Direct naar artikelinhoud
ReportagePausbezoek

Bij zijn bezoek aan Irak gaat de paus bidden in de geboorteplaats van Abraham, maar kan hij daar de waterleiding ook repareren?

Paus Franciscus geeft een witte duif de vrijheid. De kerkleider bracht een driedaags bezoek aan Irak.Beeld AFP

Het kraakverse asfalt dampt nog als paus Franciscus arriveert in Ur, de Irakese geboorteplaats van aartsvader Abraham. ‘Dank u voor de nieuwe weg, vader paus’, klinkt het in de supermarkt. Meer dan elders in Irak heeft de bevolking hier te maken met een corrupte overheid. ‘We hopen dat Zijne Heiligheid ons helpt met het water. Hij is onze laatste hoop.’ 

Dit weten ze in het dorp aan de voet van de veronderstelde geboortestad van Abraham: die ene bezoeker komt. De buitenlandse bezoeker. Het verhaal gaat dat hij christelijk is. Hij zal naar de oude tempel gaan, vlak buiten het dorp. “We hopen dat de bezoeker ook hier stopt”,  verzucht Bushra Salman vanachter de sluier die haar gehele gezicht bedekt.

Want dit staat vast: de buitenlandse bezoeker is een machtig man. Hij is nog niet eens gearriveerd. Toch verricht hij nu al wonderen hier. Langs het dorp rijden stoomwalsen af en aan. Op de dag voor de komst van de bezoeker wordt de zandweg in het dorp geasfalteerd. Jaren hebben de inwoners erom gesmeekt. Nooit gaf de overheid gehoor. En ineens, minder dan 24 uur voor de komst van de buitenlander: dampend zwart asfalt. Nu is de grote vraag: zal deze buitenlandse bezoeker hier straks ook voor water zorgen? 

Geen kerk

Het was afgelopen weekend een surrealistische stop tijdens de reis van paus Franciscus door Irak: zijn bezoek aan Ur, een archeologische opgravingssite diep in het sjiitische achterland van Irak. Kerken zijn hier niet. De handvol christelijke families die nog in de omgeving wonen, kunnen niet laten blijken dat ze christelijk zijn – dat is hier gevaarlijk. Dit is een wereld van moskeeën en vlaggen met de beeltenis van de sjiitische heilige imam Ali.

Toch is Ur, en niets anders, de eigenlijke reden dat de paus naar Irak komt. In 1999 besloot de toenmalige paus, Johannes Paulus II, dat hij wilde bidden bij de geboorteplaats van aartsvader Abraham. Volgens sommige archeologen is dat Ur in Irak, een Sumerische stad van ongeveer zesduizend jaar oud.

De tijdgeest was toen anders. De aanslagen van 9/11 moesten nog plaatsvinden. Irak werd met harde hand geregeerd door dictator Saddam Hoessein. Wie krantenartikelen uit die tijd terugleest, krijgt niet de indruk dat de toenmalige paus de hand wilde reiken aan moslims. Hij leek evenmin bezorgd over het welzijn van Irakese christenen. De kerkvader wilde gewoon eens bidden in Ur. De Ziggurat, een tempel met fundamenten uit de bronstijd, brengt daar al duizenden jaren bezoekers in vervoering.

Indertijd lag Saddam Hoessein dwars. Daarna raakte het land in een vrije val. De reis werd ruim twintig jaar uitgesteld. En zo stapt de paus uit het vliegtuig in het Irak van 2021.

Ur ligt midden in de provincie Dhi Qar, vlak bij de stad Nasiriya, al anderhalf jaar een bolwerk van protest tegen de Irakese regering. Alleen al de afgelopen weken zijn zeker negen demonstranten doodgeschoten door de politie en veiligheidsdiensten. Meer dan waar ook in Irak is de overheid hier synoniem aan sjiitische milities, ongewenste inmenging uit buurland Iran, verdwijningen en corruptie.

Warm asfalt 

Zo kan het gebeuren dat de twee dorpen die uitkijken op de tempel van Ur, Abdelrazaq en Abu Shuweish – op de kaart heten ze anders, maar de kaart klopt niet, zeggen bewoners – al jaren geen stromend water meer hebben. Onder Saddam Hoessein liep hier een waterleiding. Dat was toen normaal in Irak. Tijdens de Amerikaanse invasie in 2003 is de leiding gesneuveld. Sindsdien kijkt niemand meer om naar de inwoners.

Maar nu komt de paus. Een buitenlander die het onmogelijke kan realiseren. Kijk naar het nog warme asfalt op de doorgaande weg. “Dank u voor de nieuwe weg, vader paus!”, klinkt het voor de supermarkt in Abu Shuweish, het dorp van de twee dat het verste verwijderd is van de tempel van Ur. Zal hier dankzij de kerkleider straks ook weer water uit de kraan komen?

“We hopen dat Zijne Heiligheid ons helpt met het water”, zegt Walid Nazer, een vrachtwagenchauffeur die werkloos is, net zoals zo’n beetje de halve provincie. “Hij is onze laatste hoop. De overheid belooft hier van alles, maar doet niets.”

Een gouden buste van de paus siert een rotonde in Nasiriya. In deze stad met fraaie dijken langs de rivier de Eufraat zijn de protesten even gesmoord. Vlak voor het bezoek van de kerkleider is de plaatselijke gouverneur afgezet door de Irakese premier Mustafa al-Kadhimi. Maar de onvrede broeit. Werkloze jongemannen verdringen zich in het centrum. Ze vertellen over machthebbers met grote zakken waarin het geld wegvloeit. Hun vrienden zijn bij demonstraties doodgeschoten.

In een even moedig als ontroerend boek getiteld Helden van Nasiriya zijn maar liefst 108 omgekomen demonstranten geportretteerd. Mannen van net in de twintig, soms nog tieners. Ze kwamen om bij protesten tegen de Irakese regering in 2019 en 2020. Alles wijst erop dat ze zijn doodgeschoten door politie en veiligheidsdiensten.

Jonge activisten 

De auteurs van het boek, zelf jonge activisten, dachten dat het onderhand afgelopen zou zijn met het omleggen van politieke tegenstanders. Maar in februari volgde een nieuwe explosie van geweld. “Als hij iets ouder was geweest, had ik het nog kunnen begrijpen, maar hij was een kind”, snikt Zahra Mohammed, moeder van de 14-jarige Sajjad Ali. Ruim een week geleden werd haar zoon doodgeschoten bij een demonstratie.

“De politie schoot hem dood, de politie in Nasiriya heeft banden met milities”, zegt een familielid. Die kan het weten: hij is zelf politieagent.

De paus wordt hier ontvangen als een man die een kentering teweeg kan brengen. Bij aankomst in Irak toonde de kerkleider zich meteen kritisch over corruptie. Wie weet wat hij nog meer in petto heeft. “We hopen dat hij zich uitspreekt over het geweld”, zegt gepensioneerd docent Jabbar Jazz op een caféterras waar de intelligentsia van Nasiriya koffie drinkt. “Maar hij is religieus”, protesteren zijn vrienden. “Alle religies wijzen geweld af”, stelt Jazz.

Rondom Ur beginnen ze te dromen. Stel je voor dat het bezoek van de paus het massatoerisme op gang brengt. De Europese pelgrims. De touringcars over de nieuwe asfaltweg. De werkgelegenheid. “We willen dat Ur voor christenen wordt wat Mekka is voor moslims”, ontvouwt Qais Khadem al-Manched, zo’n beetje het dorpshoofd van Abdelrazaq, zijn plannen.

Maar eerst de lokale overheid zover krijgen dat er water uit de kraan komt, voor het eerst in bijna twee decennia.

Spandoeken

Op zaterdag, als de paus komt, wapperen spandoeken langs de pas geasfalteerde weg. “De nakomelingen van Abraham sterven van de dorst”, luidt een van de teksten in het Arabisch en Engels. Helaas: de paus en zijn gevolg zien het niet. Het pauselijke vliegtuig landt op de luchtmachtbasis pal naast de opgravingen van Ur. De nieuwe weg wordt alleen gebruikt door het leger.

Walid Nazer, de werkloze chauffeur, begint tegen beter weten in aan een expeditie naar Ur. Hij hoopt de paus te spreken. Het leger stuurt hem terug. Tot overmaat van ramp laat het hoofd van het lokale waterbedrijf weten niet verantwoordelijk te zijn voor de problemen met het water – een onvervalst staaltje Irakese logica. “We kunnen niets meer doen.”

Na afloop van de gebedsdienst staat Ali al-Msair aal Dahab, een lokale tribale leider, bijna schuimbekkend voor de buis. “Al die infrastructuur voor de paus wordt weer verwijderd. Het nieuwe asfalt op de weg is van slechte kwaliteit. Volgend jaar ligt dat er niet meer. En wij zitten nog steeds zonder water.” Net zo plotseling als het gekomen is, verdwijnt het vliegtuig met de buitenlandse bezoeker weer.