfamilie. Van die tien tragedies hebben we nu een bewerking van honderd pagina’s gemaakt.

“Shakespeare en de Grieken, daar kun je als regisseur niet omheen. En ook niet om Tsjechov, zegt men, maar die is me toch niet altijd even goed bevallen. Duizenden jaren geleden hadden de Grieken het over zaken waar we nu nog altijd mee worstelen. Liefde, dood, geweld, politiek, macht, religie. Vroeger gingen mijn voorstellingen meer over individuen of families, maar de aanslagen in de VS in 2001 hebben mijn blik ontzettend verruimd. Sindsdien staan politiek-maatschappelijke ontwikkelingen veel vaker centraal in mijn werk. Age of Rage sluit aan bij mijn Romeinse tragedies, Kings of War, Ring des Nibelungen en The Fountainhead.

Tijdens de lockdowns heeft ITA enkele voorstellingen via livestream gebracht. En dat gaan jullie blijven doen. ‘Zo brengen wij producties vanaf onze podia naar de hele wereld’, klinkt het op jullie website. Maar niet iedereen is voor het idee gewonnen. Acteur Josse De Pauw zei onlangs nog in deze krant: theater kadert niet, een scherm wel, en dat is een heel andere kijkervaring.

“Klopt helemaal, maar het wil niet zeggen dat theater op een scherm niet kan. Integendeel.

“Eerst dit: dat we bij ITA gaan livestreamen, komt niet door corona. We hadden het twee jaar geleden al in ons beleidsplan gezet. Ik heb er wel wat ervaring mee, want veel van mijn voorstellingen in Frankrijk en Engeland worden gelivestreamd. Het zorgt voor een enorme verbreding van je publiek. We hebben onderzocht welke mensen thuis naar Medea hebben gekeken, onze eerste livestream in de lockdown. Zestig procent van hen was nog nooit bij ITA geweest. Zestig procent! Dat is enorm veel. (Voor ‘Medea’ werden 1.200 tickets verkocht, voor ‘De stille kracht’ het drievoud daarvan, zo blijkt uit mededelingen van ITA, red.)

“Maar ik zeg er wel bij: livestream betekent niet het registreren van toneelvoorstellingen, het betekent het verfilmen van je toneelvoorstellingen. Dat is een groot verschil. Corona heeft ons nu de kans gegeven om overal in de zaal camera’s te plaatsen, op plekken waar normaal gezien het publiek zit. Zelfs op het podium kunnen camera’s staan. Zo krijg je dingen te zien die je anders helemaal zou missen. Voor het camerawerk hebben we trouwens een professionele ploeg ingehuurd, van mensen die het gewoon zijn om voor televisie te werken.

'Een van de voordelen van corona is dat de afstand tussen theater en tv verkleind is. We konden niks met elkaar, zo dacht men. Wel, het tegendeel is waar.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Nee, onderschat het bereik van het scherm niet. In mei heb ik de tv-uitzending van de Nationale Dodenherdenking in Nederland geregisseerd; liefst een miljoen mensen hebben toen een uur lang naar onze acteurs en zangers op hun televisie gekeken. Een van de voordelen van corona is dus dat de afstand tussen theater en tv verkleind is. We konden niks met elkaar, zo dacht men. Wel, het tegendeel is waar.”

Hebt u nog verdere televisieplannen dan?

“We zijn met de NPO (Nederlandse Publieke Omroep, red.) aan het kijken om de livestreaming van ITA-stukken niet meer alleen via onze site maar ook via de televisie in de huiskamer te brengen.

“Daarnaast blijft het een grote droom van mij om ooit filmtheater te maken. Ik ben een grote filmfanaat. Wij gebruiken al veel video in onze voorstellingen, misschien is het nu de tijd om daar eens over door te denken. Stel dat je van de Romeinse tragedies een feuilleton van zes à zeven afleveringen kunt maken, met cliffhangers en al, dat zou toch heerlijk zijn?”

Binnenkort zien we Ivo van Hove dus op Netflix?

“Dat weet ik niet. In 2013 ben ik begonnen aan een script voor de verfilming van een bekend Amerikaans boek, maar vorig jaar heb ik dat project losgelaten. Het duurde me allemaal veel te lang. Misschien zou het bij Netflix sneller gaan, maar dat jarenlange wachten kan ik niet aan. Het past niet bij mijn temperament. Kijk naar Tarantino, in zijn hele leven heeft die amper tien films gemaakt.”

Kan streamen financieel ook interessant zijn voor een theaterhuis in tijden van corona?

“Wij hebben op die streaming nog geen verlies gemaakt. Met het uitzenden van De stille kracht boekten we zelfs winst. KPN heeft ons daarbij wel gesponsord. Zij hebben zowat de kosten van de streaming betaald om de voorstelling daarna te kunnen uitzenden in zorginstellingen in Nederland. Oudere mensen kennen die roman van Louis Couperus heel goed. Ik denk wel dat ze zich een hoedje zijn geschrokken bij het zien van de voorstelling, maar goed. (lacht)

“Bij ITA staan we erg open voor fondsenwerving, dat is bekend. Het heeft ons geen windeieren gelegd. Toen Halbe Zijlstra (toenmalig liberaal staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, red.) in 2011 besliste om 200 miljoen te besparen in de cultuursubsidies, moesten wij 12 procent inleveren. Maar binnen het jaar hadden we dat bedrag via sponsoring terugverdiend. Ik ben er nog altijd trots op dat we het zo hebben aangepakt.”

Dit jaar hebt u met ITA wellicht geen winst gemaakt.

“Nee, hadden we geen overheidssteun gekregen, zouden we in grote problemen zijn gekomen. Er werken hier 170 mensen in vast dienstverband, naast heel wat tijdelijke werkkrachten en free­lancers. Elke maand gaat een loonmassa van 500.000 euro naar buiten, en we werken met een budget van 25 miljoen per jaar. We moeten onze zaken dus pragmatisch aanpakken, en bekijken waar we kunnen bezuinigen. Bij het vaste personeel hebben we gelukkig geen ontslagen moeten doorvoeren. Maar tijdelijke contracten konden we helaas niet verlengen. Dat vind ik nog altijd erg pijnlijk. Vooral omdat het meestal om jonge mensen gaat. Maar het ging niet anders.”

Hans Kesting in 'Wie heeft mijn vader vermoord', een van de zeer vele voorstellingen waar Ivo van Hove in 2019 mee bezig was.Beeld RV © Jan Versweyveld

Toen Vlaanderen vijf miljoen dreigde te besparen in de projectsubsidies, schreef u samen met Anne Teresa De Keersmaeker een brief vanuit de VS om dat aan te klagen. Moet iemand als u zich nog vaak verdedigen tegen mensen die vinden dat kunstenaars aanstellers en bij uitbreiding subsidie­slurpers zijn?

“Ik moet in dit geval man en paard noemen. Het Rutte-tijdperk (de liberaal Mark Rutte is al sinds 2010 minister-president van Nederland, red.) zal niet de geschiedenis ingaan als cultuurgezind. Sinds zijn legendarische uitspraak dat kunstenaars met hun rug naar het publiek staan maar met de handen open naar de overheid, is er een sfeer gecreëerd.

“Ook nu heeft het drie persconferenties geduurd voor hij het woord ‘theater’ uitsprak. Terwijl zelfs Boris Johnson onmiddellijk een groot steunpakket voor de sector vrijmaakte en zei dat kunst en cultuur van wezenlijk belang waren voor het VK. Net als Macron in Frankrijk en Merkel in Duitsland. Maar in Nederland stonden we te wachten en te wachten. Nu goed, uiteindelijk is er wel steun gekomen. Daar moet je dan ook dankjewel voor kunnen zeggen.

“De negatieve retoriek van acht jaar geleden heeft Rutte laten vallen, maar er is niks anders voor in de plaats gekomen. Behalve stilte. Die retoriek is trouwens doelbewust geweest, dat moet men goed beseffen. Dat van die lege zalen is een mythe die opzettelijk in het leven is geroepen. De zalen zitten verdorie bomvol. Natuurlijk zijn er mensen die niet van theater houden. Maar er zijn ook mensen die niet van voetbal houden. En toch heeft men het nooit over ‘lege voetbalstadions’.

“Me verdedigen doe ik niet meer. Maar telkens als ik werd uitgenodigd voor De wereld draait door, ging ik aan die tafel zitten. Je komt de huiskamer binnen en de mensen zien dat je niet in een ivoren toren leeft en dat je geen ingewikkelde taal spreekt. Het maakt je salonfähig. Niet elke regisseur of acteur is ervoor gemaakt om op televisie in tien minuten tijd een afgerond verhaal te vertellen, maar als je het kunt, doe het dan.”

U haalt uw neus niet op voor een massamedium?

“Natuurlijk niet. Dat heb ik nooit gedaan. Misschien ben ik hierin een uitzondering geweest, maar ik heb altijd gezegd: ik wil groot toneel maken voor een zo groot mogelijk publiek. Naar West Side Story kunnen tot 15.000 mensen per week komen kijken, en ik kan met de hand op mijn hart verzekeren dat ik niet één artistieke toegeving heb gedaan voor dat stuk.”

Waar komt die zin vandaan om voor een groot publiek te spelen?

“Dat weet ik niet. Het lijkt nu misschien alsof ik een zondagskind ben, maar het is er allemaal niet zomaar gekomen. Op mijn 17de ging ik naar de universiteit om rechten te studeren. Dat wilden mijn ouders zo. Ik had goede resultaten, maar midden in mijn derde jaar ben ik gestopt en besloot ik om naar het RITCS in Brussel te gaan. Het was een schok voor mijn ouders. Niet alleen was ik homoseksueel, nu ging ik ook nog eens een glanscarrière in de rechten opgeven.

'Ik ben een man, ik ben wit, en ik ben homoseksueel, maar geen van die drie aspecten bepaalt exclusief mijn werk of mijn blik op mensen.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Ze wilden niet dat ik in de theaterwereld terechtkwam. Ik heb het dus echt moeten bevechten. En zware beslissingen moeten nemen. Met hen breken heb ik nooit gedaan, maar ik heb onze relatie toch even op stilstand moeten zetten. Omdat ik al heel vroeg besefte: ik heb maar één leven en ik wil in dat ene leven echt wel gedaan hebben wat ik voor ogen heb.

“En ook omdat ik Jan ben tegengekomen. Hij zat niet in theater, hij deed steendrukkunst, maar hij zei: ‘Ivo, wij moeten samen dingen maken.’ Dat hebben we gedaan. Al 41 jaar zijn we samen en werken we samen. Wij hebben een pact gesloten, Jan en ik.”

De verwachtingen van wat u maakt, liggen altijd erg hoog…

(onderbreekt) “Ja, maar dat vind ik goed. Als je de naar de Olympische Spelen wilt gaan, dan verwacht het publiek ook dat je voor die eerste plaats zal strijden.”

U vreest het moment niet dat u het publiek niet meer zal kunnen verrassen?

“Nee, dat soort angsten bepaalt mijn leven niet. Ik ben ook nooit bang van acteurs, zelfs al staan de grootsten voor mijn neus. Bij David Bowie moest ik me wel even vermannen. Hij was mijn jeugdidool en ik kende zijn werk erg goed.

“Honderd keer heb ik toen tegen mezelf gezegd: ‘Ivo, je vertelt hem gewoon wat je te vertellen hebt en je bent jezelf.’ Want dat doorprikken die mensen toch meteen, als je je interessanter of intelligenter voordoet dan je eigenlijk bent.

(denkt na) “Er is wel één diepe angst waar ik lang mee heb geworsteld, en dat was om geen werk meer te hebben. En dus niet meer te kunnen leven, in mijn geval. Ik heb geen hobby’s, mijn werk is existentieel. Ik mag er niet aan denken dat het ophoudt.”

Actrice Halina Reijn, die vijftien jaar deel uitmaakte van uw vaste acteursensemble, had het in deze krant enkele weken geleden over de overheersende male gaze in de theaterwereld. Mannen worden in al hun complexiteit voorgesteld in stukken, zei ze, terwijl vrouwen het liefje of de dochter van zijn, en nooit de kern van een interessant verhaal. Voelt u zich aangesproken als ze dat zegt?

“Ik ben een man, ik ben wit, en ik ben homoseksueel, maar geen van die drie aspecten bepaalt exclusief mijn werk of mijn blik op mensen. Het is natuurlijk zo dat er meer vrouwelijke regisseurs moeten komen, omdat het een andere kijk geeft, en ik ben dus blij dat Halina die stap zet, maar ik voel me niet aangesproken, nee.

(glimlacht) “Halina heeft hier trouwens de beste vrouwenrollen gespeeld die er bestaan. Maria Stuart, Katharina in Het temmen van de feeks, Leonie in De stille kracht. Natuurlijk, het zijn vrouwenrollen die door mannen zijn geschreven, dat klopt. Ook daar kan nog een inhaalbeweging gemaakt worden. Maar dat is allemaal volop aan de gang en dat is goed en noodzakelijk.”

Vorig jaar was u te gast in Zomergasten. U liet een fragment uit Burden of Dreams zien, een documentaire over de Duitse filmmaker Werner Herzog die voor zijn film Fitzcarraldo het onmogelijke wilde realiseren en daarvoor zelfs levens in gevaar bracht. Hebt u dat als regisseur ooit gedaan?

“Nee, daarom liet ik het ook zien, omdat Herzog een grens heeft overschreden. Er zijn slachtoffers gevallen bij het maken van zijn film. Dat gaat te ver. Ik heb soms wel grenzen opgezocht. Maar niet altijd bewust.

(denkt na en lacht dan) “Er is wel één berucht voorbeeld, vrees ik. Ik was nog heel jong, 25 ofzo, en Dora van der Groen had mij uitgenodigd om iets te maken met de laatstejaarsstudenten van Studio Herman Teirlinck. Dat waren toen Bart Slegers (die sinds 2012 vaste acteur is bij ITA, red.) en Frank Focketyn. Ik deed geen teksttheater toen, wel projecten en improvisaties. Klinkt een beetje raar als je mijn werk van de laatste decennia kent, maar goed.

'Ik heb het tijdens repetities al verschillende keren meegemaakt dat ik voor mijn ogen iemand zag breken. Dan stop ik altijd meteen. Ik ga daar geen misbruik van maken.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Ik had iets bedacht met een tijger in een kooi, en op het einde van de scène moesten Bart en Frank hun hand in de kooi steken en tegen het publiek zeggen: ‘Ik ben niet bang’. Alleen, ik vond dat die tijger zo tam was. Dus had ik gevraagd aan iemand om hem wat op te poken. Nou. Dat beest werd woest. Toen Frank zijn hand nog maar een halve centimeter in de kooi stak, wilde die tijger al toehappen. Tot groot plezier van de zaal, zeker nadat Frank zijn tekst zei, maar het was echt op het randje. Dat zou ik nu nooit meer doen.”

En mentale grenzen?

“Tijdens repetities belanden mensen af en toe in situaties die te dichtbij komen en voor kortsluiting zorgen. Ik heb het verschillende keren meegemaakt dat ik voor mijn ogen iemand zag breken. Dan stop ik altijd meteen. Ik ga daar geen misbruik van maken. Ik zou het misbruik vinden om zo’n rauwe wonde nog wat verder open te leggen.”

Bent u tijdens voorbereidingen of repetities ooit op rauwe wonden van uzelf gestoten?

“Er zijn twee stukken waar ik nu meteen aan denk. Toen ik na de première van Een klein leven op het toneel kwam, ben ik beginnen te wenen, wenen, wenen. Dat was me nog nooit overkomen. Een enorme ontlading. Ik weet niet waarom. Behalve dat het voelde alsof ik met dat stuk echt iets gezegd had.

“En tijdens Kreten en gefluister (uit 2009, red.) heb ik geweend bij de scène waarin het hoofdpersonage stervende is en haar laatste kunstwerk maakt. Het was een performance waarin ze met haar eigen lichaam haar gevoelens schildert op een groot doek, in blauwe verf en in haar eigen uitwerpselen.”

Dat was een jaar nadat uw vader was gestorven.

“Klopt. Mijn moeder was naar het stuk in deSingel komen kijken, net als mijn broer en zijn vrouw. ‘Fantastische voorstelling’, zei mijn moeder, en mijn broer zei: ‘Het was wel herkenbaar.’ Er was geen enkele concrete referentie aan mijn vader, maar we hadden samen wel van alles gezien aan zijn sterfbed.

“Toen ik Der Ring des Nibelungen van Wagner regisseerde, stopte mijn hart ook altijd wanneer de ‘Trauermarsch’ (dodenmars, red.) gespeeld werd. Ik ben enorm gevoelig voor de dood. Dat heb ik altijd al gehad.”

U bent er ook al jong mee geconfronteerd geweest.

“Dat is zo. Op verschillende manieren. Ik heb de zus van mijn vader op redelijk jonge leeftijd zien aftakelen. Maar wat er zeker ingehakt heeft, is mijn vriend die ik als puber ben verloren. Ik was zestien, en zat in het voorlaatste jaar van het middelbaar. Dat is wel wat geweest. Toen wist ik al: rouwen doe je helemaal alleen, in de diepste eenzaamheid. Je kunt ook niet geholpen worden. Je moet jezelf helpen door het uit te zitten.”

Vorig jaar is uw moeder gestorven. U bent nu ouderloos. Doet dat iets met u?

“Tot nu toe niet. Dat heeft ook te maken met het simpele feit dat ik vanaf mijn elfde niet meer thuis ben geweest.”

Het kan ook een bevrijding zijn, hoe onbegrijpelijk dat voor sommigen ook mag klinken.

“Nee, dat is het niet, want ik heb altijd contact gehouden met mijn moeder en mijn vader. Maar terwijl veel mensen een diepe, emotionele band hebben met hun ouders, is die bij mij verdeeld over meerdere personen.”

Sinds uw elfde was u niet meer thuis, zegt u, dat komt omdat u vanaf toen op internaat zat.

“Vroeger was het nog zo dat je zes dagen per week op internaat zat. En ik ging zelfs op zondagavond alweer binnen in plaats van maandagochtend. Dat wilde ik zelf. Ik heb er een heerlijke tijd gehad. Na het seminarie in Hoogstraten ben ik naar de universiteit getrokken en daarna ben ik in Antwerpen blijven wonen.

“Tot mijn elfde ben ik wel opgevoed door mijn ouders, maar daarna ook door vele anderen. Ik heb heel vroeg in mijn leven fantastische ontmoetingen gehad, met mensen die mij zoveel hebben leren kennen. Ballet, film, toneel. Dat was allemaal nieuw voor mij.

(zwijgt even) “Mijn vader is lange tijd ziek geweest. Mijn moeder gelukkig niet, zij heeft nog thuis gewoond tot een half jaar voor ze stierf. Tijdens de ziekte van mijn vader begon mijn moeder op een gegeven moment erg aan mij te trekken. Maar ik woonde toen al in Amsterdam, en ik werkte over heel de wereld. Ik heb haar toen wel iets duidelijk moeten maken: ik ben niet degene die beslist heeft om mij op mijn elfde op internaat te sturen. Fantastische beslissing, achteraf bekeken, maar wel een die gevolgen heeft. Dat heb ik haar dus één keer gezegd.”

Begreep ze dat?

“Dat weet ik niet. Ik vroeg eigenlijk ook niet om begrip. Het was meer een mededeling.”

Is uw band met Vlaanderen niet bijna verdwenen nu?

“Mijn broer is er nog. Die woont nog altijd in Kwaadmechelen en die zie ik vaak.”

‘Dat ik op mijn elfde op internaat moest, was achteraf bekeken een fantastische beslissing. Maar wel een met gevolgen. Dat heb ik mijn moeder één keer gezegd.’Beeld © Stefaan Temmerman

U hebt ook nog een andere broer, die in een instelling zit?

“Ja, hij lijdt aan bipolariteit. Vroeger waren we heel close. Hij kon ook erg goed met Jan opschieten. Het ging best goed met hem rond zijn twintigste. Hij is net als ik rechten gaan studeren, en hij was een goede student. Maar plots is er iets heel fout gegaan. Begon hij rare en gewelddadige dingen te doen.

“Ik bel hem wel af en toe. En ik heb contact met zijn verzorgers. Hij is er gelukkig, zeggen ze. We zorgen ervoor dat hij de beste verzorging krijgt.

“Je ziet het: wij zijn niet zo’n typische familie. Bij Jan is het helemaal anders. Dat is een grote, warme, hartelijke clan. Ik werd daar ook meteen aanvaard, terwijl dat voor Jan niet gold bij ons thuis. Maar ik heb het mijn ouders nooit kwalijk genomen. Het was een andere tijd. En zij waren andere mensen.”

Iemand met wie u nauw hebt samengewerkt, zei me: Ivo is een vat vol emoties, verpakt onder een kostuum.

(lacht) “Dat kostuum klopt niet altijd, want ik heb vaak gewoon een hemd aan. Maar als ik geen emoties had, zou ik al die stukken toch niet kunnen maken?

“Als directeur moet je soms wel een andere pet kunnen opzetten. Voor mij is het vanzelfsprekend om in dit kantoor de directeur te zijn, en op café een vriend met wie je goed een glas kunt drinken. Maar ik merkte dat het voor acteurs minder evident was om enerzijds met mij in een emotionele wereld te duiken tijdens repetities, en anderzijds een contract te moeten onderhandelen met mij. Ondertussen heb ik geleerd om heel goed aan te geven welke pet ik op heb. En vloeien de dingen ook wat meer in elkaar over, denk ik. Waar ik blij mee ben.

“De mythe dat ik afstandelijk ben, hangt nog steeds rond mij. Ik ben inderdaad geen sociaal dier, ik kan niet zomaar een uur over wissewasjes praten met iemand die ik nog nooit heb ontmoet. Er zit dus zeker iets gereserveerds in mij. Maar wie mij beter kent, weet dat daar veel lagen onder zitten. De persoon met wie je hebt gesproken kent mij duidelijk goed. Ik ben het helemaal eens met wat hij of zij gezegd heeft.” (lacht)

Op 10 januari kunt u thuis live kijken naar Kings of War met onder anderen Hans Kesting en Ramsey Nasr, kaartjes via ita.nl