Direct naar artikelinhoud
OpinieDyab Abou Jahjah

Let’s Go Urban is slechts het topje van de ijsberg

Dyab Abou Jahjah.Beeld © Stefaan Temmerman

Dyab Abou Jahjah is auteur en opiniemaker.

De vzw Let’s Go Urban is in opspraak, maar geen alleenstaand geval. Tijd om de uitwassen van de Vlaamse integratie-industrie aan te pakken. 

Toen ik in februari 2000, precies 21 jaar geleden, de Arabisch-Europese Liga oprichtte, trokken veel politici aan mijn mouw om ons te subsidiëren. Jaja, men wou ons zomaar geld geven, omdat we “een interessante dynamiek van jonge immigranten” vertegenwoordigden. 

Ik herinner me een ontmoeting met twee van hen die me vertelden: “Je kunt structurele subsidies krijgen om je activiteiten te financieren, en een hoofdkantoor krijgen, je gaat dan voor de AEL werken, een salaris krijgen.” Toen ik beleefd weigerde, waren de twee politici die met me spraken in shock.

Wat ze niet wisten, is dat ik voordat ik de AEL had opgericht, voor verschillende gesubsidieerde organisaties had gewerkt en had gezien welke impact de subsidies op hen hadden. In het beste geval maken ze hen politiek verlamd, afhankelijk en bang. In de slechtste gevallen werden de subsidies hun enige bestaansreden. Alles gebeurt dan in functie van de beschikbare subsidies, in plaats van dat er subsidies beschikbaar zijn in functie van wat er moet gebeuren.

In 2002, toen de AEL een probleem werd voor de gevestigde orde, werd het feit dat we geen subsidies ontvingen als een groot probleem ervaren. Een organisatie die zelfvoorzienend is, is niet te sturen, maar vooral niet in kaart te brengen.

Tussen 1995 en 2006 groeide de integratiesector zoals die toen heette uit tot een echte industrie met kansen en enorme hoeveelheden geld in omloop. De kleine vzw’s sloten zich aan bij federaties, die vervolgens bij decreet werden erkend, en zich later ook verenigden in koepels. Veel ambitieuze individuen met enige management- en administratieve vaardigheden begonnen massaal naar die organisaties te stromen. Naarmate de sector groeide en de budgetten toenamen, begonnen er vetes te ontstaan tussen verschillende polen in de sector. Allianties werden gevormd en politieke conflicten werden uitgevochten om geld en territorium. Politieke partijen namen deze gesubsidieerde structuren onder hun vleugels en elke partij probeerde zo een eigen klantennetwerk op te bouwen die ze later als stemmen verzilverden.

En hoewel sommige van deze organisaties werden geleid door individuen die vanuit principes en idealen handelden en meer deden dan ze geacht werden te doen met de middelen die ze kregen, waren de meeste van deze organisaties gewoon bezig met hun eigen zelfbehoud en met het behoud van de postjes die ze creëerden voor hun leiders en de jobs van hun werknemers. U kunt zich voorstellen hoe de zelfbehoudende agenda van dergelijke organisaties de inhoud zou beïnvloeden.

Tegen het einde van het eerste decennium van de 21ste eeuw, en om zich aan te passen aan de steeds dominantere marktlogica, dachten sommige mensen dat een rebranding van de integratiesector en de sociale sector als geheel, naar social profit, een intelligente zet was. Binnen dezelfde logica gingen sommige organisatoren van vzw’s zichzelf sociaal ondernemer noemen, of social entrepeneur zoals het zo mooi heet in het Engels.

Sihame El Kaouakibi (Open Vld).Beeld Joris Casaer

Deze evolutie, als je deze als zodanig wilt zien, was niet alleen semantisch. Ze ging gepaard met een conceptuele verschuiving en werd later gevolgd door een juridische verschuiving, waardoor een grijze zone ontstond waar winstgevende activiteiten konden worden uitgevoerd binnen een vzw. Terwijl sommige “sociale ondernemers” zich aan de regels hielden en enkel de vruchten van de titel genoten op puur symbolisch niveau, namen anderen de semantiek ter harte en begonnen ze zichzelf te zien als echte ondernemers, hun vzw’s als ondernemingen en de subsidies als omzet en kapitaal. Sommigen trokken dit naar een hoger niveau en begonnen hybride constructies te creëren die profit en non-profit combineerden met als doel winst te maximaliseren en hun eigen vermogen te vergroten.

Sihame El Kaouakibi  is een van de meest succesvolle voorbeelden van dergelijke hybride sociale ondernemers. Of ze iets illegaals heeft gedaan, is aan de rechter om te beslissen. Wel al duidelijk is dat ze dingen deed die moreel twijfelachtig zijn. En Let’s Go Urban is slechts het topje van de ijsberg. Het sociaal ondernemerschap bloeit en de sector groeit en de modus operandi wordt met de dag creatiever.

Het is tijd om komaf te maken met deze malafide huichelarij. Organisatoren bij vzw’s zijn geen ondernemers en moeten niet als ondernemers handelen. Dit zouden mensen moeten zijn die worden gedreven door idealen en een non-profitlogica. Als ze dit niet leuk vinden, en ze willen ondernemer worden, geweldig, maar dan moeten ze hun eigen kapitaal investeren, een bedrijf starten en geen vzw, en risico’s nemen. Dan mogen ze zichzelf ondernemer noemen. Als ze dat willen, brengen ze uiteraard sociale accenten en doelen aan in de activiteiten van hun eigen bedrijf. Dat, en alleen dat, is sociaal ondernemerschap.