©  REUTERS

Plus Artikel4 vragen AstraZeneca en trombose

Nieuw onderzoek: zo werkt AstraZeneca mogelijk zeldzame trombose in de hand

Twee wetenschappelijke teams hebben het mechanisme blootgelegd dat zou kunnen verklaren waarom het AstraZeneca-vaccin in enkele zeldzame gevallen tot hersentrombose leidde. Die kennis maakt een betere behandeling mogelijk.

Dries De Smet

Veroorzaakt het AstraZeneca-vaccin in zeldzame gevallen een hersentrombose in combinatie met een sterk verlaagd aantal bloedplaatjes? Toen de Duitse, Noorse en Deense autoriteiten die uiterst zeldzame aandoening vaststelden bij een aantal pas gevaccineerden, legden ze het inenten stil.

Twee wetenschappelijke teams, uit Duitsland en Noorwegen, denken de verklaring gevonden te hebben. Het gaat wel om voorlopige studies, ze moeten dus met omzichtigheid geïnterpreteerd worden. De Duitse hoofdonderzoeker, Andreas Greinacher (Uniklinik Greifswald), stelde vrijdag op een persconferentie dat hij nog niet alle puzzelstukjes heeft, maar meent dat de bevindingen te belangwekkend zijn om te wachten met publicatie. Waarschijnlijk komen de ­onderzoekers deze week met gedetailleerdere onderzoeksresultaten.

1) Hoe zou het vaccin deze zeldzame aandoening kunnen veroorzaken?

“Door de inenting ontwikkelen pa­tiënten afweerstoffen, dat is ook de bedoeling”, aldus Greinacher. Maar in het bloed van getroffen patiënten zijn ook zeldzame antistoffen gevonden die zich op de eigen bloedplaatjes richten. Bloedplaatjes zijn belangrijk voor de bloedstolling bij een wonde. De bewuste antistoffen binden zich aan de bloedplaatjes en activeren ze, zonder dat er een wonde is. Daardoor ontstaan bloedpropjes in het hele lichaam. Doordat ze oneigenlijk gebruikt worden, wordt de balans in het bloed verstoord en zijn er te weinig bloedplaatjes. Dat kan ­leiden tot interne bloedingen.

Als het beschreven mechanisme klopt, zou je verwachten dat niet alleen in de ­hersenen bloedproppen aangetroffen worden. Dat is ook het geval, stelt Greinacher. Pa­tiënten hadden er ook elders in het lichaam. In Noorwegen hadden de patiënten bijvoorbeeld ook bloed­propjes in de maag. “Waarom ze allemaal een veneuze sinustrombose hadden? Misschien zijn de ­bloedvaten daar anders. Maar dat is een ­onbekende factor”, aldus Greinacher.

2) Ligt het aan het vaccin?

Het team van Greinacher stelde vast dat de getroffen patiënten wel de zeldzame antistoffen hadden, terwijl ze in onderzochte stalen van niet-gevaccineerden en niet getroffen gevaccineerden niet voorkwamen. De Noorse professor hemato­logie Pal André Holme (Rikshospitalet) stelt in een interview met de Noorse krant Verdens Gang dat de antistoffen “hoogstwaarschijnlijk” door het vaccin opgewekt zijn. “Niets anders dan het vaccin kan die immuunreactie verklaren”, zegt Holme.

Verder onderzoek moet uitwijzen tegen welk eiwit de aangetroffen antistoffen ­opgewekt worden, zegt neuroloog Dimitri Hemelsoet (UZ Gent). “Dat kan het ­coronastekel-eiwit zelf zijn dat alle vaccins proberen binnen te brengen om antilichamen op te wekken. Het kan het adenovirus zijn, dat AstraZeneca, maar ook Janssen en Spoetnik V gebruiken.” Of het kan een gevolg zijn van een ontstekingsreactie die volgt op een vaccinatie, zoals die ook kan voorkomen na een infectie. Ook Greinacher stipte die drie pistes aan.

Als dit mechanisme inderdaad aan de basis van de zeldzame gevallen ligt, zou het ook bij andere ­vaccins kunnen opduiken. In het vakblad American Journal of ­Hematology worden zeventien patiënten beschreven die na vaccinatie met Pfizer of Moderna af te rekenen hadden met een sterk verlaagd aantal bloedplaatjes. Ook dat is zeldzaam, gezien al 20 miljoen Amerikanen minstens één dosis kregen. Het zijn beide mRNA-vaccins die geen gebruikmaken van adenovirussen. De vorsers konden niet aantonen – maar ook niet uitsluiten – dat de vaccins aan de basis lagen van de aandoening. Opvallend is dat nagenoeg alle ­gevallen opdoken na de eerste prik.

3) Wat betekent dit voor de behandeling?

De nieuwe inzichten kunnen helpen om patiënten beter te behandelen. “Bij een dergelijk mechanisme kan een behandeling met de bloedverdunner heparine de zaak eerder verergeren”, zegt Thomas Van­assche, professor cardiologie (UZ Leuven). “Die zijn dus bij deze gevallen te mijden.”

Een behandeling zoals bij de gelijkaardige aandoening HIT kan wel helpen te verhinderen dat bloedplaatjes geactiveerd worden en dat ongewenste bloedstollingen ontstaan, stelt Greinacher. “Daarbij worden hoge dosissen van immuno­globulines toegediend. Die worden ook frequent gebruikt bij veel andere auto-­immuunziekten”, zegt Hemelsoet. “Een ­andere mogelijkheid is plasmaferese, waarbij antilichamen gefilterd worden.”

Dergelijke behandelingen verhinderen nieuwe trombose. “Maar daarmee zijn de gevolgen van al aanwezige trombose nog niet aangepakt. Daarvoor zijn dan weer bloedverdunners nodig”, zegt Hemelsoet. Maar helaas is schade van een trombose niet altijd te behandelen. “Soms zijn er blijvende neurologische gevolgen.”

4) Kunnen we de aandoening voor­komen?

Greinacher benadrukte herhaaldelijk dat het geen zin heeft om mensen preventief te behandelen. Er is ook geen test die kan uitwijzen wie meer risico loopt. Zelfs als die er wel zou zijn, is de vraag hoe nuttig die zou zijn. “Bij aandoeningen die zo zeldzaam zijn, heeft het geen zin om alle mensen te screenen. Dat zou tot een gevaarlijke overbehandeling kunnen leiden”, zegt Greinacher.

Ook wie een hogere aanleg heeft voor trombose, moet geen specifieke voorzorgen nemen, zegt Vanassche. “Dit mechanisme staat los van klassieke trombose. Er is geen enkele reden om te denken dat personen met risicofactoren voor trom­bose, vroegere trombose, behandelingen met bloedverdunners of pilgebruikers een bijzonder risico lopen. Er is dus ook geen specifieke bevolkingsgroep die bijzondere voorzorgen zou moeten nemen.”

4 Kunnen we de aandoening voor­komen?

Greinacher benadrukte herhaaldelijk dat het geen zin heeft om mensen preventief te behandelen. Er is ook geen test die kan uitwijzen wie meer risico loopt. Zelfs als die er wel zou zijn, is de vraag hoe nuttig die zou zijn. ‘Bij aandoeningen die zo zelden zijn, heeft het geen zin om alle mensen te screenen. Dat zou tot een gevaarlijke overbehandeling kunnen leiden’, zegt Greinacher.

Ook wie een hogere aanleg heeft voor trombose, moet geen specifieke voorzorgen nemen, zegt Vanassche. ‘Dit mechanisme staat los van klassieke trombose.Er is geen enkele reden om te denken dat personen met risicofactoren voor trom­bose, vroegere trombose, behandelingen met bloedverdunners of pilgebruikers een bijzonder risico lopen. Er is dus ook geen specifieke bevolkingsgroep die bijzondere voorzorgen zou moeten nemen.’

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer