Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

Pedro Elias: ‘Door een programma van Jeroen Meus ben ik ervan overtuigd geraakt dat niets nut heeft’

'Ik koop te veel fietsen en rugzakken. Omdat ik altijd wil vluchten.'Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: tv-presentator en redacteur Pedro Elias (46). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“Ik voel me deels 25, deels 95, dat varieert enorm. Ik wandel veel, sport heel graag en leef redelijk gezond, dus fysiek voel ik me een kanjer van 25. Maar als ik begin na te denken over wat er allemaal in het leven in het algemeen en in dat van mij in het bijzonder speelt, voel ik me soms 95 en klaar om ermee te stoppen. Ik vind het leven heel leuk en ben bang om dood te gaan maar ik hoop dat wanneer het zover is, ik dan in een fase zit waarin ik me oud genoeg voel om te zeggen: het is prima geweest. Ik balanceer tussen beide uitersten.

“Hoe oud ik nu ben? Te oud om op te biechten. Ik heb namelijk enorm veel moeite met ouder worden. Mijn vrouw vindt dat belachelijk. De reden is waarschijnlijk een misplaatste ijdelheid, maar ook vind ik dat ik nog niet veel heb bereikt. Voor een veertiger vind ik het maar magertjes.”

2. Wat is uw passie?

“Ik vind dat een heel moeilijke vraag en voel me beschaamd en jaloers omdat ik daar niet op kan antwoorden. Stel dat ik kon zeggen: agility training met honden, dan zou dat blijk geven van een gelukkig leven want dat zou betekenen dat ik daar veel genot uit haal. Ik kan niets specifieks bedenken. Ik ben geïnteresseerd in zoveel dingen en wil alles zo goed mogelijk doen. Het klinkt bijna kerkelijk. Ik ga daar ook heel ver in omdat ik het nooit goed genoeg vind.”

3. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Ik heb heel veel energie. Voor mijn partner is dat irritant omdat ik ’s morgens vroeg uit bed veer. Als ik me 25 voel is dat met een salto, heb ik de geest van een 95-jarige, dan is het met een gebroken rug, maar ik veer er telkens weer uit. Ik kan eigenlijk niets op halve kracht doen. Als ik met mijn zoon schommel, vliegt hij bijna de speeltuin uit. Ik zwem tot wanneer de badmeester zegt: ‘Ik wil naar huis.’ Ik ben totaal niet in staat om te doseren. Zelf heb ik daar niet veel last van, maar voor de mensen rondom mij kan dat vermoeiend zijn.

'Voor een veertiger vind ik het maar magertjes wat ik heb bereikt.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Hoe ik rust vind? Door te wandelen naar een toren in de haven van Antwerpen die ik aantik en terug. Dat is dan 15 kilometer. Ik heb net een boekje van een gedragswetenschapper op de kop getikt die vertelt waarom wandelen zo goed is en waarom het ons tot rust brengt.

“Dat dus, en een bad nemen. Ik zou het beter niet aan een krant toevertrouwen, maar ik zou tot twaalf keer per dag in bad kunnen gaan. Van kleins af had ik heel vaak last van zenuwen in mijn buik. Zodra ik van de bus stapte en op school kwam, kreeg ik buikpijn. De enige manier om dat tegen te gaan was ’s avonds in een heel warm bad liggen. Baden als een vorm van zuivering.

“In de klas was aandacht bij de les houden heel moeilijk. Ik denk dat ik een aandachtsstoornis heb, al kan ik me wel helemaal verliezen in iets waar ik mee bezig ben, wat dan weer het omgekeerde bewijst. Wat is het omgekeerde van een aandachtsstoornis? Is dat talent?” (lacht)

4. Hoe was uw kindertijd?

“Ik ben in Antwerpen-centrum aan de Melkmarkt aan mijn levenscarrière begonnen, echt in het hartje van de stad, aan de kathedraal. Mijn grootvader had een wijnhandel, papa verzorgde de groothandel en mijn mama had een hippiewinkeltje naast De Muze, een legendarisch café in die tijd. Willem Vermandere en consorten kwamen daar dame-jeannes halen, mandflessen wijn. Als kind ging ik vaak met mijn vader mee naar de haven om bestellingen te doen, vaak bij Zuid-Amerikaanse schepen. Onaangekondigd nam hij dan kapiteins mee naar huis, Mexicaanse scheepslui met een aap aan een ketting, Colombiaanse worstelaars of Ecuadorianen en met hen viel heel veel te beleven.

BIO

• tv-presentator, redacteur en schrijver • geboren in Antwerpen op 13 november 1974 • is van Spaans-Catalaanse afkomst • publiceerde in 2014 de novelle Van den hond • werkte voor tv-programma’s als De slimste mens ter wereld en Scheire en de schepping • was op het scherm te zien in Bloot en sperenGeubels en de idioten • presenteerde Control Pedro (2017-2019) • presenteerde dit jaar samen met Wesley Sonck op VIER De container cup

“Later zijn we dan verkast naar een verkaveling in Berchem. Dicht bij een park, waar ik net als de hond werd uitgelaten. Ideaal om te ravotten, toch een beetje een bos in de stad. Daarna ben ik gaan rondzwerven in Antwerpen, Gent, en ook naar verre landen, zoals het hoort voor iemand die naar zichzelf zoekt, om dan uiteindelijk nu vijftien jaar in België vast te zitten. Door onze opvoeding kregen mijn zus en ik allebei een internationale invloed, maar ondanks dat aura ben ik een redelijk Vlaams konijn want hier zit ik, en ik ben nog gelukkig ook.

“De band met mijn vader was zoals elke relatie tussen een puber en zijn vader hoort te zijn: niet goed. Mijn vader was niet erg aanwezig dus ik mocht alles. Er was geen machtsstrijd tussen ons, maar hoe hij in het leven stond vond ik niet kunnen, en omgekeerd. Maar als ik alles bij elkaar optel zijn we heel lang heel goede vrienden geweest.

“Nu is hij er niet meer, ik heb vandaag zijn as teruggevonden, maar ik kan zonder schuldgevoel terugkijken. We hebben vele jaren een goede band gehad en hebben samen zelfs een tv-programma gemaakt. Ik vind het fijn dat hij als 82-jarige nog op de buis kwam en het was voor hem een reden om in leven te blijven. Als ik twijfel of ik wel een goede zoon ben geweest, weeg ik de goede momenten tegen de slechte af en zo geef ik mezelf punten.”

5. Is het leven voor u een cadeau?

“Absoluut. In die mate dat ik zo bang ben om te sterven. Ik denk dat hypochondrie, of doodsangst, ook een soort vieren van het leven is omdat het betekent dat je er erg aan verknocht bent en niet wilt dat het stopt. Dat is positief, maar tegelijk heel vermoeiend. Zodra in een gesprek de naam van een ziekte valt, ga ik haar mezelf toe-eigenen. Ik besef dat ik daarvoor actief in therapie zou moeten, want dood en ziektes zijn het eerste waaraan ik denk als ik wakker word.

“Die hypochondrie heb ik van mijn papa. Bij elke maaltijd die ik met hem nuttigde lag er een gigantisch groen boek naast hem, de Larousse Médical, en bestudeerde hij weer eens een nieuwe kwaal. Uiteraard besef ik dat ik het van hem heb, dat kan niet anders. Maar ik wil niet dat mijn kinderen het van mij overerven. Mijn vrouw is gelukkig een goede buffer, die pareert dat meteen. Ze zegt dan: ‘Je hebt geen kanker! Douch je en breng de kinderen naar school’, en dat helpt.” (lacht)

‘Ik ben pro wenen. Het geeft je nadien een fijn gevoel.'Beeld © Stefaan Temmerman

6. Welke geluksscore geeft u zichzelf?

“Gezien mijn leven nu zou het grof zijn om nog maar boven de zes te gaan, maar toch zou ik heel graag negen zeggen omdat onze zoon heel veel slaagkansen heeft om te genezen. Dus vind ik dat we moreel verplicht zijn om optimistisch te zijn. Hij heeft een milde vorm van leukemie, wat natuurlijk nog altijd bloedkanker is en zware chemo vereist, maar het is wetenschappelijk aangetoond dat hij Very Low Risk is.

“Ik zou dus graag een heel hoog cijfer geven omdat ik mijn zoon nog heb en ga houden. Het is heel jammer voor ouders die dat geluk niet hebben. De ziekte van Rover heeft me echt milder gemaakt. Vroeger was ik vooral bezig met mijn eigen weg, nu heb ik zoveel meer mededogen en dat vind ik een fijn gevoel. Er zijn dus ook mooie dingen uit voortgekomen. De band met mijn vrouw en mijn andere kinderen is er sterker door geworden. Ik heb ook veel meer begrip gekregen voor andermans miserie. In ons bijzijn houden vrienden zich soms in om over hun tegenslagen te spreken. Maar iedereen heeft recht op zijn eigen ongeluk vind ik, of het nu groot of klein is. In ongeluk bestaat geen hiërarchie.”

7. Welke kleine alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“Wanneer ik iets door heb wat ik allang door had moeten hebben. Het pleit niet voor mijn intelligentie maar het kan soms heel lang duren voor ik een link kan leggen. Zo was de vorige eigenares van ons huis de kweeperen uit onze boom komen plukken om ze aan haar ex-buren, dus nu de onze, te schenken. Omdat ze niet thuis waren had ik die zak van vijf kilo in de gang gezet. Een uur later komt mijn zoon thuis en vraagt waarom het hier zo raar ruikt. Ik dacht meteen: onze ketel is stuk, het is een gaslek, de boel gaat hier ontploffen. Met die ongerustheid ben ik de nacht ingegaan, tot ik wakker werd en me realiseerde: ah, nee, het zijn die kweeperen. Zoiets maakt me blij. Is het nu trouwens kweekpeer of kweepeer? Vind ik zo’n dom woord, hè.”

8. Wat is uw zwakte?

“Ik koop te vaak fietsen. Vandaag nog heeft mijn schoonvader mij duidelijk gemaakt dat die ene fiets toch weer weg moet want onze tuin staat vol oude fietsen, en mijn vrouw is dat echt beu. Fietsen en rugzakken kan ik blijven kopen, echt achterlijk. En ik ben daar ook heel sluw in. Ik kom thuis met een fiets en zeg: ‘Liefje, ik heb voor jou een fiets gekocht’, maar eigenlijk is die keihard voor mij. Waarom fietsen en rugzakken? Omdat ik altijd wil vluchten, voilà. Wat ga je doen met een fiets en een rugzak? Denken jullie daar maar eens over na.”

‘Ik kan niets op halve kracht doen. Als ik met mijn zoon schommel, vliegt hij bijna de speeltuin uit.'Beeld © Stefaan Temmerman

9. Hoe zou u liefde definiëren?

“Ik ben erachter gekomen dat de liefde op het einde van de rit zal moeten uitwijzen of het echte liefde is geweest. Ik ben heel gelukkig met mijn vrouw en zij is de liefde van mijn leven, maar ik ben nu 40+ en heb toch al wat slagen te verduren gekregen. Ik zal dus pas op het einde van de rit op die vraag kunnen antwoorden. Nu is het absurd om te zeggen: de liefde is zus en zo, want misschien is het over een jaar averechts en daar sta ik dan met mijn liefde. Al durf ik er bijna gif op in te nemen dat mijn liefde voor Evelien voor altijd zal zijn.”

10. Wat is uw grootste angst?

“Mijn grootste angst aller tijden is een banale laatste gedachte hebben. Ik heb er vandaag weer over gefantaseerd. Je krijgt een hartaanval en wat is de laatste gedachte die je hersenen kunnen produceren? Ligt de sleutel wel onder de mat? Dat zou ik zo erg vinden.

“Ik wil mijn laatste gedachte kunnen controleren. Ik wil dat het een prachtige herinnering wordt aan een mooie reis, aan een liefdesnacht, aan een lekkere drank. Stel je voor dat je uit een raam valt, en je laatste gedachte is iets negatiefs over jezelf. Nee, het moet een feest zijn, een ode aan je leven. Daar ben ik vandaag mee bezig geweest: wedden dat jij de domste, achterlijkste gedachte zal hebben. (lacht) Ik hoop dus door dit te internaliseren dat ik iets klaar heb zitten voor als het zover is. Ook hoop ik dat jullie daar nu ook over gaan nadenken en dat ik niet meer alleen ben. (lacht) Dan zijn we al met drie, want het is de eerste keer dat ik die angst veruitwendig.”

11. Waar hebt u spijt van?

“Als kind ben ik tegen mijn mama haar mooie kuit gefietst. Mijn mama is de goedheid zelve, zij is zo lief en puur. Het was niet bewust maar ook niet geheel onbewust. Daarom dat ik gisteren voor haar naar het containerpark ben gegaan, om het weer goed te maken. (lacht)

“Het is een aanrijding uit mijn jeugd waar ik nu nog taksen voor betaal. Mogelijk is er een freudiaanse uitleg voor. Al vraag ik me af: waarom zou je tegen je mama botsen, half bewust, half onbewust? En waarom achtervolgt mij dat nog altijd? Eigenlijk is het een fait divers, toch? Maar ik heb er nog altijd last van, het is een gedachte van spijt die vaak terugkeert, dus als mijn mama dit artikel zou lezen: sorry voor je mooie kuit!”

12. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Vandaag nog. Toen ik van Gasthuisberg terugkwam. Wij gaan om de twee weken op controle. Het is nu niet meer zo dat Gasthuisberg een monster is waar we binnenrijden, het is nu een plek waar Rover tot genezing komt, maar toch trekt het elke keer dat blik van verdriet weer open. Ik denk dat ik bijna elke dag huil voor Rover.

“Ik ben pro wenen. Het geeft je nadien een fijn gevoel en ik schaam me er niet voor. Als je kind vier dagen per week chemo krijgt, heb je gewoon geen tijd om abstractie te maken, je zit midden in dat gevecht, je krijg pas een slag als het aan de beterhand is en daar horen dan huilbuien bij.

'Door een programma van Jeroen Meus ben ik ervan overtuigd geraakt dat niets nut heeft.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Na Gasthuisberg had ik de fiets genomen om mijn hoofd wat leeg te maken. Onderweg sprak een fietser die ik nauwelijks ken me aan en hij vroeg uit het niets: ‘Hoe gaat het me je zoon?’ Dat raakte me. Achteraf zei ik tegen mijn vrouw: ‘Waarom was ik niet die man op die fiets? Waarom was ik niet degene die aan hem moest vragen hoe het met zijn zoon ging en of het wel goed kwam?’ Een schrijnender beeld kon ik me niet voorstellen. Twee kerels die fysiek op elkaar lijken op de fiets. De een rijdt de ene richting uit, de ander de andere. Duidelijker kon niet: wij zijn de pechvogels. Toen ben ik gaan wenen.”

13. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik heb een heel dik lint. Ik heb geen vaardigheden om aan te geven dat ik iets niet leuk vind, waardoor een subtiele toevoeging aan de bagger een driftbui kan veroorzaken, die in 150 landen nog altijd legaal is. Vurig, maar nooit gevaarlijk.”

14. Wat is een misvatting over u?

“Ik ben niet bezig met wat de mensen van me denken, dus ik weet het niet. En mocht ik de misvattingen kennen, dan zou ik er niet wakker van liggen.”

15. Wanneer hebt u het laatst gelogen?

“Ik zou weleens durven liegen over kaneelkoeken omdat ik niet wil toegeven dat ik er in een koffiebar weer een ben gaan halen.”

16. Waarover bent u anders gaan nadenken?

“Over het nut van alles. Door een programma van Jeroen Meus ben ik ervan overtuigd geraakt dat niets nut heeft. Je zag twee oude broers patatjes zitten snijden. Het leven was voor hen gewoon een klok die tikte en dat is het inderdaad, meer niet. Het leven is een tijd die we moeten uitzitten en wat proberen op te smukken, maar eigenlijk moeten we er niet zoveel belang aan hechten.

“Dat staat natuurlijk haaks op mijn wil om mijn zoon te genezen en om nog veel uit het leven te halen, maar eigenlijk stelt het geen fluit voor. Wij zijn slechts tijdreizigers. Het huis waarin ik woon leidt zijn eigen leven, het behoort mij niet toe. Over twintig jaar moet ik misschien in een rolstoel vertrekken naar een appartement en komt het volgende jonge stel hier wonen. En zo verder. Shit, ik ben weer somber aan het worden.” (lacht)

17. Welk boek zou u aanraden?

The Lieutenant of Inishmore van Martin McDonagh, de auteur van onder andere Three Billboards outside Ebbing, Missouri. Een hilarische theatertekst. Ik zal snel de backcover even voorlezen: ‘On a lonely road on the island of Inishmore, someone killed an Irish Liberation Army enforcer’s cat. He’ll want to know who when he gets back from a stint of torture and chip-shop bombing in Northern Ireland. He loves his cat more than life itself, and someone is going to pay.’

'Ik zoek eigenlijk voortdurend actief naar religieuze ervaringen of complotten van het universum.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Kort gezegd gaat het over een IRA-vrijheidsstrijder die extreem zot wordt en zijn dorp foltert tot hij weet wie zijn kat heeft omvergereden. Het verhaal is actueler dan ooit en bovendien bijzonder grappig geschreven. Een fantastisch boek.”

18. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Ik zoek eigenlijk voortdurend actief naar religieuze ervaringen of complotten van het universum. Zo vroeg een dakloze vrouw me onlangs de weg. Ik hoorde aan haar accent dat ze Spaanstalig was en antwoordde meteen in het Spaans. ‘Moge God u bewaken’, zei ze. Dat heeft me zo warm gemaakt, zo blij was ik dat ik die vrouw had geholpen. In feite heeft God die vrouw naar me toe gestuurd om te zien of ik erop in zou gaan, en dat was dan mijn cadeau.”

19. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Prima. Ik merk dat ik andere zorgen heb dan vrienden en familie. Ik kan heel snel aanvaarden hoe ik eruitzie en daar moet ik het mee doen. Ik heb meer last van de onderdelen in dat lichaam waarvan ik vermoed dat ze me ooit gaan teleurstellen, maar als geheel is het prima.”

20. Wat vindt u erotisch?

“Ik vind een mooie stem extreem erotisch.”

21. Wat is uw goorste fantasie?

“Ik vraag me echt af hoe ik ooit mijn goorste fantasie met jullie zou delen? Dat gaat toch niet.”

22. Bent u een goede vriend?

“Meestal wel. Soms niet: een van mijn beste vrienden, een Nieuw-Zeelander, heb ik op een bus in Thailand leren kennen. Na twintig jaar vriendschap was het voor mij plots over. Ik weet niet waarom. Heeft het met Rover te maken, heeft hij een verkeerde opmerking gemaakt? Geen idee, maar ik heb nooit meer teruggebeld. Als ik ooit een verklaring vind en alles komt goed, dan ben ik een goede vriend gebleken. Maar nu ben ik dat verre van. Ik merk dat ik soms heel hard kan zijn.”

23. Hoe zou u willen sterven?

“Met een mooie laatste gedachte, dus. Denk hier maar eens over na: je hebt een heel leven geleefd, je hebt prachtige boeken gelezen, films gezien, je hebt met vrienden gesproken, je hebt de zotste dingen gedaan en dan zou je laatste gedachte voor je je hoofd uitschakelt iets banaals zijn, nee sorry! Dat moet vreselijk zijn!

“En dan de perfecte dood, zoals Don Vito Corleone in The Godfather, terwijl hij in de tuin met een van zijn kleinkinderen aan het spelen is tussen de tomatenplanten.

“Ik zie een wijngaard voor me met middenin een lange, rijkelijk gedekte tafel. Ik zie mezelf een wandelingetje maken met een wandelstok, tussen de olijfbomen neervallen, nog de stem horen van een paar kleinkinderen en wegvloeien. Wow, mocht ik zo’n einde kunnen krijgen, please, please!”

24. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Kip met dragon, door mijn mama gemaakt. Met kroketjes en airellekes. Met mijn vrouw, de kinderen, kleinkinderen en wat vrienden uit het verleden.”

25. Wat zou u nog graag willen doen?

“Opnieuw verre reizen maken. Ik wil terug naar Azië, ik heb vrienden in Australië. Ik wil hen gaan bezoeken. Ik heb in het echte leven niet zoveel vrienden, maar ik heb wel veel reisvrienden die belangrijk voor mij zijn en ik mis hen heel hard. Ik ben hier gelukkig, maar wil voor het te laat is nog eens naar andere continenten, andere vergezichten zien, andere geuren opsnuiven.”

“Mag ik nog iets zeggen? Ik ben heel moe van dit interview. Het is heel uitputtend wat jullie doen. Maar het is niet zo dat ik nu naar de vakbond ga stappen of zo.” (lacht)