Direct naar artikelinhoud
InterviewJeroen Meus

‘Niks mis met ambitie, maar ik vergat te leven’

Jeroen Meus: ‘Soms krijg ik te horen dat ik een dikke nek heb. Het zij zo. Vroeger kon ik niet leven met het idee dat iemand me niet leuk vond. Nu wel. In die zin ben ik helemaal geland.’Beeld Daniil Lavrovski

Al tien jaar kookt Jeroen Meus (43) elke dag voor honderdduizenden kijkers. Mooie reden om een nieuw kookboek op de wereld los te laten. Maar de tijd dat de tv-kok Dagelijkse kost combineerde met tonnen ander werk, is voorbij. Hij weet nu wat er écht telt. ‘Niks mis met ambitie, maar ik vergat te leven.’

Tegen de tijd dat u dit leest, heeft Jeroen Meus een weekje op water geleefd. Dat vasten is een jaarlijks terugkerend ritueel dat hij overhield aan de drukste periode uit zijn leven, toen er een burn-out om de hoek loerde die hij maar op het nippertje kon voorkomen. Zijn lichaam en zijn geest hebben jaarlijks zo’n detoxkuur nodig. Wanneer we de tv-kok ontmoeten, mag hij wel nog koffiedrinken. Dat doen we in zijn thuisstad Leuven, in het kunstencentrum STUK, waar momenteel op een enkele expo na weinig te beleven valt. Het café is dicht, we krijgen een grote, lege danszaal voor ons alleen.

BIO * geboren in Leuven op 13 maart 1978 * afgestudeerd aan Hotelschool Ter Duinen in Koksijde in 1995 * opende zijn eerste restaurant The Boardroom in 2001 en zijn tweede, Luzine, in 2006 * maakte voor VTM o.m. de ­kookprogramma’s Wie komt er eten? (2004) en Met Meus en vork (2005) * kookt sinds 2010 in Dagelijkse kost op Eén; in 2011 en 2012 kreeg het programma een Vlaamse Televisie Ster * maakte voor de VRT ­programma’s als Plat préféré en Goed volk, waarvoor hij de Prix d’Europe kreeg in 2017 * woont in Scherpenheuvel met zijn vrouw Stéphanie en zoon Georges (8)

“Ik ben normaal het type dat om de drie jaar aan iets nieuws wil werken,” vertelt hij, “omdat projecten me snel gaan vervelen. Met Dagelijkse kost heb ik dat niet. Hoewel het ooit anders was, is de liefde nu zo groot dat ik er geen afscheid van zou kunnen nemen. Ik heb het al laten weten aan de VRT: als we moeten stoppen, laat het me dan ­minstens een jaar op voorhand weten, zodat ik aan het idee kan wennen. Want ik weet natuurlijk dat het op een dag zal ophouden.”

Ik ben benieuwd wat voor Jeroen Meus het ­hoogtepunt is van die tien jaar Dagelijkse kost. De twee Vlaamse Televisie­ Sterren, misschien? Hij schudt van nee, al waren die wel een fijne erkenning. “Dat ik dat programma na tien jaar nog altijd met ontzettend veel liefde en enthousiasme maak: dat is voor mij het hoogtepunt. Ik ben nog elke dag heel streng voor mezelf en leg de lat hoog.”

Je bent perfectionistisch, vertelde Dagelijkse kost-regisseur Kathryn Cops in Humo: “Smaakt een gerecht niet helemaal zoals hij in gedachten had, dan doen we het opnieuw. Terwijl je dat niet eens ziet op tv!”

“Als er iets niet helemaal gelukt is, dan kan ik daarvan wakker liggen, klopt. En dan shooten we dat recept de volgende dag opnieuw: dat vind ik mijn plicht. (denkt na) Ik werk nog altijd met dezelfde ploeg en heb geen lijken achtergelaten: ook dat is een hoogtepunt. Het liefst werk ik met mensen die ik al ken, want ik wil niet pas onderweg ontdekken dat iemand geen fijne persoon is met wie ik niet kan samenwerken.

“Ken je The Prestige, die film van Christopher Nolan? Die gaat over een goochelaar. Het geheim van zijn succes is dat hij de helft is van een tweeling. Eigenlijk ben ik ook zo iemand. Jeroen Meus is eigenlijk een duo, alleen kent ­niemand de andere helft. De eerste zes, zeven jaar heb ik al het werk voor Dagelijkse kost in mijn eentje gedaan. Recepten bedenken, voorbereidingen, echt alles… Nadien ben ik in zee gegaan met de sous-chef van mijn eerste zaak, met wie ik later Luzine (zijn Leuvense restaurant, sloot in 2015, red.) heb opgestart. Koen (Tossyn) en ik verstaan elkaar met één blik. We schrijven samen de recepturen uit en hij bedenkt ze mee. Dan komt hij langs, op een zondag, en brainstormen we bij een koffie. Koen blijft liever achter de schermen. Maar zo heb ik wel een comfortabel leven.”

Intussen staan er op de site 2.450 recepten. En elke dag komt er nog eentje bij.

“Zijn het er al 2.450? Dat wist ik niet. Wel dat de site het grootste kookplatform van het land is. Daar ben ik wel fier op, want andere kooksites zijn community’s, al dan niet opgebouwd rond meerdere chefs. Al blijf ik bescheiden; ik voel me zeker niet meer waard dan een andere vakman. (snel) Tegelijk wil ik niet vals bescheiden zijn. Ik ben me ervan bewust dat het niet niks is.”

In dit nieuwe boek staan recepten met tofoe en seitan. Mag ik dat verrassend vinden?

“Ik daag je uit om eens een maand lang te kijken naar Dagelijkse kost, dan zal je de variatie zien. Elke week zet ik sowieso vlees, vis, iets vegetarisch en een dessert op het menu. Tofoe is niet mijn favoriete ingrediënt – soms is het lekker en soms niet – maar er moet voor iedereen iets bij zijn. We worden snel in de ongezonde hoek geduwd, terwijl dat niet klopt. Al moet ik wel zeggen dat spaghetti bolognaise ons meest gedownloade recept is.” (lacht)

‘Ik was altijd aan het gaan. Maar het is leuker nu, ik ben gelukkiger met mezelf. Nooit meer wil ik terug naar dat ambitieuze, gedreven hyperkineetje.’Beeld Daniil Lavrovski

Op VTM passeerden de afgelopen tien jaar De perfecte keuken met Piet Huysentruyt, De keuken van Sofie (Dumont), Open keuken met Sandra Bekkari en Loïc: Zot van koken met Loïc Van Impe. De concurrentie lijkt de strijd voorlopig te staken. “Intussen is er zelfs geen dagelijks kookprogramma meer op VTM. Ik weet niet hoe het komt dat ze er hun tanden op blijven stukbijten. Maar ik heb alle respect voor mijn collega’s, want ze deden dat goed.”

Hij ziet Sandra Bekkari en Pascale Naessens heel graag – hoewel hij ooit kritiek gaf op de superfoods-hype, wat leidde tot een discussie tussen Naessens en Meus die in de media opgeblazen werd tot een heuse ‘quinoa-rel’. “Het zijn twee enorm lieve vrouwen. Wat ik Sandra – en Pascale, want zij is begonnen met die natuurlijke voeding – moet nageven, is dat ze ervoor gezorgd hebben dat we op een andere manier bezig zijn met eten. Dat juich ik toe.”

“Ik volg alle ontwikkelingen. Ook het plant-based eten – dat klinkt mooier dan veganistisch – vind ik heel interessant, alleen ben ik er niet helemaal klaar voor. Het blijft een beperkte markt en het is vermoeiend hoe veganisten hun mening vaak opdringen. Op de Boekenbeurs kwam er eens een meisje naar mij. Ze stond al een hele tijd kwaad te ­kijken en stopte uiteindelijk een briefje in mijn handen. ‘Dank je wel’, zei ik. ‘Lees het!’, snauwde ze me toe. Ik voelde hoe laat het was. ‘Jij gaat me niet vertellen wanneer ik het moet lezen’, antwoordde ik. Later las ik wat erop stond: ‘Kaas is niet vegetarisch’. Omwille van het stremsel, dat dierlijk is. Dus ik mag geen parmezaan strooien over een pasta met groenten en die vegetarisch noemen? Mensen worden tegenwoordig zo snel boos.

“Ik hecht heel veel belang aan beleefdheid en omgangsvormen. Daar durf ik wel iets van te zeggen, tegenwoordig. Als een kind me vraagt: ‘Mag ik ne foto?’ en ik hoor de moeder op de achtergrond lachen, ‘Haha, onze Anthony toch’, dan zeg ik dat hij ‘alstublieft’ moet zeggen. Soms krijg ik te horen dat ik een dikke nek heb. Het zij zo. Vroeger kon ik niet leven met het idee dat iemand me niet leuk vond. Dan bleef ik werken tot die persoon me wel graag had. Nu niet meer. In die zin ben ik helemaal geland.”

Zijn nieuwste boek – het twintigste, als we goed tellen – heeft hij opgedragen aan zijn leraar, de inmiddels overleden chef Thierry Cornelis van Hotelschool Ter Duinen. Eigenlijk heeft de meest succesvolle tv-kok die Vlaanderen ooit gekend heeft alles te danken aan het feit dat hij er maar weinig van bakte op school in Leuven, waardoor zijn ouders hem op zijn veertiende naar Koksijde stuurden. Meteen naar de andere kant van het land.

“Hoewel mijn mama altijd had gezworen dat haar kinderen nooit op internaat zouden gaan, wilden mijn ouders het beste voor me. Ze zochten een oplossing omdat ik geen goede leerling was, en als ik dan toch naar de hotelschool zou gaan, dan moest het een goede hotelschool zijn. En die lag nu eenmaal in Koksijde. Toen mijn grootvader me daar voor het eerst naartoe bracht met de auto, ging dat gepaard met traantjes. Maar zodra ik er rondliep, voelde ik me meteen op mijn plek.”

Kookte je in die periode al vaak?

“Ik had nog nooit gekookt. (lacht) Maar ik was enorm gepakt door de school en de fijne sfeer die er hing, een beetje zoals in de film Dead Poets Society, waarin iedereen een kostuum droeg. We volgden les in een driedelig pak. De leerkrachten brachten ons veel discipline bij, iedereen zat er in hetzelfde schuitje. Dat alles heel gestructureerd verliep, was precies wat ik nodig had, want ik kon niet goed met vrijheid overweg. Vanaf toen, in het derde middelbaar, wilde ik echt iets maken van mijn leven. Dus ging ik elk weekend werken in tavernes en restaurants. Het was niet mijn ambitie om tv-kok te worden, ik wilde gewoon heel goed worden in mijn vak. Succesvol zijn. Iets bereiken. Alle kansen die me zijn aangeboden, heb ik gegrepen.”

Als ik mijn ogen sluit, kan ik nog altijd het gelukzalige gevoel oproepen dat ik had bij de geboorte van mijn zoon. Het beste gevoel dat ik ooit heb mogen ervaren.'Beeld Daniil Lavrovski

Hij was 21 toen hij zijn eerste job als chef vond en 23 toen hij zijn eerste eigen restaurant opende. Niet veel later lonkte de televisie. Eerst een proevertje bij Aan tafel, een talkshow met Jan Verheyen, wat later in zijn eigen show op VTM, Met Meus en vork. Hij opende het restaurant Luzine, en nadat Dagelijkse kost een hit werd, volgden ook nog Plat préféré, De patat en Goed volk.

“Maar in 2013 ben ik tegen een muur gebotst”, vertelt hij. “Toen combineerde ik tv nog met mijn eigen restaurant. Behalve Dagelijkse kost maakte ik ook Plat préféré, waarvoor ik honderd dagen per jaar in het buitenland zat voor ­opnames. Ons zoontje Georges was nog geen jaar oud. Ik heb net op tijd een burn-out kunnen vermijden. Als je een restaurant hebt, ben je om half acht de deur uit en blijf je bezig tot twee, drie uur ’s nachts. Vaak drink je tegen ­sluitingstijd nog een cognac met klanten – ik dronk in die tijd elke dag alcohol. Sinds mijn veertiende had ik ieder ­weekend en elke feestdag gewerkt.

“Op een gegeven moment kreeg ik last van kwaaltjes: brandend maagzuur, kortademig, weinig fut. Ik pleegde roofbouw op mijn lichaam. Als je bijnieren geen cortisol meer aanmaken, ga je in het oranje. Ga je in het rood, dan is het gedaan. Mijn manager is getrouwd met Ingeborg en zij raadde aan om eens een Mayr-kuur te proberen (combinatie van reiniging, lichaamsbeweging en ontspanning om jezelf op te laden, red.). Dat heeft gewerkt. Als bourgondiër vier ik het leven graag grondig, maar ik heb een jojo-lichaam. Sindsdien doe ik dat elk jaar.

“Een week lang eet je sober en monotoon, vooral gestoomde vis en gestoomde groenten. In de tweede week drink je enkel water. Dan trek me ik me terug op hotel, in mijn eentje, en doe ik niks. Ik beschouw het als een week voor mezelf. Ik neem enkel een boek en de iPad mee. In week drie eet je stilaan weer normaal en komt er enorm veel energie vrij.”

Om meer tijd te hebben voor zijn gezin stopte Jeroen Meus als restaurantchef. Hij en zijn vrouw Stéphanie hadden toen al een lange weg afgelegd om een kind te krijgen. “Het was onze vurige wens. Als ik mijn ogen sluit, kan ik nog altijd het gelukzalige gevoel oproepen dat ik had bij de geboorte van mijn zoon. Het beste gevoel dat ik ooit heb mogen ervaren. Mijn leven is compleet geworden met een kind erbij.

“We hebben er een jaar of acht over gedaan, via ivf. Een paar keer zijn we zwanger geweest, en dan toch niet.”

Een miskraam wil hij dat niet noemen. “Een vruchtje dat je verliest op elf weken noem ik geen miskraam. Wat mijn goede vriend Sergio (Herman, red.) heeft meegemaakt, een kind verliezen op acht maanden, dát is een ramp. Ik was daar heel nuchter in, net als mijn vrouw. Natuurlijk is zoiets erg. We hebben eens goed gehuild, elkaar vastgepakt en gezegd: volgende keer beter. We bleven strijdvaardig. Ik heb veel begrip voor wie er wel bij blijft stilstaan, want iedereen reageert anders, maar de kans bestaat dan dat je de pijn ongewild groter maakt. Ik blijf er niet bij hangen, maar omarm alles in het leven, ook het verdriet.

“Mijn weerbaarheid is enorm. Zoals bij een boom: het mag waaien, ik ga heen en weer, soms heel hard, maar mijn wortels zitten stevig in de grond.”

'Mijn weerbaarheid is enorm. Zoals bij een boom: het mag waaien, ik ga heen en weer, soms heel hard, maar mijn wortels zitten stevig in de grond.'Beeld Daniil Lavrovski

Intussen is hij achttien jaar samen met Stéphanie. “We hebben geen grote coup de foudre gehad, waarbij je niet meer kan ademen en alleen nog aan de ander denkt. We waren in de eerste plaats elkaars bondgenoot. Voor Stéphanie had ik een lange relatie gehad, maar dat was juist zo’n allesverschroeiende liefde geweest. Alsof je een doosje lucifers aansteekt dat in één keer opbrandt. Mijn vrouw en ik steken af en toe een lucifer aan, ons doosje zit nog vol. Onze liefde voor elkaar groeit nog steeds.”

“Ik geloof in een leven vol fases”, zei je als 28-jarige al over jullie relatie. ”Het mooie is dat ik Stéphanies fases mee overleef, en zij die van mij. Mensen veranderen, en als je elkaar kan blijven volgen, is dat mooi.” Best wijze woorden.

“Ik neem daar geen woord van terug. Je moet allebei jezelf kunnen zijn en je goed voelen bij elkaar. Onnozel doen. Lachen. Humor is zo belangrijk. Dat is, naast vriendschap, de basis. En zit de ene in een metamorfose, gun die dan ruimte en vrijheid. Je kan nooit iemand bezitten.”

Je bent in het verleden openhartig geweest over je huwelijksproblemen. Heb je daar spijt van?

“Ik vind dat niets om over te zwijgen. Stel je voor dat ik achttien jaar samen was met mijn vrouw en dat we nog nooit iets hadden meegemaakt. Wie dat beweert, geloof ik niet. Je hebt zo’n dip net nodig om te evolueren, want die stelt je in staat om achter deurtje twee iets nieuws te ontdekken. En achter deurtje drie zit er weer iets anders. Je wordt als koppel zuiverder, puurder, de ballast gaat weg.

“Een discussie kan confronterend zijn, pijnlijk ook. Dat is niet erg, zolang je er lessen uit kan trekken. Als je eens een verwijt krijgt, is er toch niets zo mooi als echt in je hart te kijken en toe te geven: eigenlijk heeft ze gelijk, ik ga daaraan werken. Als dat lukt, voel je jezelf beter. En je bent nooit te oud om te veranderen. Je moet alleen opletten dat een ruzie niet escaleert. Want voor je het weet, zit je op een point of no return en kan het kwetsend worden. Dan ga je beter een wandeling maken.

“Voor mijn mogelijkheden en hoe ik in elkaar zit, ben ik een goede man voor mijn vrouw en een goede papa voor mijn zoon. Er zullen er betere zijn, maar ik doe mijn ­stinkende best. Twee uur op een mat zitten om met mijn zoon met de auto’s te spelen, kan ik bijvoorbeeld niet. Maar ik lees wel graag voor. Dus doe ik dat elke avond.”

Lopen er buiten Dagelijkse kost op dit moment nog andere projecten?

“Er zijn wel wat dingen in de maak. En ik heb drie seizoenen van Twee tot de zesde macht gedaan.”

Heb je impulsief ja gezegd, toen ze je vroegen als quizmaster?

“Ik hou wel van een onverwachte uitdaging nu en dan. Uiteindelijk sta ik daar ook met knikkende knieën, maar ik push mezelf graag om iets nieuws te doen. ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus denk ik dat ik het kan’, zei Pippi Langkous. Zo leef ik wel.”

Het vervloekte virus komt ter sprake. Ja, hij is het ook beu, maar herinnert ons meteen aan de meer dan 22.000 mensen die al gestorven zijn – die mogen we niet vergeten. En laten we stoppen met onze politieke leiders af te breken, want ze doen wat ze kunnen. Er is trouwens een silver lining. Jeroen Meus kan onthaasten. Tegenwoordig zit hij meer dan ooit thuis – met dank aan corona. Het werk ging dan wel door, veel sociale verplichtingen vielen weg.

“Ik heb het cocoonen ontdekt en we doen regelmatig een lui dagje. Mijn zoon vindt dat geweldig, thuis in pyjama of in trainingsbroek rondhangen. Op de PlayStation spelen, ­knutselen, wat koken, een serie kijken. Vroeger moest ik altijd ergens naartoe in het weekend, anders had ik het gevoel dat het geen goede dag was geweest. Dat klopt natuurlijk niet. Nietsdoen zorgt juist voor een heel goede dag. Misschien kan ik dat tegenwoordig zelfs iets te goed.” (lacht)

Hoe komt dat, denk je?

“Ik heb het daar onlangs met mijn mama over gehad. Ik heb als kind heel veel liefde gekend, met twee fantastische ouders. Maar ze zijn gescheiden toen ik klein was en ik pendelde als kind al tussen twee adressen, waarna ik ook nog eens op jonge leeftijd op internaat ging. Het echte thuisgevoel, één plek waar je altijd naar terugkeert, had ik niet. Ik was jong toen ik alleen ging wonen en was dag en nacht aan het werk. Sinds kort ben ik vaker thuis en heb ontdekt dat ik hier echt heel graag ben.

Het helpt dat ik beter ben geworden in nee zeggen. Ik stel mijn prioriteiten. Tijdens de peuterjaren van Georges was ik nog veel van huis om te filmen. Mijn gezin moest wijken voor mijn werk. Ik wil niet meer terug naar hoe het vroeger was. Misschien was ik toen te veel bezig met mezelf. Tegenwoordig is familie extreem belangrijk voor mij. De tegenslagen die ik heb meegemaakt, hebben me doen ­beseffen dat ik moet kunnen terugvallen op mijn thuisbasis: die moet goed zitten.”

Doel je op ziekte van je broer?

“De kanker van mijn broer was een ongelofelijke mokerslag. Zijn ziekte kwam op een moment dat alles net weer beter leek te gaan. Ik had een faillissement achter de rug met Würst; dat was geen goed verhaal (zijn ‘haute dog’-keten, met vestigingen in Leuven, Gent en Antwerpen, ging op de fles in 2018, red.). Daarna hadden mijn vrouw en ik afscheid genomen van onze wens om nog een tweede kind te krijgen. Hoewel we graag een broertje of zusje wilden voor Georges, moet je je er op een gegeven moment bij neerleggen dat het niet lukt. We gingen op reis maar toen, pats, kreeg ik te horen dat mijn broer ziek was. Hij wordt nu behandeld en is stabiel. We zijn hoopvol.

‘Ik heb er lang over gedaan om de ziekte van mijn broer een plaats te geven. Op een gegeven moment zei hij: ‘Als ik het kan, moet jij dat ook doen’. Toen heb ik het omarmd.’Beeld Daniil Lavrovski

“Zijn ziekte heeft me veranderd, tegen wil en dank. En het klinkt misschien raar, maar er zit veel schoonheid in ­verdriet. Ik ben veel gelukkiger met mezelf. Ik was altijd maar bezig, wilde altijd maar meer. Er is niks mis met ­ambitie, maar ik vergat te leven. Ik was altijd aan het gaan. Maar het is leuker nu. Ik wil nooit meer terug naar dat ­ambitieuze, gedreven hyperkineetje. In wat ik professioneel doe, word ik selectiever.

“Ooit heb ik een documentaire gemaakt over vier ­vrijgezelle boeren (voor ‘Goed volk’, waarvoor hij in de prijzen viel, red.). Op mijn vraag of hij gelukkig was, antwoordde er eentje: ‘Geluk bestaat niet’. Daar zit iets in. Geluk is iets abstracts. Ik vind dat je het leven gewoon moet leven, met elke dag een nieuwe kans om er iets moois van te maken. Vraag het maar aan mijn vrouw: ik ben ’s ochtends nooit slechtgezind. Het eerste wat ik doe als ik wakker word, is haar en mijn zoontje knuffelen alsof het de eerste keer is dat ik hen zie. Dat helpt om het leven toffer te maken, in plaats van de dag te beginnen met ballast. Ik leef vandaag veel meer in het nu, in plaats van in de toekomst. Vroeger leerde ik drie weken vooraf mijn agenda vanbuiten, nu kijk ik pas de avond voordien. En als ik er echt geen zin in heb, dan zeg ik de afspraak desnoods af, als het enigszins kan.

“Nu, ik heb er wel lang over gedaan om de ziekte van mijn broer een plaats te geven. Op een gegeven moment zei hij: ‘Als ik dit kan plaatsen, moet jij dat ook doen’. Toen heb ik het omarmd. Wie bedenkt zoiets als de dood, dacht ik vroeger. Het ergste concept ooit. Nu vind ik dat het bij het pakket hoort en het leven boeiender maakt. Je weet dat je maar één keer leeft, dus maak je er het beste van.”

Waarop ik mezelf hem deze vreemde vraag hoor stellen: of hij dan klaar is voor de dood. Als die zich zou aandienen. “Een moeilijke vraag – en eigenlijk stel ik mezelf niet meer te veel moeilijke vragen. Je kan jezelf kapotfilosoferen. Dan lig je plots in het donkerste van jezelf te wroeten, maar ik ben daar niet graag en dus doe ik het niet.

“Van nature hoef ik niet veel moeite te doen om positief te zijn. Maar als ze me dan komen lastigvallen omdat ik kaas heb gebruikt voor een vegetarisch gerecht, dan denk ik: ben je nu tevreden, dat je zo tekeer bent gegaan tegen een tv-kok? Next. Snap je wat ik bedoel? Ik zie het in een groter geheel. Wij mensen stellen niks voor. Echt níks.”

Leid je vandaag het leven waar je vroeger van droomde?

“Hoe we nu leven, daarvoor had ik vroeger getekend. Ik wilde dat het me zou lukken: een gezin, samen op vakantie kunnen, plezier maken, een mooi huis. Ik ben heel dankbaar voor wat er is. Ik durf bijna niet van nog meer te dromen en wil vooral hetgeen ik heb vasthouden.

“Opa worden, daar droom ik zeker nog van. Niet dat ik al uitkijk naar mijn pensioen, want ik zal altijd iets doen, al is het vrijwilligerswerk. Maar het is fijn als je op een punt komt dat het oké is voor je. Dat je kan zeggen: het is goed, ik ben geland.”

10 jaar Dagelijkse kost is uitgegeven bij Manteau, 576 p’s, 39,99 euro.