Direct naar artikelinhoud
VooruitblikJaren ‘20

Wat als we straks weer los mogen gaan? De vraag is of we dat wel kunnen

Wat als we straks weer los mogen gaan? De vraag is of we dat wel kunnen
Beeld sammy slabbinck

Zullen onze jaren 20 ook ‘roaring’ zijn? Die wensdroom klinkt sinds de komst van het vaccin steeds luider. Maar hoe realistisch is dat? ‘Onze innerlijke genotszoeker zat een jaar lang vast. De slinger zal wel even naar de andere kant doorslaan.’

Ik zit me achter het vensterglas onnoemelijk te vervelen. Ik wou dat ik twee bontjes had, dan zou ik in de Colruyt de show gaan stelen. Elke keer als ik naar buiten ga, grijp ik de kans om mezelf volledig op te dirken in spullen die al een jaar in mijn kast stof hangen te vergaren. Ik draag een feestjurkje om een postpakket af te halen. Ik schuif in limited edition-sneakers aan voor een koffie en zet het vuilnis buiten in een suède blazer. Ik lach mijn piepkleine wereld toe met lipstick onder mijn mondmasker en wentel mezelf in de met pailletten bestikte herinneringen aan het leven dat ik vroeger had. Het leven dat al zo lang on hold lijkt te staan.

Knaldrang. Zo heeft men gepoogd om onze opgekropte energie – onze hunkering naar feesten, dansen, lachen, omhelzen, drinken, geld uitgeven, risico’s nemen en muilen met volstrekte vreemden – te omvatten. Sentimenten die door sociale media galmen, die tijdens kille winter­wandelingen langs onze warme adem naar buiten walmen en die tussen de regels op kaartjes met wensen voor het nieuwe jaar te lezen zijn.

Luid weerklinkt de hoop – nee, de overtuiging – dat onze jaren twintig ook roaring, uitbundig schreeuwend, zullen zijn.

De parallellen liggen voor de hand. Na een uitputtende Eerste Wereldoorlog en de Spaanse griep-pandemie van 1918 brak er bij aanvang van het nieuwe decennium een periode vol wederopbouw aan. Een periode waarin mensen die zo lang ontbering hadden ervaren uit zichzelf braken, waarbij onderdrukte minderheden rechten opeisten en waarbij het geld waar men uit onzekerheid aan had vastgeklampt plots begon te rollen.

De extravagantie en het hedonisme van de jaren 20, zoals ze worden weergegeven in de beroemde roman en even beroemde verfilmingen van F.Scott Fitzgeralds The Great Gatsby, zijn het kryptoniet van de huidige anderhalvemetermaatschappij, en bijgevolg alles waar we momenteel naar snakken. Zelfs als we daar de onvermijdelijke revival van de electroswing en mannen met pretentieuze fedora’s bij moeten nemen.

Die jaren 20 lezen dan ook als een bemoedigende blauwdruk van exact een eeuw geleden. Zo schreef de Amerikaanse econoom Benjamin Anderson in zijn boek Economics and the Public Welfare: “We took our losses, we readjusted our financial structure, we endured our depression, and in August 1921 we started up again.”

Zou het?

De roaring twenties-vergelijkingen gaan verder dan van Leonardo DiCaprio-gifs voorziene weemoed op sociale media. Heel wat nationale en internationale experts namen de term al in de vingers in eindejaarsspecials van toonaangevende media als The Economist en The New York Times. Ook Nicholas Christakis, arts en socioloog aan de Yale University in de Verenigde Staten, schrijft in zijn boek Apollo’s Arrow: The Profound and Enduring Impact of Coronavirus on the Way We Live dat we post covid weer zullen heropleven.

Net zoals we dat vorige eeuw ook gedaan hebben.

Christakis ziet patronen in de manieren waarop mensen op crisissituaties reageren en voorspelt onomwonden een nieuwe roaring twenties. “Wat we zullen zien, is een omkering van de trends die noodgedwongen tijdens de coronacrisis plaatsvonden”, zegt hij aan The Guardian, een sentiment dat hij in deze krant herhaalde (DM 28/12). “Mensen zullen minder religieus worden, veel investeren in hun sociaal leven, meer geld uitgeven en seksueel losbandiger worden.”

Roze bril

Toch rijst de vraag of we dat écht wel gaan kunnen. Ik word op voorhand ook bloednerveus en dodelijk vermoeid van het idee om me weer in een wriemelende massa lijven te smijten en geld uit te geven aan citytrips, terwijl we bijna een jaar lang in onze comfortabele zetel hebben geleefd en geleerd hebben om bij elkaar vandaan te blijven. Het lijkt een koortsdroom die voorgoed tot het verleden behoort.

“Ik denk net dat we heel erg onderschatten wat voor taferelen het gaat teweegbrengen wanneer bijvoorbeeld lichamelijk contact en nabijheid weer veilig worden geacht, wanneer we als het ware weer worden losgelaten”, zegt neurowetenschapper en professor experimentele psychologie Jelle Demanet (UGent/HoWest).

Gert Verschraegen, socioloog UAntwerpen: ‘Corona heeft een soort stolp over ons leven gezet, maar die kan niet gewoon weer worden opgeheven.’Beeld sammy slabbinck

Demanet geeft aan optimistisch te zijn, maar, zo benadrukt hij, dat zijn we eigenlijk allemaal. “Mensen vallen doorgaans terug op hun ingebouwde optimism bias als overlevingstactiek – wat ook wel naïef optimisme wordt genoemd. We schatten onze eigen kansen op geluk groter in dan die van een ander. Die bias zorgt ervoor dat we risico’s nemen, ook al spreken de feiten in ons nadeel. Waarom mensen blijven ondernemen bijvoorbeeld, terwijl zo veel zaken jaarlijks failliet gaan.”

Dat optimistisch vooroordeel is volgens Demanet wel een tweesnijdend zwaard: enerzijds zorgt het ervoor dat we veel te laat hebben ingegrepen omdat we de risico’s van de coronapandemie altijd hebben onderschat, zelfs toen de beelden uit Wuhan en later uit Bergamo ons bereikten. Het is die bias die verklaart waarom mensen nog steeds naar lockdownfeestjes gaan of binnen afspreken. “Anderzijds is die optimism bias ook de reden waarom mensen in essentiële beroepen ervoor zijn blijven gaan en aan het werk zijn gebleven in een situatie die steeds gevaarlijker leek te worden. Het verklaart bijvoorbeeld waarom nog steeds zo veel mensen in de zorg werken.” En willen werken, ook. Het UZ Brussel noteert in 2020 het hoogste aantal sollicitanten in de voorbije tien jaar, met een piek in oktober.

Uiteraard is onze rooskleurige bril de laatste maanden behoorlijk bekrast, anders zaten we nu allemaal op illegale raves. “Die optimism bias werd bewust door de overheidscommunicatie en het daarbij horende angstbeeld doorbroken”, zegt Demanet. “Dat was nodig om de boodschap ‘blijf in uw kot’ en de ernst van de situatie aan het grote publiek verkocht te krijgen. Grootschalige gedragsveranderingen hebben nu eenmaal een draagvlak nodig, zodat we zo snel mogelijk terug naar een zo normaal mogelijke maatschappij kunnen gaan. En dan herstelt dat optimisme zich vanzelf ook.”

Het mooiste aan die optimism bias is dat ze een selffulfilling prophecy inhoudt: als we ervan overtuigd zijn dat de wereld weer in haar plooi zal vallen, zullen we er ook automatisch voor zorgen dat die weer in haar plooi valt. Omdat we weer naar concerten gaan, driegangendiners eten of een weekendje wellness boeken, zullen onder­nemers er op hun beurt door hun eigen optimisme én het optimisme van de consument voor zorgen dat er weer après-skibars (kunnen) opengaan, nieuwe labels worden opgestart en initiatieven worden genomen. Zelfs al hebben heel wat ondernemers vandaag een financiële opdoffer geïncasseerd.

Dat is ook wat de geschiedenis ons keer op keer lijkt te leren. Periodes van ontbering worden ogenschijnlijk opgevolgd door periodes van overvloed, of op zijn minst hoogmoed en hedonisme, omdat de teugels weer werden gevierd. Nadat de zwarte dood in 1348 in de Italiaanse stad Siena lelijk had huisgehouden, noteerde kroniekschrijver Agnolo di Tura del Grasso: “En toen de pest afnam, gaven allen die het overleefden zich over aan genoegens: monniken, priesters, nonnen en leken en vrouwen vermaakten zich allemaal. Niemand maakte zich zorgen over geld uitgeven en gokken. Iedereen dacht dat hij rijk was omdat hij was ontsnapt en de wereld had herwonnen.”

Toch zal iedere historicus zijn of haar naam waardig vertellen dat geschiedenis zich niet simpelweg in patronen en voorspelbaarheid laat vatten.

“We hebben in het verleden wel gezien dat oorlogen vaak maatschappelijke processen versnellen”, zegt professor cultuurgeschiedenis Kaat Wils (KU Leuven). “Denk aan het stemrecht of de komst van de welvaartsstaat – die transformaties zouden zich anders ook hebben voorgedaan, maar door die twee wereldoorlogen zijn ze wel op een snellere en meer structurele manier tot stand gekomen.” Zo heeft bijvoorbeeld de uitbraak van cholera in de 19de eeuw ervoor gezorgd dat er een draagvlak voor betere hygiënische zorg ontstond, zegt de historica. “Dat wil daarom niet zeggen dat ‘alles altijd terugkomt’, wel dat crisismomenten vaak katalysatoren voor nieuwe initiatieven vormen.”

Maarten Vansteenkiste, motivatiepsycholoog UGent:‘ Hopelijk houden mensen de dingen die ze tijdens deze crisis hebben ontdekt vast, dat tijd waardevol is bijvoorbeeld.’Beeld Sammy Slabbinck

In feite is dat ook wat het woord crisis impliceert. In haar oorsprong betekent het woord ‘crisis’ (van het Griekse ‘krinein’) een keerpunt, een veranderende toestand.

Doorheen de eeuwen is het crisisbegrip wel stilaan van betekenis gewijzigd, zeker met de komst van het vooruitgangsdenken in de 18de eeuw. Sindsdien wordt de toekomst impliciet als ‘beter’ aanzien, schreef de Nederlandse historicus Chris van der Heijden in 2013 in De Groene Amsterdammer. “Crisis staat niet langer voor de overgang van de ene naar de andere tijd, maar voor twijfel dat de nieuwe tijd wellicht toch niet brengt wat wordt verwacht. Crisis appelleert aan een oergevoel, een oerangst”, schreef Van der Heijden.

Bijgevolg: we blijven ons krampachtig aan het oude normaal vasthouden, omdat we niet weten wat dat nieuwe normaal zal behelzen.

Nieuwe behoeften

Want hoe anders wordt dat nieuwe normaal dan precies? Hoewel de wereld nog steeds in brand lijkt te staan, tekenen zich in de assen van de ravage voorzichtig enkele tendenzen af. “Je leest weleens dat corona het einde van de consumptiemaatschappij zou betekenen, maar daar geloof ik niet in”, zegt Marcia De Wachter, voormalig Nationale Bank-directeur en huidig voorzitter van de Belgische tak van de onlinebank MeDirect. “We gaan nog steeds consumeren, maar op een andere manier: veel duurzamer, meer cradle to cradle.”

Volgens De Wachter heeft de pandemie heel wat nieuwe consumentenbehoeften gecreëerd. Zo zijn we ons meer bewust geworden van het belang van onze mentale en fysieke gezondheid. Juist daar zullen we in de toekomst ook meer geld aan uitgeven: van sportkleding tot meditatie-apps. Ook eenzaamheid heeft lelijk huis­gehouden, waardoor bedrijven die met hun producten en diensten ervoor zorgen dat mensen weer (al dan niet digitaal) kunnen samenkomen er gunstig voor zullen staan. De digitalisering en technologische vooruitgang zal zich onvermijdelijk in zowat alle sectoren voortzetten. Daarnaast zullen we ook steeds meer investeren in onze veiligheid en in duurzaamheid.

“Zeker fysieke en financiële veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor mensen om hun geld weer te laten rollen en de economie opnieuw aan te zwengelen”, zegt De Wachter, die wel verwacht dat er net zoals in de vorige jaren 20 een haast manische spending surge zal plaatsvinden.

Ook motivatiepsycholoog Maarten Vansteenkiste (UGent) verwacht een reboundeffect. “Onze innerlijke genotszoeker is een jaar lang bedwongen geweest, dus ik vermoed dat de slinger tijdelijk naar de andere kant zal doorslaan en we in sterke mate van onze herwonnen vrijheden gaan profiteren. We hebben wel wat achterstand in te halen, zeker op sociaal vlak. Ik zou onze jaren 20 echter niet als een gigantisch feestdecennium omschrijven; ik denk dat deze reboundfase slechts een paar maanden zal aanhouden.”

Een verschuiving van onze seksuele mores, zoals in die vorige jaren 20, is niet waarschijnlijk. Wél zullen we tijdelijke effecten op ons lichamelijk contact ondervinden, zegt Wils. “Zeker in onze omgangsvormen. Veel mensen suggereren dat bijvoorbeeld een begroetingskus of elkaar een hand geven bij het binnenkomen natuurlijke gegevens zijn, die we automatisch doen omdat we mens zijn, maar dat is niet zo. De manier waarop we ons lichamelijk tot elkaar verhouden is heel erg tijds- en cultureel bepaald. In Vlaanderen is de begroetingskus buiten een familiale context bijvoorbeeld pas de laatste dertig jaar ingeburgerd. Ik kan me voorstellen dat dit in bepaalde middens tijdelijk teruggeschroefd zal worden en er een grotere fysieke afstandelijkheid zal zijn tussen mensen.”

Hoelang die afstandelijkheid zal duren, hangt volgens Wils voor een groot deel samen met hoe snel we de echte impact van het vaccin kennen.

Op de lange termijn valt de impact van deze pandemie op ons menselijk gedrag moeilijker in te schatten, zegt Vansteenkiste, omdat de mens nu eenmaal anders op verschillende situaties reageert. “Dat zag je tijdens de lockdown zelf ook, dus ik verwacht een even grote variatie na de pandemie. Natuurlijk zullen er mensen zijn die plots de wereld zullen willen rondreizen en iedere avond weer met culturele en sociale activiteiten volboeken, maar ik hoop dat heel wat mensen de dingen die ze tijdens deze crisis hebben ontdekt zullen vasthouden. Bijvoorbeeld dat vakantie in eigen land zo slecht nog niet is. Dat tijd een waardevol goed is voor een gelukkig leven.”

Vergroening van de stad

Vansteenkiste meent dat we het voorbije jaar hebben kunnen (her)ontdekken wat men in de psychologie “groeigerichte waarden” noemt: een goede gezondheid, hechte relaties en zelfontplooiing. “Ik ben voorzichtig optimistisch dat die toch zullen blijven hangen.”

Ook hoogleraar sociologie Gert Verschraegen (UAntwerpen) meent dat we lessen hebben getrokken uit de voorbije periode. “Het is duidelijk geworden dat bepaalde vormen van sociale interactie, vooral die waarbij je niet lichamelijk aanwezig bent, niet dezelfde kwaliteit hebben. Heel veel non-verbale interactie, wederzijdse betrokkenheid of microsignalen die mensen afgeven wanneer ze bijvoorbeeld iets niet begrijpen of hun aandacht verliezen gaan verloren in de pixels.” Het maakt een meeting of een hoorcollege ook heel vermoeiend, omdat je veel meer moeite moet doen om die kleine signalen op te pikken. “De verregaande digitalisering van bijvoorbeeld administratief werk die we ervaren hebben, zal zeker niet volledig worden teruggeschroefd. Maar we hebben nu wel beter ingezien waarvoor we dat digitale kunnen inzetten, maar vooral: waar niet. Een volledig digitale onderwijsbeleving zie ik bijvoorbeeld niet gebeuren.”

Richard Horton, hoofdredacteur ‘The Lancet’: ‘De pandemie heeft kloven in deze samenleving blootgelegd, wat een lawine aan positieve verandering kan genereren.’Beeld sammy slabbinck

Toch zullen heel wat Belgen in deze kenniseconomie vermoedelijk nog steeds een (groot) deel van hun tijd van thuis werken. Het heeft gevolgen voor hoe we dat ‘thuis’ zullen inrichten, met aparte zones voor werk en vrije tijd. Nu we bovendien lange tijd ‘in ons kot’ hebben moeten doorbrengen, zijn we ook de waarde van dat kot gaan herevalueren. Waar we in de jaren 20 van de vorige eeuw een doorgedreven urbanisatie en de opkomst van woontorens zagen, merken vastgoedmakelaars nu vooral een toenemende vraag naar huizen met een tuin in de groene rand van grotere steden. De prijzen voor dit soort panden zijn het voorbije jaar volgens immokantoor Era met 6 procent gestegen, en de vastgoedsector verwacht zich aan een ‘golden age’. Toch wil dat niet per se zeggen dat de steden zullen leeglopen.

“De stad zal er altijd zijn, mét winkels en cafés, dat zal niet verdwijnen”, zei econoom Geert Noels daarover in deze krant. “Tijdens de lockdown bleek hoe weinig aandacht er de laatste dertig jaar is besteed aan de vergroening van de stad. De behoefte aan rust, aan plekken waar je kan nadenken, wandelen of wat dan ook, heeft tijdens corona bij veel mensen de ogen geopend, wereldwijd. De steden gaan zich dus moeten heruitvinden. Door corona maar ook door het klimaat.”

Volgens de experts die deze zomer door Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers (Open Vld) voor het project ‘De stad na corona’ werden aangesteld, is investeren in de publieke ruimte essentieel.

Onder meer de ‘15-minuten stad’ van de Parijse burgemeester Anne Hidalgo - waarbij wijken gecreëerd worden waarin alle voorzieningen op een kwartiertje wandelen bereikbaar zijn – staat in het relanceplan. Dankzij de toegenomen populariteit van remote working zullen er ook minder auto’s het stadscentrum bevuilen. De impact op onze luchtkwaliteit werd al tijdens de eerste lockdown duidelijk, en zorgde ervoor dat steden als Antwerpen en Brussel in betere fietsvoorzieningen en de uitbreiding van wandelzones gingen investeren. Bovenstaande voorspellingen zijn processen die al langer sluimerden, maar die dankzij de pandemie in een stroomversnelling zijn geraakt. Een reden waarom uitzonderlijke situaties vaak verandering teweegbrengen, is omdat ze de samenleving tegen het licht houden. Corona bracht een moment van reflectie. Het is daarom dat heel wat experts de crisis als het ultieme turning point zien.

“Dit is geen intermezzo”, zegt Verschraegen. “Corona heeft als het ware een stolp over ons dagelijks leven gezet, maar dat wil niet zeggen dat de stolp gewoon weer opgeheven kan worden. Die stolp heeft ondertussen als een vergrootglas op onze maatschappij en ons functioneren dienstgedaan en heeft ons doen inzien dat een aantal gewoontes ingrijpend moeten veranderen.” Het voorbije jaar werden de grootschalige sociale ongelijkheid, onhoudbare consumptiedrang, gebrek aan wetenschappelijke geletterdheid en de impact van de nakende klimaatcrisis extra zichtbaar, zegt Verschraegen. “We kunnen niet gewoon de draad oppikken en terugkeren naar 2019 alsof er niets gebeurd is, alsof we niets geleerd hebben.”

Het woelige midden

Deze crisis was, net als het coronavirus en andere zoönosen, bovendien al jaren voorspeld en onvermijdelijk. In de turf Technological Revolutions and Financial Capital uit 2002 beschrijft de Venezolaans-Britse econoom Carlota Perez vijf grote technologische revoluties sinds het einde van de 18de eeuw. Wij zitten momenteel midden in de vijfde revolutie, de Age of Information Technology and Telecommunications (ICT), die in 1971 met de uitvinding van de microprocessor begon. Dat midden is een cruciale positie om te kunnen voorspellen wat er volgt, stelt Perez.

“Elke technologische revolutie volgt een min of meer vast patroon, met telkens twee heel verschillende vormen van welvaart”, zegt Perez aan De Tijd. “In een eerste fase heerst de gekte van een financiële zeepbel, met welvaart enkel voor degenen die op de golf van nieuwe technologieën surfen. De tweede is meer een golden age, de betere kant van het kapitalisme, wanneer welzijn naar meer lagen van de bevolking vloeit. En tussenin is er een keerpunt.”

Volgens Perez is die tussenfase altijd bijzonder turbulent, en gaat die doorgaans met een (economische) crisis en rijzende onvrede gepaard. Noodzakelijke ingrediënten om de heersende systemen te herdenken. “Het is het moment waarop de maatschappij begrijpt dat ze kapitaal moet controleren en productie, tewerkstelling en sociale rechtvaardigheid moet stimuleren. Het is het keerpunt van groeiende ongelijkheid naar een eerlijker kapitalisme.” Perez meent dan ook, net als De Wachter, dat we kunnen evolueren naar een naar een nieuwe golden age gebaseerd op slimme, groene groei – maar dan moeten we wel lessen trekken uit de geschiedenis.

Al in 1905 schreef de Spaans-Amerikaanse schrijver en filosoof George Santayana in The Life of Reason dat “zij die zich het verleden niet meer kunnen herinneren, gedoemd zijn om het te herhalen”. De Wachter waarschuwt dat de ‘boom’ van de jaren 20 in 1929 tot de grootste economische crisis van de twintigste eeuw heeft geleid. Onze torenhoge overheidsschuld kan in combinatie met de onvermijdelijke uitgeef-manie opnieuw leiden tot een grote depressie.

Tenzij er wordt ingegrepen.

“Centrale banken moeten vroeg genoeg in het heroplevingsproces de enorme meegaande monetaire politiek terugschroeven. Zaken als overbruggingskredieten moeten op het juiste moment worden stopgezet zonder dat het de samenleving een te grote schok bezorgt.” De cocktailbar sluiten terwijl de receptie nog op gang komt, noemt De Wachter dat. “Tegelijkertijd is het moment aangebroken om te stoppen met het subsidiëren van bedrijven die eigenlijk ten dode opgeschreven zijn, de zombies zoals dat heet, waarvan België er nu al ontzettend veel heeft.” Ook zouden werkgevers voldoende verstandig moeten omspringen met hun verloningsbeleid. “Het is belangrijk dat dit in lijn is met dat van de buurlanden, onze directe concurrenten. Zeker in een land als België met een indexeringssysteem. Wanneer mensen hier massaal weer geld gaan uitgeven, kan dat anders tot een snellere inflatie dan in andere landen leiden.”

F. Scott Fitzgerald beschreef met ‘The Great Gatsby’ de ondergang van iemand die ondanks zijn rijkdom altijd naar meer verlangt.Beeld Wikipedia

De signalen voor de toekomst zijn hoopvol. Het IMF voorspelt voor 2021 een groei in de wereldeconomie van 5,8 procent, na een voorziene krimp van 3 procent. Ook op de beurzen sijpelt optimisme door. Het klimaat is bovendien rijp voor structurele socio-economische veranderingen, klinkt het onder meer bij Richard Horton, hoofdredacteur van het toonaangevende medische tijdschrift The Lancet. “De pandemie heeft de onderliggende kloven in deze samenleving blootgelegd, wat de mogelijkheid schept om een lawine aan positieve verandering voort te brengen. De problemen die mensen aan de rand van de samenleving ervaren staan nu hoog op de politieke agenda. We hebben de macht om de mogelijkheid aan te grijpen en de uitdaging aan te gaan”, zei hij in oktober in een keynote.

Groen licht

Het is dus net omdat de problemen van het heden zichtbaar zijn geworden, dat we voorzichtig optimistisch naar de toekomst zouden mogen kijken. En dus niet omwille van het idee – of de hoop – dat de geschiedenis zich zal herhalen.

“Al is het logisch dat mensen zich tijdens een moeilijke periode vasthaken aan de hoop dat bijvoorbeeld die roaring twenties gaan terugkomen”, zegt Verschraegen. “We hebben nu vooral nood aan positiebepaling, aan weten waar we aan toe zijn. Aangezien het onmogelijk is om de toekomst te voorspellen, gaan we kijken naar ijkpunten uit het verleden om betekenis te geven aan wat er gebeurt.”

Het teruggrijpen naar vroeger heeft dus iets geruststellends, zeker wanneer de toekomst zo onzeker oogt en we grotendeels blind lijken te varen.

“Wanneer je een tijdperk gaat benoemen of typeren, zal je altijd een selectie moeten maken van wat je wel of niet in die beschrijving opneemt”, zegt Wils. “Je schuift een aantal elementen naar voor om een periode inzichtelijk en begrijpelijk te maken, maar dat wil ook zeggen dat je heel veel buiten beschouwing laat.” De jaren 20 waren wel degelijk jaren van wederopbouw, hedonisme en vooruitgang, maar ook nog steeds van grote ravage en armoede. “De hele mythe van de roaring twenties werd door een stedelijke minderheid belichaamd, die men dan achteraf met het geheel is gaan identificeren.”

Toch blijven die hedonistische jaren 20, gereduceerd door populaire cultuur, tot de verbeelding spreken. Al voor er sprake was van een pandemie hoopte men dat de jaren 20 van dit decennium ook roaring zouden zijn, een wensdroom gebaseerd op de arrogantie dat dingen steeds beter, groter en weldadiger zouden worden, en op de illusie dat we too big to fail waren. Met champagne overgoten bacchanalen leken een logische voortzetting van de snel evoluerende consumptiemaatschappij. Ironisch genoeg is het net dat waar Fitzgerald tussen de regels voor waarschuwt. The Great Gatsby is de kroniek van de aangekondigde ondergang van de met weelde en luxe overladen Jay Gatsby, die ondanks zijn rijkdom altijd naar meer blijft verlangen.

Die hunkering van Gatsby krijgt vorm via het groene licht aan de overkant van het water, aan het dok van Daisy Buchanan, zijn voormalige geliefde met wie de relatie faliekant is afgelopen. Op de laatste pagina van de roman blijkt dat Gatsby zich niet realiseert dat het licht waarnaar hij reikt zich niet voor, maar achter hem bevindt. Dat het zelfs steeds verder achter hem is komen te liggen. De groene gloed symboliseert dus geen betere toekomst, maar weemoed naar het verleden.

Gatsby believed in the green light, the orgastic future that year by year recedes before us. It eluded us then, but that’s no matter – tomorrow we will run faster, stretch out our arms farther... And one fine morning - So we beat on, boats against the current, borne back ceaselessly into the past.

De metafoor schrijft zichzelf. Het oude normaal is het groene licht, waar we niet meer naar terug kunnen. Het is zinloos om krampachtig tegen de stroomversnelling van verandering in te blijven roeien en over onze schouder te blijven kijken. Vandaag betekent groen licht de toestemming om voorwaarts te gaan. Om, na stilstand, weer in beweging te komen.

“Het valt niet met zekerheid te voorspellen hoe ingrijpend onze samenleving zal veranderen, maar we zullen wel beter hebben leren leven met die onzekerheid, met kijken wat de dag te bieden heeft, en dat is best mooi”, zegt Vansteenkiste. Hoewel er in de geschiedenis geen toekomst kan worden gelezen, vallen er wel lessen uit te trekken. De belangrijkste? De mens is bijzonder veerkrachtig.

En wanneer dat licht dan, eindelijk, op groen zal springen, organiseer ik een volksfeest. Een uitspatting van zeven dagen en zeven nachten waarbij we met z’n allen van dezelfde flessen zullen drinken en wild door de voorheen verlaten straten zullen dansen.

In niets dan twee bontjes.