Direct naar artikelinhoud
InterviewChristian Wijnants

Museum wordt catwalk: achter de schermen bij ontwerper Christian Wijnants

Christian Wijnants aan het werk in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen: ‘Financieel was het een zwaar jaar. We zijn heel flexibel en ­inventief moeten zijn. Maar kijk: we staan er nog.’Beeld Marleen Daniëls

Slow fashion meets slow renovaties: ontwerper Christian Wijnants (44) mocht het lege Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen gebruiken als setting voor zijn nieuwe collectie. Voor een ode aan tijdloosheid en schoonheid. ‘Het is moeilijk om lief te blijven in een harde business.’

Aan een zwarte gietijzeren poort bel je het gsm-nummer dat je een dag op voorhand hebt gekregen, en zo betreed je strikt verboden terrein dat afgezet is met bouwhekken. Je stapt over een bouwterrein – een zandbak, eigenlijk – en bedenkt hoe heerlijk het is om ergens te zijn waar je eigenlijk niet zou mogen zijn.

Trapje af, een deur en een gang door, en zo sta je in de catacomben van een van de bekendste gebouwen van ‘tstad’. Vanuit de gewelfde kelder start je de klim. Eerst via een kaal stenen trapje, tot in de monumentale marmeren trapzaal. En kijk: zo wandel je door de immense Rubens-loze Rubenszaal van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten.

De stilte is oorverdovend. Het zachte gepiep van je eigen sneakers doet je schrikken.

Je kijkt omhoog naar de glazen koepel die gefilterd licht over de vers geschilderde, wijnrode wanden laat stromen. De muren zijn kaal. De laatste keer dat je hier was, was dit een bestofte zaal met grijs velours tapijt aan de wand. En schilderijen, dat ook.

BIO * geboren in Brussel in 1977, volgde Latijn-Wiskunde * studeerde in 2000 af aan de modeafdeling van de  Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen * voorliefde voor breigoed * kreeg voor zijn afstudeercollectie verschillende  onderscheidingen, o.a. de Grand Prix op het Festival van Hyères * werkte o.a bij Dries Van Noten * lanceerde in 2003 zijn eerste eigen vrouwencollectie * begon in 2005 als docent tricot aan de Antwerpse Mode­academie, gaf er les tot 2011 * won de International Woolmark Prize in 2013 * opende twee jaar daarna zijn eerste eigen winkel aan de Steenhouwersvest in Antwerpen * lanceerde in 2019 een breigoedcollectie voor mannen

Ooit zullen bezoekers hier binnenstromen via de grootse entree, maar vandaag mocht een tiental mensen langs de dienstingang binnensluipen. In een hoekje van een van de verder verlaten zalen staat wat filmmateriaal en kledingrekken. Modeontwerper Christian Wijnants heeft bij grote uitzondering toelating gekregen om zijn digitaal defilé voor de volgende wintercollectie – bij gebrek aan shows in Parijs – in dit statige decor op te nemen. Voor wie ooit backstage op een defilé is geweest, is dit een bevreemdende ervaring: modeshows zijn gebalde energie, een performance van slechts enkele minuten met een explosie van bedrijvigheid achter de schermen. 

Christian Wijnants: ‘Als je een T-shirt van biokatoen maar een paar keer draagt, is daar niks duurzaams aan. Je bent pas echt ecologisch bezig als je tijdloze stukken ontwerpt, die jarenlang meegaan.’Beeld Marleen Daniëls

De opnames van dit digitale defilé nemen een hele dag in beslag en gebeuren in een haast gewijde kalmte, alsof de setting van het ‘blote’ museum dat vanzelf afdwingt. Het kleine team is perfect op elkaar ­afgestemd. De stilte wordt enkel verstoord door het gezoem van een drone, en de voetstappen van de modellen, die met hun zware houten sandalen op het visgraatparket voor een galmende beat zorgen.

Ver weg van de buitenwereld

Wijnants studeerde in 2000 af aan de Antwerpse Mode­academie, en kwam hier tijdens zijn studies vaak inspiratie opdoen, vertelt hij. Zijn liefde voor schilderkunst sijpelt wel vaker door in zijn collecties. Vorige zomer bracht hij met een kleurrijke collectie hulde aan de hedendaagse Afro-Amerikaanse schilder Henry Taylor, een jaar daarvoor vond hij inspiratie bij de portretkunst van Alice Neel. Eerder speelde hij met prints geïnspireerd op Gerhard Richter, en knipoogde hij naar Marlene Dumas. “Maar deze keer wilde ik net wegblijven van heel directe verwijzingen”, vertelt Wijnants. 

Ga gerust zelf op zoek naar de vele invloeden – die geknoopte hoofddeksels lijken zo van een Van Eyck-doek geplukt, niet? “Maar de invloed is ook subtieler dan dat. Ik wilde het gevoel opwekken van een zondagmiddag in het museum, een moment om even aan de buitenwereld te ­ontsnappen en de tijd te laten stilstaan. Die sereniteit, de veiligheid, de rust die je vindt als je je in vervoering laat brengen door tijdloze kunst. Ik ben bewust niet op internet gaan zoeken naar de schilderijen die hier normaal aan de muren hangen. Ik ben hier zo vaak geweest, dat ik eerder wilde afgaan op de impressies die de kunst in mijn ­herinnering heeft achtergelaten.”

Het museum met de lege muren wordt op die manier een sterke metafoor voor een wereld waarin we allemaal te veel verstoken blijven van kunst en schoonheid. Net als de ­meesterwerken van het museum zit ook een deel van onze leefwereld een tijdje in een kluis opgeborgen. “Als je even geen nieuwe indrukken kan opdoen, moet je in jezelf gaan zoeken naar de schoonheid van al die beelden die in je ­herinnering zijn opgeslagen”, zegt Wijnants. “Mijn vorige collectie heb ik ook zo gemaakt, puur door mijn eigen ­verbeelding aan te spreken. Omdat we niet konden reizen, liet ik me in gedachten terugvoeren naar de vakanties uit mijn jeugd.”

Zorgeloze zomers

Soms is je eigen hoofd de beste reisbestemming, zo blijkt. Wijnants’ huidige zomercollectie toont bloemmotieven met een zorgeloze seventies-vibe, als zongebleekte jeugdherinneringen, uit een tijd dat zomervakanties eeuwig leken te duren. De collectie kreeg ‘The pursuit of happiness’ als titel, terwijl ze tot stand kwam in de donkerste periode van de eerste lockdown. “Ik heb persoonlijk erg genoten van die periode, omdat ik een rust en focus vond die ik anders niet heb. Het was een revelatie, om thuis in mijn eentje urenlang ongestoord te kunnen werken. Die diepe concentratie voelde als een luxe waar ik anders nauwelijks aan toekom. Normaal is mijn leven hectisch met veel reizen en meetings, en op kantoor wordt mijn creatieve flow vaak onderbroken door tal van praktische zaken: iemand komt kleurstalen tonen, er is een gesprek met een sollicitant, een probleem met een bestelling… Dat stopt nooit. Ik heb nu eindelijk op kantoor een ‘please do not disturb’-bordje, dat ik heel af en toe aan mijn deur durf te hangen.” (lacht)

De periode van herbronning heeft hem deugd gedaan. Nu trips naar het buitenland vervangen worden door zoom-meetings, kwam er tijd vrij voor de sportfanaat om te gaan wakeboarden op Linkeroever, en voor lange wandelingen en fietstochten. “Ik woon al meer dan twintig jaar in Antwerpen en had nog nooit de tijd genomen om de ­omgeving echt te verkennen.”

Hij hoopt het tragere tempo en de sereniteit nog even vast te houden, al is ‘rust’ een erg relatief begrip in de modesector. “Dit was een uitgelezen moment voor ­introspectie, om alles nog eens aan een kritische blik te onderwerpen.” Wijnants wijst al langer op de pijnpunten van zijn sector: er is te veel, het ritme en de druk liggen te hoog. Toch houdt zelfs hij als believer in slow fashion vast aan vier vrouwencollecties en twee mannencollecties per jaar. “We hebben wel beslist om kleinere collecties te maken. Minder maar beter, dat is de opdracht, en ik denk dat de klanten dat ook toejuichen. Elk kledingstuk dat ik ontwerp moet in zekere zin ‘essentieel’ zijn. Liever één perfecte trenchcoat dan acht nieuwe jassen. Er is al zoveel dat overbodig is. Ik wil nog beter selecteren, filteren, uitpuren.”

De mode-industrie is al langer aan bezinning toe, en duurzaamheid is ondertussen een modewoord geworden. Zelfs de grootste ketens pakken uit met ecolabels, er wordt al wat vaker gewerkt met biokatoen of gerecycleerde textielvezels. Of is dat enkel slimme marketing? “Als je een ­biokatoenen T-shirt maar enkele keren draagt, dan is daar niets duurzaams aan. Alles wat je produceert of recycleert kost energie en grondstoffen. Wij werken al vanaf het begin zo duurzaam mogelijk, door het hergebruiken van stoffen, bijvoorbeeld. Maar je bent pas echt ecologisch bezig als je tijdloze stukken ontwerpt, die jarenlang meegaan.”

‘De kwaliteiten die je nodig hebt om te slagen in de mode, zoals gedrevenheid en perfectionisme, maken soms een niet zo aangename mens van je.’Beeld Marleen Daniëls

Dat geldt ook voor de kledingstukken die hij zelf het liefst draagt, zoals vandaag: een jeans die zacht is geworden door het vele dragen, een hemd met goede snit, klassieke Adidas Original-sneakers die veel kilometers op de teller hebben. “Ik zie niet in waarom je een hip kledingstuk met een print of een logo zou willen dat eventjes een must-have is en enkele maanden later aan vervanging toe is.”

Misschien heeft het iets met zijn Zwitserse mama te maken, zegt hij, respect voor het leefmilieu zit in het DNA van zijn merk. “De uitgestrekte, ongerepte natuur in Zwitserland maakte indruk op mij, toen ik als kind bij mijn grootouders op vakantie ging. Het ecologische bewustzijn was daar toen al, vijfendertig jaar geleden, in het dagelijkse leven ingebed.”

Wijnants verhuisde op zijn achttiende van Brussel naar Antwerpen, maar zijn roots – met een Belgische papa, Zwitserse mama en een opleiding aan het Athénée des Pagodes in Neder-over-Heembeek – leverde hem nog een troef op in de modewereld: hij spreekt perfect Duits, Frans, Nederlands, Engels en ondertussen genoeg Italiaans om met leveranciers te onderhandelen.

Dries aan de muur

Christian Wijnants startte zijn eigen collectie in 2003. Vandaag hangen zijn ontwerpen in meer dan honderd ­winkels, van de Verenigde Staten tot Nieuw-Zeeland, Finland en Japan. Maar zijn thuis, zijn kantoor, zijn showroom en zijn enige flagshipstore zijn allemaal in Antwerpen gevestigd, de stad waar het voor de Brusselaar allemaal begon, zelfs jaren voordat hij zelf de Modeacademie binnenwandelde. Hij vertelt hoe hij als tiener gefascineerd raakte door mode, en met grote bewondering zag hoe ‘de zes van Antwerpen’ de modewereld bestormden, eind jaren 80, begin jaren 90. “Je kan je nu nauwelijks voorstellen hoe dat ging in pre-internettijden. Nu staan de beelden van een defilé meteen online, maar toen speurde ik in de kranten naar één fotootje bij een verslag na een defilé van de Belgen. Je moest maanden wachten tot de magazines met hun modespecials kwamen bij het begin van het nieuwe seizoen, om de collecties te zien.”

“Ik knipte foto’s uit van de shows van Dries Van Noten en Ann Demeulemeester, en plakte ze thuis aan de muur van mijn kamer, en op mijn mappen voor school.” Het was de tijd van de topmodellen, ook Linda Evangelista, Kate Moss en Claudia Schiffer hingen aan de muur van de tienerkamer. “Een wel erg vreemde stijlmix als ik dat achteraf bekijk. (lacht) Ik moest duidelijk mijn eigen richting nog vinden.”

'Ik krijg echt een kick als ik toevallig op straat iemand zie lopen met een kledingstuk dat ik getekend heb. Daar doe ik dit voor.'Beeld Marleen Daniëls

“Natuurlijk had ik geen enkel idee van wat de mode­sector of de job van een ontwerper echt inhoudt. Ik kom wel uit een familie die van kunst en cultuur houdt, mijn grootmoeder was kunstenares, mijn mama deelde mijn ­interesse voor mode. Maar op school, in de richting Latijn-Wiskunde op een atheneum, vond ik met mijn passie voor mode geen aansluiting bij leeftijdgenoten. Pas toen ik op de academie terechtkwam, tussen artistiekelingen met dezelfde passie, ben ik me echt creatief gaan ontwikkelen.”

“Dat is een misvatting over de academie: studenten leren er niet één bepaalde stijl, methode of techniek, de kracht van die opleiding zit er net in dat je gepusht wordt om jezelf te ontplooien en te ontdekken wat jouw authentieke stijl is. Dat is een heftige zoektocht voor wie daar als achttienjarige binnenwandelt. Vandaag lijkt me dat voor studenten nog moeilijker, nu er een veelvoud aan prikkels en invloeden is.”

Het is dit jaar precies 40 jaar geleden dat ‘de zes’ ­afstudeerden, en hun invloed zindert na. “Zonder die Belgische rolmodellen was ik zelfs nooit op het idee gekomen om iets in de mode te doen”, zegt Wijnants. Hij werkte zelfs een jaar voor Dries Van Noten, tot hij besliste om zelf een merk op te starten. “Dries heeft me toen waardevolle raad gegeven: doe het traag maar zeker, zei hij. Slow en steady, dat past ook bij mijn temperament. Ik heb een collega ooit horen zeggen dat hij voor zijn dertigste op de cover van Vogue wilde staan. Dat leek me zo’n domme ambitie. (lacht)

“Als je een hype bent en een hoge vlucht neemt, dan kan de val ook genadeloos hard zijn. Ik wil een stevig merk en vooral een bedrijf opbouwen dat stabiel is. Ik ben zeventien jaar bezig, en we zijn mooi organisch gegroeid. Ik hoef zelf niet in de spotlights te staan, de aandacht moet vooral naar de collecties gaan. Een defilé, een shoot in een magazine, een celebrity die je kleren draagt – dat is leuk en goed voor de visibiliteit, maar niet de focus van wat ik doe als ­ontwerper. Ik krijg echt een kick als ik toevallig op straat iemand zie lopen met een kledingstuk dat ik getekend heb. Daar doe ik dit voor. Dat een vrouw uit het enorme aanbod een jurk van mij heeft uitgekozen en zich er goed in voelt.”

“Dat is ook het mooie aan mode, het zijn de klanten die de kledij tot leven brengen met hun eigen stijl en ­persoonlijkheid. Je werkt maniakaal aan een kledingstuk, en dan moet je het loslaten. Ik maak geen kleren om enkel op een model te showen.”

Mode is geen kunst, zei hij ooit. Zijn kleren moeten ­verkocht en gedragen worden, ze smeken niet om in ­museumcollecties terecht te komen. Het woord ‘concep­tueel’ zal je niet uit zijn mond horen, hoe baanbrekend het werk van zijn voorgangers op dat vlak ook was. “Kledij moet voor mij het gevoel aanspreken en niet het verstand. De esthetiek ­primeert: is het flatterend, valt de stof mooi... Natuurlijk moet je blijven verrassen en niet in herhaling vallen. Maar je vindt bij mij geen gewaagde vormexperimenten, geen truien die doormidden zijn geknipt en half ondersteboven weer aan mekaar genaaid. (lacht) Ik wil ­liever horen dat mijn ­kleding mooi en comfortabel is, dan interessant.”

Stoer maar zacht

Je kan modecollecties met veel dure adjectieven beschrijven, maar Wijnants’ werk mag je gerust ‘lief’ noemen. Er zit een zachtaardige kwaliteit in de zwierige jurken, de over­sized truien, de prints en de kleurenpracht. Of stellen we het nu te suffig en zeemzoeterig voor? “Het klopt zeker dat ik van een poëtische, romantische esthetiek hou. De wereld is al hard genoeg”, zegt hij. “Ook in de mode zie ik heel veel strengheid: strakke kleding, brede schoudervullingen, een ingesnoerde taille, dat is een heel harde, mannelijke, haast agressieve stijl. Ik vind het net heel krachtig als een sterke, stoere vrouw ook zachtheid uitstraalt.”

‘Het heeft geen zin om elke dag te checken wat er waar precies ­verkocht is. Dat kan je verlammen, angst is de slechtste motor voor creativiteit.’Beeld Marleen Daniëls Christian Wijnants

Het zijn kleren die je lijken te knuffelen, die bewegingsvrijheid en comfort bieden. Dat heeft veel te maken met het breiwerk, dat al sinds het prille begin een belangrijk deel uitmaakt van zijn collecties. Allemaal te danken aan de oude breimachine van zijn mama die hij ooit van zolder haalde. “Ik kon niet naaien toen ik aan de academie begon, had nog nooit een patroon getekend. Maar toen ik met breien begon, zag ik direct tal van mogelijkheden. Ik vind het nog altijd magisch hoe je met één draad iets kan creëren, zeker als je heel technisch met 3D-vormen gaat spelen. Het is als ­boetseren, heel tactiel. Het eindresultaat is altijd aangenaam om te dragen omdat het zich naar je lijf vormt, er is niets dat knelt of spant.”

Misschien zegt die aaibaarheidsfactor ook iets over de persoonlijkheid van de ontwerper. Of je het nu vraagt aan mensen die hem vluchtig hebben ontmoet, of aan zij die al jaren nauw met hem samenwerken. Dat hij zachtaardig is, zeggen ze allemaal. “Een schatje”, horen we. Hij lacht: “Ik ben de voorbije jaren toch harder geworden, denk ik. Dat kan haast niet anders in de modewereld. Je komt mensen tegen die heel competitief en meedogenloos zijn, omdat het een harde business is. Aardig blijven en toch niet over je heen laten lopen, dat is een moeilijke balans.”

“Om op een hoog niveau mee te draaien moet je sterk in je schoenen staan, dat leerde ik al op de academie. Ik startte met tachtig klasgenoten en vier jaar later zijn we met acht afgestudeerd. Je moet de lat hoog leggen, en dat vraagt ­op­offeringen van jezelf én van de mensen om je heen. Je moet soms streng en assertief zijn om iets gedaan te krijgen, en zo maak je niet altijd vrienden. Dat wringt soms. Alle kwaliteiten die je nodig hebt om te slagen in de mode – gedrevenheid, perfectionisme, doorzettingsvermogen – maken een bij momenten niet zo aangename mens van je.”

“De lat ligt hoog en er staat veel op het spel. Soms moet ik iemand vragen om een ontwerp vier, vijf, zes keer aan te passen. Misschien raken sommigen daardoor ontmoedigd. Toen ik zelf net voor modehuizen begon te werken, zat ik soms ook lange dagen te werken aan een stuk dat ­uiteindelijk in de vuilnisbak terechtkwam. Ik weet hoe ­frustrerend dat kan zijn.” (lacht)

Misschien moet een farmagigant eens onderzoeken wat het is dat in Wijnants’ bloedbaan stroomt: hij neemt ­geduldig de tijd voor een interview terwijl hij zichtbaar doodmoe is. Hij slaagt erin om zachtaardig te blijven in een keiharde business, en om optimistisch naar de toekomst te kijken terwijl er uit de modewereld alleen economische rampverhalen op te tekenen zijn.

Voelt hij dan geen stress of angst over de toekomst van zijn sector en zijn bedrijf? “Zeker, die druk is er altijd. Maar ik heb geleerd om dat te doseren. In het begin, zeker toen het bedrijf nog maar uit twee of drie mensen bestond, zat ik continu met mijn neus op de verkoop­cijfers. Maar het heeft geen zin om elke dag te checken wat er waar precies ­verkocht is. Dat kan je verlammen, angst is de slechtste motor voor creativiteit. Nu reserveer ik momenten om heel gericht samen met enkele medewerkers de resultaten te analyseren en de strategie te bespreken. En daarna moet ik dat bewust even lossen. Je moet ingrijpen waar je kan, maar ook aanvaarden dat je niet alles in handen hebt.”

Weg met de leggings

Vorig jaar was een annus horribilis. De wintercollectie die net een jaar geleden in Parijs – tijdens de laatste ‘echte’ show – werd gepresenteerd, was nochtans een schot in de roos. “De bestellingen stroomden binnen, we hadden de beste verkoop ooit gerealiseerd. Twee weken later kwamen alle annuleringen, toen corona de wereld lamlegde. Niemand wist wat ons te wachten stond, iedereen kreeg schrik. Het moest het beste seizoen ooit worden en de ­ontnuchtering was groot.”

De stilte in het museum wordt enkel verstoord door het gezoem van een drone, en de voetstappen van de modellen.Beeld Marleen Daniëls

Ondertussen liep de productie voor de zomercollectie tegen allerlei logistieke problemen aan. Italië ging als eerste land volledig in lockdown, waardoor een groot deel van de productie in gedrang kwam. “We zijn heel flexibel en ­inventief moeten zijn, en financieel was het een zwaar jaar. Die gevolgen doen zich voelen. Maar we hebben die tegenslagen goed opgevangen met het hele team, dat is het belangrijkste. En kijk: we staan er nog.” (lacht)

De eerste reacties op zijn nieuwe wintercollectie doen het allerbeste vermoeden. In de showroom aan de Italiëlei worden deze dagen virtuele bezoeken geregeld voor ­inkopers uit de hele wereld.

“Het is mijn meest theatrale collectie ooit. Ik hou nog altijd van comfort, maar nu zie ik plots alle merken ­kasjmieren sportieve ‘loungewear’ maken. Ik denk dat we er net genoeg van hebben om thuis in een legging op de zetel te hangen. Ik hoop er heel hard op dat we ons dit najaar volop in het leven zullen storten. Dat we op restaurants en naar theater gaan, en zin zullen hebben om ons op te ­kleden.”

Het defilé van de wintercollectie 2021 van Christian Wijnants is te bekijken op christianwijnants.com

Het KMSKA is gesloten voor renovatie, een sneak preview kan u zien op kmska.be