Direct naar artikelinhoud
InterviewMarjan van den Brom

‘We waren blij om terug te keren naar België. Hier krijgen we meer respect’

Marjan Andringa, vrouw van Racing Genk-trainer John van den Brom.Beeld Geert Van de Velde

‘Hij wil elke wedstrijd winnen, maar deze zéker, dus hij heeft wat veranderd.’ Terwijl coach John van den Brom (54) een zwierige draai geeft aan het roer van KRC Genk – een schip in woelig water – voor de bekerderby tegen Sint-Truiden (met succes: Genk zal met 1-0 winnen), word ik ontvangen door de vrouw die getuige was van elke nederlaag, elke draw en elke zege. Marjan Andringa (54) was er vóór de profcarrière, en is 35 jaar later nog steeds zijn trouwe T1. 

Na een vliegende start is het sinds Nieuwjaar knokken geblazen voor het Genk van John van den Brom. In zijn huwelijk zijn de wittebroodsweken evenwel gewoon blijven duren. Marjan heeft vertrouwen in beide.

Marjen van den Brom: “Na regen komt zonneschijn. In het begin ging het goed met Genk. Er moet nu iets gebeuren om de neuzen weer in dezelfde richting te krijgen, maar dat zál gebeuren, daar gelooft John rotsvast in. Positief zijn is zijn vak. Als je bang bent om een wedstrijd te verliezen, ga je ze niet winnen. John hééft dat onverzettelijke optimisme. Tegelijk moet je nuchter kunnen blijven. Het voetbalwereldje is soms zo wispelturig: als John zijn volgende twee wedstrijden wint, loopt iedereen weer de polonaise te dansen.”

Nu kan het niet, maar ga je anders naar de wedstrijden kijken?

“Ik ga naar elke thuiswedstrijd van John. En zoveel mogelijk naar de uitwedstrijden – als ik iemand meekrijg. En anders kijk ik op tv. Ik heb duizenden wedstrijden gezien en ik ken er nog altijd niks van.” (lacht)

Bevalt het leven hier in Genk?

“Zeker. De mensen zijn vriendelijker dan in Nederland, heb ik de indruk. John is bang dat ik me verveel, maar voorlopig gaat dat nog. Al zal ik blij zijn als de sportscholen weer opengaan. Het is momenteel te koud om te gaan hardlopen. Intussen heb ik me opgegeven voor vrijwilligerswerk in het vaccinatiecentrum in de Limburghal en in het ZOL (Ziekenhuis Oost-Limburg, red.). Koffie schenken, voorlezen, huilbaby’s troosten, met mensen gaan wandelen... Dat lijkt me wel wat. Normaal werk ik in Amersfoort in een sportschool, maar dat gaat nu even niet.”

In het voetbal leid je per definitie een nomadisch bestaan, maar jullie zijn honkvast. Amersfoort laat jullie niet los.

“Wij wonen al 23 jaar in hetzelfde huis. Maar dat is het voordeel van midden in het land te wonen: binnen de drie kwartier ben je overal. Ik ben er ook niet rouwig om dat Johns carrière zich integraal – dat ene geweldige jaar in Istanbul niet te na gesproken – in Nederland en België heeft afgespeeld. Wij kunnen echt niet lang zonder onze kinderen, en ook niet zonder Johns moeder en mijn zus. Hier in Genk zitten we helemaal perfect. Het voelt aan als thuis.”

Johns vrienden omschrijven hem als emotioneel en passioneel, met een groot relativeringsvermogen en weinig Hollandse branie.

“Dat klopt eigenlijk wel. John is een man die zijn emoties kan tonen, in blijdschap én in verdriet – soms ook in woede. Als een scheidsrechter hem weer eens een groot onrecht heeft aangedaan, bijvoorbeeld.” (lacht)

Zoals een jaar geleden, bij Utrecht, toen hij een speeldag schorsing kreeg omdat hij de scheidsrechter een lul had genoemd.

“Ja, maar wat ze daar niet bij zeggen, is dat die scheidsrechter ook foute dingen naar John had geschreeuwd. Onze dochters en ik hebben John achteraf wel een uitbrander gegeven: je moet je kunnen inhouden.”

“Hij wordt niet zachter met de jaren, die felheid blijft erin zitten. Maar ergens begrijp ik het ook wel, die opwelling in het heetst van de strijd. Dat is iets mannelijks. Op het veld kunnen ze elkaar verrot schelden, maar in de kleedkamer is het weer over – bij vrouwen ben je er zo snel niet klaar mee.”

Kan John verder goed tegen zijn verlies?

“Nee, zelfs niet tijdens gezelschapsspelletjes. Dan speelt hij vals. Hij móét het koste wat het kost winnen, zelfs tegen zijn eigen dochters.”

Zie je meteen aan John wat het resultaat van de match is geweest?

“O, ja. Hij komt nooit boos thuis, maar hij brengt wel de sfeer mee: als het niet goed is, dan wordt er die avond wat meer gezwegen.”

‘John is best fier dat hij Dries Mertens gecoacht heeft bij AGOVV. Als hij hem tegenkomt, vliegt hij ’m om de nek.’ (Foto: Mertens en Van den Brom in 2009)Beeld PRO SHOTS

KOORTSIG WACHTEN

Hoelang zijn jullie al samen?

“35 jaar.”

En hoeveel van die tijd was John professioneel met voetbal bezig?

“35 jaar. (lacht) Wij kregen verkering in januari 1986, op 1 juni begon hij bij Vitesse te voetballen.”

“We zaten al anderhalf jaar bij elkaar in de klas, in de opleiding detailhandel: ik specialiseerde in parfumerie en kleding, hij in sport en schoenen. Ik vond hem wel spontaan, maar ik kende hem verder niet. Tot we in ons tweede jaar vlak voor de kerstvakantie met de klas naar een zwemparadijs gingen. Ik heb de héle avond met ’m zitten kletsen. Toen ik hem daar zo zag, dacht ik: nou, best wel een leuke jongen.”

Hoe verliep de eerste date?

“Ik zou hem oppikken in de sportwinkel waar hij in het weekend bijkluste. Ik kwam daar aan tegen vieren: hij had de hele dag koortsig zitten wachten, tot hij dacht dat ik niet meer zou komen opdagen – wat natuurlijk de bedoeling was.” (lacht)

Herinner je je nog de eerste wedstrijd die je van hem zag?

“Nee. Ik herinner me wel de gezellige tijden rónd het voetbalveld: ik was jong, er waren nog geen kinderen en elke wedstrijd bekeken we met alle spelersvrouwen samen. Van het voetbal zagen we niet veel. Niemand wilde achter ons komen zitten: mannen werden gek van ons gekakel.”

Wat waren je verwachtingen toen hij prof werd bij Vitesse?

“Ik geloof niet dat ik daar ooit bij heb stilgestaan. We hadden toen zes maanden verkering, we waren vooral onbezorgd.”

Hoe zou jij zijn spelerscarrière omschrijven: net niet de échte top bereikt of alles eruit gehaald wat erin zat?

“Ik denk het tweede. Dé top was natuurlijk die twee seizoenen bij Ajax, ook al zat hij er vaak op de bank. Hij heeft er speciale dingen meegemaakt, zoals de Champions League-overwinning in 1995. Bovenal heeft hij plezier gehad, en dat zou ik altijd verkiezen boven een carrière bij Real Madrid of Liverpool als je daar niet gelukkig bent.”

“Ik denk dat hij de ultieme jongensdroom heeft zien uitkomen. Toen ik hem leerde kennen, speelde hij nog als amateurvoetballer bij AFC Quick 1890. Daarvoor had hij zijn hele jeugd op een nóg lager niveau gespeeld: bij APWC, waar zijn moeder achter de bar stond en zijn oma de klusjes deed.”

Kom jij net als hij uit een voetbalfamilie?

“Helemaal niet. Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader een timmerman die veertig jaar lang voor de Nederlandse Spoorwegen heeft gewerkt. Hij was een tevreden man: hij ging fluitend naar zijn werk en kwam fluitend thuis. Als we op vakantie gingen, dan bouwde hij zandkastelen met ons, terwijl m’n moeder in de zon lag. Dat was een stilzwijgende afspraak: zij zorgde het hele jaar voor ons, dus op vakantie konden ze allebei op hun manier tijd inhalen.”

John van den Brom en zijn eega Marjan Andringa.Beeld Geert Van de Velde

“Mijn vader is op zijn 72ste gestorven, veel te vroeg. Gisteren was het op de dag af veertien jaar geleden: ik ben een kaarsje voor hem gaan branden. Hij was niet ziek, hij lag gewoon op een dag dood in bed: een aneurysma. ‘Als ie had mogen kiezen, dan wel zo,’ zei mijn moeder. Ervanonder muizen zonder moeilijk te doen, zeg maar. Mijn vader komt uit Friesland en de Friezen staan bekend als stugge mensen. Dat was mijn vader niet, maar hij was wel correct: hij zou bijvoorbeeld nooit door het rode licht fietsen. Dat heb ik ook wel een beetje. Als hij had geweten dat hij ging sterven en van iedereen afscheid moest nemen, had hij dat alleen maar vervelend gevonden. Ooit zei hij tegen m’n moeder: ‘Als er wat gebeurt met me, dan red jij het wel met de meiden.’”

Was je moeder tevreden als huismoeder?

“Dat denk ik wel. Ze was behulpzaam, ging vaak boodschappen doen voor bejaarden die slecht te been waren. Ze sportte graag, had veel vriendinnen, was er altijd voor ons. Ik herinner me vooral onbekommerd geluk.”

NEDERLANDS GEZEIK

Heb jij voor John gekozen omdat je wist dat hij het ging maken, of heeft hij het gemaakt omdat jij er altijd was voor hem?

(lacht) “Het was zeker dat tweede: ik heb gekozen voor een jongen in m’n klas, niet voor een chique voetballer.”

“John heeft het niet door mij gemaakt, maar ik heb hem wel de kans gegeven. Als ik een grote carrière had geambieerd, waarbij ík had moeten verhuizen, dan was het natuurlijk wel lastig geworden.”

Heb je het gevoel gehad dat je jouw carrière tegen de zijne moest afwegen?

(wuift weg) “Ik héb geen carrière. Ik heb ook geen opleiding tot advocaat of dokter gevolgd, hè, wel één voor receptionist. De enige belemmering die ik voelde, was dat mijn werkschema moeilijk af te stemmen was op dat van John, omdat hij zo’n onregelmatige job heeft. Maar dat is alles.”

“Ik vind mijn werk bij de sportschool gewoon leuk. Het is iets dat alleen van mij is, en ik voel mij er thuis tussen mijn collega’s. Ik kan er zo weer beginnen als corona eenmaal is gaan liggen, en dat is een leuke gedachte. Het voetbal is Johns wereld, de sportschool die van mij.”

Tijdens het kijken naar Duivelse vrouwen, waarin Kat Kerkhofs op bezoek ging bij vrouwen en vriendinnen van Rode Duivels, schrok ik soms. Veel van die jonge voetballers hadden er geen probleem mee om hun eega’s hun ding te laten doen ‘zolang er maar eten op tafel stond na de training’.

“Dat heeft John gelukkig nooit geprobeerd. (lacht) Ik ben zijn vrouw, niet zijn persoonlijke kokkin en dienstmeid. Dat is toch een beetje prinsjesgedrag: ‘Ik breng het geld binnen, dus jij brengt me mijn pantoffels!’ John is geen koning.”

Is hij nooit, toen hij bijvoorbeeld dé man werd bij Vitesse door de club naar de Eredivisie te loodsen, naast zijn schoenen gaan lopen?

“Nee, als er één sleutelwoord is dat ons verbindt, dan wel nuchterheid. We zijn nooit wat tekortgekomen als kind, maar zijn ook niet in luxe opgegroeid. John kreeg de oude winterjas van de ene en de roestige fiets van de andere broer. Een leuze waarin ik me wel kan vinden, is ‘doe maar normaal’. Zo hebben wij ook onze dochters opgevoed.”

Wil dat zeggen dat John nooit een aanbieding uit pakweg China of Dubai zou aanvaarden?

“Hij hééft weleens zo’n aanbieding gekregen, maar daar gaat hij nu niet op in, omdat hij volop voor het sportieve gaat. Nu, ooit zou ik zo’n uitstapje wel zien zitten: als uitdaging, niet voor het geld. In Dubai wil je best een jaartje wonen, toch?”

Zijn er clubs waarvoor John het koste wat het kost nog wil werken?

“Nee. We hebben de laatste jaren wél vaak gezegd: ‘Zouden we niet eens terug naar België kunnen? Het was er zo leuk!’”

Ik heb hem weleens horen zeggen dat hij zich in België meer gerespecteerd voelt dan in Nederland.

“Ik denk dat het ook zo ís. Respect is hier sowieso belangrijker. Kijk naar de coronamaatregelen: mensen zetten gewoon hun mondmasker op, klaar. In Nederland is het allemaal ‘anti’. Die rellen, waar ging dat over?”

In Nederland is de kritiek op John feller. Aad de Mos beweerde destijds dat hij het voetbal van Anderlecht verneukte, analist Johan Derksen noemde hem ‘een flapdrol en een zeurpiet’...

“Verschrikkelijke vent, die Derksen! Hij is een soort verkapte Sinterklaas die een lijstje heeft met namen van zijn vriendjes en een lijstje met mensen die hij niet kan uitstaan. John staat, net als pakweg Louis van Gaal, op dat tweede lijstje en kan dus bij voorbaat niks goed doen. ‘Gezeik uit Nederland,’ noemt John het. Mensen vragen soms: ‘Heb je dát gezien op tv?’ Maar wij kijken al lang niet meer naar die dingen.”

‘We waren blij dat we naar België konden terugkeren. We voelen hier meer respect. Kijk naar de coronamaatregelen: mensen zetten gewoon hun mondmasker op, klaar.’Beeld Geert Van de Velde

DE MENS VAN GAAL

Wat was voor jou het absolute hoogtepunt van Johns spelerscarrière?

“Misschien wel die Champions League-trofee van Ajax. Toen we met het vliegtuig terugkeerden naar Amsterdam, stonden de supporters al te wachten op een groot plein. Toen we daarover vlogen, zei de kapitein: ‘Ik zal ze even begroeten!’ Waarop hij met het vliegtuig begon te schommelen. Later voeren we met bootjes over de grachten: overal stond het afgeladen vol, de Wallen ontploften. Als ik daar nu filmpjes van terugzie, krijg ik nog altijd kippenvel.”

Nochtans zat John tijdens die finale in de tribune. De coach was Louis van Gaal. John zei naar verluidt tegen hem: ‘Klote voor mij, trainer, maar je moet doen wat je moet doen: zie dat je wint.’

“Voetbal is een ploegsport: als je alleen aan jezelf denkt, heb je daar niets te zoeken.”

Van Gaal was degene die hem in ’93 naar Ajax haalde, voor wat toen een Nederlands recordbedrag was van 3 miljoen gulden. John noemt hem de rode draad in zijn voetballeven.

“Van Gaal is een fascinerende, leuke vent. Het beeld van de arrogante man met de rare uitspraken, dat is alleen maar zijn buitenkant. Als hij aangevallen wordt, kan hij fel uit de hoek komen. Maar als mens is hij fantastisch. Als één van zijn jongens niet goed speelde, spelde hij hem nooit de les. Nee, hij sloeg zijn arm om ’m heen en ging uitpluizen wat er mis was: wat als die jongen thuis met een ziek kind zat? Dat vond ik zo bijzonder aan Van Gaal. John heeft een hoop van hem geleerd.”

Wist hij altijd al dat hij coach wilde worden?

“Ja, altijd. Misschien ook omdat hij niet kon bedenken wat hij ánders zou willen doen.” (lacht)

Wat vind jij zijn grote sterkte?

“Zijn empathie. Hij kan zich goed in mensen verplaatsen. Als hij iemand wisselt, dan wéét hij hoe vervelend dat is.”

Zijn eerste klus als hoofdtrainer kreeg hij bij AGOVV, waar hij onder meer Dries Mertens en Nacer Chadli onder zijn hoede kreeg. Zijn er bepaalde spelers die hij gecoacht heeft op wie hij extra fier is?

“Als hij Dries Mertens ergens tegenkomt, dan vliegt hij ’m om de nek.”

Via ADO Den Haag maakte hij in 2011 een omstreden overstap naar Vitesse, de club van zijn hart. Dat is jammer genoeg een nogal bitter verhaal geworden, dat al na één jaar ophield.

“In die tijd liep daar nog ene Merab Zjordania rond, een Georgiër van wie wij dachten dat hij de clubeigenaar was. In het begin liep dat contact leuk. Tot hij op een gegeven moment wilde dat John enkele spelers in het elftal zette die van satellietclub Chelsea kwamen. John vond die jongens niet goed genoeg, en hij weigerde. Omdat die man maar blééf aandringen, zei John: ‘Ga zelf maar op de bank zitten, ik doe het niet.’ Dat heeft tot zijn ontslag geleid.”

“Achteraf bleek die Zjordania ook maar een soort marionet te zijn van die man van Chelsea (de Russische miljardair Roman Abramovitsj, red.). Heel vals allemaal. Nu, Johns clubliefde voor Vitesse heeft er niet onder geleden.”

Is dat niet altijd het lot van een voetbaltrainer? Je komt door de grote poort binnen, maar je vertrekt door de achterdeur.

“Bij AZ (de club die Van den Brom coachte na Anderlecht, red.) niet. Daar wist hij na vijf jaar dat het zijn laatste seizoen zou worden, en heeft hij een heel waardig afscheid gekregen. Zo kan het dus ook.”

Bij Anderlecht was het afscheid minder feestelijk. Toch spreekt hij meestal zonder rancune over de club, zelfs met de nodige affectie.

“Dat we een leuk leven hebben gehad in Waterloo, waar we toen gehuisvest waren, maakt een hoop goed. Zijn eerste jaar is hij ook kampioen geworden. Het tweede jaar is iets anders: hij werd net voor het begin van de play-offs ontslagen. (Fijntjes) Terwijl ze er volgens mij toch niet héél belabberd voor stonden, want ze zijn nog kampioen geworden. Dat ontslag kwam als een donderslag bij heldere hemel.”

Is er wat tijd moeten passeren voor hij weer met warme woorden over Anderlecht kon spreken?

“Nee. Hij had altijd een erg intensief contact met Herman Van Holsbeeck (toenmalig Anderlecht-manager, red.). Fantastische man. Via WhatsApp hebben ze nog weleens contact, hij heeft John ook proficiat gewenst met zijn aanstelling bij Genk. Herman kon er ook niks aan doen. En over de club zelf heeft John nooit negatieve gevoelens gehad.”

Hoe was de Anderlecht-periode voor jou?

“Ik was er graag, zeker omdat ik daar telkens even kon ontsnappen aan thuis. In Nederland zorgde ik toen voor mijn zieke moeder, die een hersenbloeding had gekregen en verlamd was. En als ik dan een paar dagen naar John ging, kon ik mijn batterijen weer opladen.”

Wat deed je zoal voor je moeder?

“Na haar verlamming kon ze helemaal niks meer. Ze ademde nog wel, maar haar leven was eigenlijk gedaan: ze kon niet meer eten, naar het toilet gaan... Nou, dan houdt het wel op. Haar tijd in het verpleeghuis was verschrikkelijk. Ze had alleen maar pijn. Ik heb het mijn moeder zo plezierig mogelijk proberen te maken door er twee keer per dag voor haar te zijn. Ik zorgde dat ze netjes in haar kleren zat, dat haar haar goed lag, dat haar tanden gepoetst waren. Dat ze zich nog een beetje méns kon voelen.”

“Twee jaar heeft ze het volgehouden, tot ze in januari 2015 is overleden. Op een bepaald moment leefde ze alleen nog voor mij en m’n zus. Omdat ze dacht dat wij niet zonder haar konden. En op het moment dat mijn zus zei: ‘Het is goed, mama, je mag gaan. Wij redden het wel,’ tóén pas zei ze voor het eerst: ‘Ik kan niet meer. Ik ben op.’ Ze moest dat blijkbaar horen. Je zult je kinderen wel nooit helemáál kunnen loslaten. Al heb ik daarna tegen mijn meiden gezegd: ‘Als dit ooit met mij gebeurt, trek er dan maar snel de stekker uit.’ Het minimum voor een menswaardig leven is dat je je eigen billen kunt afvegen.”

‘Johns voorbeeld is Louis van Gaal. 'Als zijn jongens slecht speelden, sloeg hij een arm om hun schouder. John heeft veel van hem geleerd.’Beeld Geert Van de Velde

ALLES KAPOT

Naast de aftakeling van je moeder kreeg je zelf ook af te rekenen met een loodzware diagnose: borstkanker.

“Die kwam er twee maanden voor het overlijden. Al wil ik daar niet te gewichtig over doen. Wat mij overkwam, daar kon ík voor vechten, maar ik kon niet vechten voor m’n moeder. Ze heeft godzijdank nog mogen horen dat het goed met mij ging.”

Hoe ging John ermee om?

“Ikzelf ben positief. Toen ik de diagnose kreeg, zei ik: ‘Dat varkentje wassen we wel even.’ Zo ben ik opgevoed. De beuk erin. Maar John is best wel een emotioneel mannetje. Hij was zo van slag dat hij me in zijn dromen al aan het begraven was, denk ik (lachje). Hij – in zijn vak een geharde optimist – was zo angstig dat het een paar weken lang met hem aan de haal dreigde te gaan. Ik heb hém er toen door moeten sleuren. Maar verder was hij zoals je wilt dat iemand voor je is: bezorgd en zorgzaam. Hij ging mee naar elke afspraak.”

Wanneer kreeg je het nieuws dat je genezen was?

“Tien dagen na mijn borstamputatie. Ik zei tegen de chirurg: ‘Bespaar me de analyse: als ik de uitslag kom halen, dan wil ik metéén weten of het goed of slecht is.’ Toen John en ik enkele dagen later langsgingen, zag ik hem al in de gang staan met een brede grijns: ‘Het is in orde!’”

“Eén van de eerste dingen die ik vooraf tegen John had gezegd, was: ‘Als het borstkanker is, dan mag die borst er van mij gelijk af: weg ermee!’ Ik was alleen maar opgelucht toen het gebeurd was. Als ik in de spiegel kijk, is het misschien minder mooi, maar ik ben tenminste gezond.”

Zie je voor jullie ooit een toekomst zonder voetbal?

“Op een dag zal hij wel stoppen. Maar wie weet krijgen we wel kleinkinderen: dan gaat hij zeker met hen naar het stadion. Dat vind ik best.”

Wat doet John samen met jou?

“We fietsen veel. Hier in Limburg zijn zoveel mooie routes. In Bokrijk hebben we door dat fameuze water gefietst. Wandelen is moeilijker: John is niet heel sterk meer in zijn benen. Een wandeling van 10 kilometer lukt hem niet. Alles is kapot, vooral zijn knieën.”

Als je één ding mag kiezen, wat zou je dan aan hem veranderen?

“Zijn buikje, maar laat me dat maar niet zeggen. (lacht) Nee, doe maar nieuwe benen. Ik vind het jammer dat hij niet sportief is, maar dat ligt aan zijn lijf: verrot, noem ik het. Hij heeft zijn middenvoetsbeentjes gebroken, hij loopt scheef, zijn knieën zijn kapot, waardoor zijn heupen ook niet meer recht staan... Alleen padel doet hij nog, maar zelfs dat kan ie niet echt lang meer volhouden. Misschien dat hij nog wel andere dingen zou kunnen, maar hij heeft daar vaak de fut niet meer voor als hij ’s avonds thuiskomt.”

Wat brengt hem tot rust?

“Thuis in Amersfoort heeft hij een vijver vol koikarpers. Vindt hij geweldig. Gewoon wat kijken, schoonmaken en ermee bezig zijn. Vooral in de zomer: dan kan hij een hele dag, met de barbecue die op de achtergrond smeult, aan die vijver zitten.”

“We hebben ook een kleine sloep. Als we ’s zomers een vrije dag hebben, gaan we varen. Ik ben dat snel zat, maar John kan een hele dag op het water dobberen.”

Wat zijn zijn ambities nog als trainer?

“Hij zou nog een paar mooie prijzen willen halen, het liefst van al met Genk.”

Zal hij zijn contract afmaken?

“Als het van hem afhangt: zéker. Dat loopt tot 2023 en op de persconferentie zeiden ze dat ze van hem de langstzittende trainer van de club willen maken. Dat zien wij allebei zitten: we hebben het hier hartstikke naar onze zin.”

Tot slot: hoeveel punten op tien geef je die 35 jaar huwelijk?

“Dat gaat toch helemaal niet, joh. (lacht) Maar een knap cijfer alleszins: we hebben een leuk leven. John is een goeie vader, de meiden zijn echt gek op ’m, en ook als koppel hebben we het prima samen. John is een lieve man. Niet altijd vrolijk – dat nu ook niet – maar wel altijd góéd.”

© HUMO