Direct naar artikelinhoud
ReportageLibanon

Het leven van een Syrische vluchteling in Libanon: uitgehongerd overwinteren in lekkende tenten

Syrische vluchtelingen in de Libanese provincie Minja zoeken naar hun eigendommen in de smeulende resten van het kamp dat in brand werd gestoken.Beeld AFP

Syrische vluchtelingen in Libanon hebben het nog nooit zo slecht gehad als deze winter. De spanningen met de lokale bevolking lopen op, veel mannen komen hun bed niet uit en de honger ligt op de loer. ‘Vroeger hadden we het ook moeilijk, maar toen hadden we in elk geval volle magen.’

Een laag drabbig bruin water bedekt de vloer van de tent waar Mirfat Ramdoun met haar zes kinderen woont. Niks bijzonders, zegt de 32-jarige Mirfat. Als het regent, loopt haar tent onder. Dat is nu eenmaal zo, dat gebeurt elke winter wel een paar keer. Dan draagt ze haar vochtige matrasjes naar de buurvrouw en dan zitten ze daar niet met één, maar twee families in een tent.

Hoeveel winters is ze hier nu al, in dit vluchtelingenkamp in de Libanese Beka-vallei? Ze is de tel kwijt. Is het haar achtste winter in een tent, sinds ze is gevlucht uit de Syrische stad Homs? Of alweer de negende?

Ze kwamen hier toen de oorlog in Syrië nog maar net aan de gang was. Opvang in de regio was in die tijd een modeterm. Westerse politici waren enthousiast over dit concept. Het houdt in dat vluchtelingen dicht bij Syrië blijven wonen, zoals in kampjes als deze in Libanon, zodat ze geen asielzoeker worden in Europa en gauw weer naar huis gaan zodra het daar veilig is. Libanon is wereldkampioen qua opvang in de regio: circa één op de vier inwoners is hier een Syrische vluchteling.

Het leven van een Syrische vluchteling in Libanon: uitgehongerd overwinteren in lekkende tenten

Die vluchtelingenlast leidt tot steeds meer spanningen, zeker nu Libanon steeds verder afglijdt in een diepe economische crisis. Afgelopen weekend brandde een zelfgebouwd vluchtelingenkamp in de provincie Minja volledig af na een ruzie tussen de Syrische bewoners en Libanese jongeren, waarschijnlijk over werkgelegenheid. Slechts drie mensen raakten lichtgewond, maar de circa 375 bewoners van het kamp raakten dakloos.

Internationale hulp neemt af

Het kamp in de Beka-vallei is er nu al acht, negen jaar. De Syrische vluchtelingen in hun lekkende tenten zijn weggezakt in de internationale belangstelling. Neem de hulporganisaties die eten en dekens kwamen brengen als de winter kwam. “Drie jaar geleden nam die hulp af”, zegt Tamam Naifa Hilal, een 65-jarige dame met tribale tatoeages in haar gezicht die zichzelf omschrijft als de bijna-kampoudste.

Tamam woont in een van de weinige tenten waar de kachel de hele dag brandt, waar matjes op de grond liggen en het tentzeil wordt opgefleurd met een glimmend stofje. Andere vrouwen noemen haar tent het paleis. De bijna-kampoudste maakt zich zorgen, vanwege het nieuwe probleem in het kamp: het gebrek aan eten. “Mensen hebben honger. Het wordt erger als gevolg van de economische crisis en het virus.”

Internationale hulp neemt af

Vraag de 25-jarige Nouar al Afnan, moeder van drie dochters, hoe vaak ze eet en ze valt stil. Eén keer per dag. Soms twee keer. Altijd hetzelfde. Brood. Yoghurt. Linzen. Haar man en kinderen krijgen eerst, de restjes zijn voor haar. “Zij moeten goed eten. Ik ben uiteindelijk gezond, ik red me wel.”

Nouar woont al acht jaar in dit kamp. Dit jaar was er voor het eerst niet meer genoeg voedsel, zegt ze. In Libanon is de lokale munt ingestort, zodat gewone levensmiddelen veel duurder zijn geworden. En als gevolg van opeenvolgende coronalockdowns was het moeilijker om geld te verdienen. “Vroeger hadden we het ook moeilijk, maar toen hadden we in elk geval volle magen.”

Armoedegrens

Syrische vluchtelingen in Libanon hebben het nog nooit zo slecht gehad als deze winter. Dat zeggen niet alleen de vrouwen die kleumend om de kachel zitten in de tent van de bijna-kampoudste, dat zegt ook de Wereldbank in een rapport dat deze maand verscheen.

De Wereldbank houdt wat slagen om de arm omdat het moeilijk is om armoede te meten, maar grof gesteld komt het hierop neer: vijf jaar geleden leefde de helft van de Syriërs in Libanon op de armoedegrens, nu is dat bijna 90 procent. Een grote meerderheid stelt dat ze in 2020 minder te eten hadden dan daarvoor. Hun lotgenoten die indertijd naar Irak of Jordanië zijn gevlucht, hebben het naar verhouding beter.

Hulp van internationale organisaties om de gevolgen van corona te bestrijden, is gelijk opgesoupeerd door de torenhoge inflatie in Libanon. Per saldo zijn de vluchtelingen van die hulp niets beter geworden.

Armoedegrens

Ergens onderaan in de hiërarchie van Syrische kampen bungelt kampje nummer 030 in Dalhamiyeh in de oostelijke Beka-vallei, een aaneenschakeling van witte plastic tenten langs onbegaanbare paden vol diepe plassen; zo diep dat het onderstel van een personenauto erin verdwijnt. Kinderen die nog nooit naar school zijn geweest rennen op kaplaarzen door de blubber. Er was een kampschooltje, maar dat is al jaren geleden gesloten.

“Ik heb hem zijn naam leren spellen, dat komt misschien van pas”, zegt Walaa al Razi (33) over haar zoontje Mohammed van zeven, die verlegen op haar schoot zit te spelen met een waterfles. Hij gaat soms met haar mee uit werken op het land, in ruil voor wat brood.

De volwassen mannen in het kamp zie je niet, maar ze laten zich horen, schreeuwend door het tentplastic. Veel Syrische mannen in kampjes als deze liggen de hele dag in bed; ze hebben last van oorlogstrauma’s of lijden aan diabetes waardoor ze niet kunnen werken. De mannen moeten goed eten om nog een beetje te functioneren, terwijl er steeds minder is.

De echtgenoot van de 22-jarige Anwar al Afnan heeft bomscherven in zijn been en voelt zich heel erg moe zodra hij een stukje loopt. “We hebben de hele dag ruzie. Het feit dat hij zijn gezin niet kan onderhouden en steeds in bed ligt, dat geeft spanningen.” En zij kan natuurlijk niet even weg uit die tent. “Ik kan alleen maar huilen.”

Het verwoeste kamp in Bhannine.Beeld AFP

Waar de vrouwen binnen het kamp van alles te stellen hebben met hun eigen echtgenoten, wachten buiten het kamp de Libanese mannen. “Ze fouilleren de jonge meisjes die op het land werken”, zegt Tamam. “Ze voelen aan hun borsten om te kijken of daar geen aardappeltjes verstopt zitten.”

Vanuit het kamp zie je Syrië liggen, negen kilometer verderop, het is te lopen. De bergen vormen de grens. Op heldere nachten vormen de bergtoppen een kerstboom van verlichte Libanese legerposten. Op koude dagen als deze zijn de bergen gehuld in een grijze mist. Kunnen de vluchtelingen niet beter teruggaan?

Weglopen

Achter de bergen ligt de Syrische hoofdstad Damascus, waar de omstreden president Bashar al-Assad onlangs samen met Rusland een conferentie organiseerde over de terugkeer van vluchtelingen. “Veel mensen hier willen graag terug”, zegt Tamam. “Als het virus weg is, zullen ze het proberen, degenen die daar nog huizen hebben. Het is niet veilig. Maar omdat de situatie in Libanon zo verslechterd is, zullen ze het toch proberen.”

Mirfat praat soms over weglopen. De andere vrouwen zeggen dat het niet mag, dat je psychische problemen hebt als je zo denkt. Maar zij wil gewoon weg. Ergens, maakt niet uit waar, een nieuw leven beginnen. Ver van haar zes kinderen zonder toekomst, de oudste dochter van veertien die nog geen letter kan lezen en haar tent die vol water staat. 

Weglopen