Direct naar artikelinhoud
InterviewOntwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck

‘Men heeft jaren gezegd dat kennis niet zo belangrijk is. Dan weet je wat er gebeurt’

Wim Van den Broeck: ‘Naar school kunnen gaan, is heel belangrijk. En dan heb ik het niet enkel over het leren. Naar school gaan zorgt ook voor regelmaat, het structureert hun tijd.’Beeld © Stefaan Temmerman

Neen, kinderen en jongeren hebben er niet meteen het makkelijkste jaar op zitten. En nu mogen ze alweer een week niet naar school. Wat zijn de gevolgen? En hoe zit het met de leerachterstand? ‘De verschillen tussen scholen gaan nog groter worden’, zegt ontwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck (VUB).

Hij heeft zelf net een college gegeven op de campus, een unicum in dit coronajaar, en vertelt met enthousiasme hoeveel deugd dat doet. Zowel voor zijn studenten als voor hemzelf. “Ik geef al maanden les tegen mijn computer”, zegt professor ontwikkelingspsychologie Wim Van den Broeck. “Geloof me, dan ben je blij om nog eens echte mensen te zien.”

Een professor psychologie kan dat wellicht vrij goed plaatsen, maar wat doet dit coronajaar met onze kinderen en jongeren? Over de lagereschoolkinderen maakt hij zich niet al te veel zorgen. Voor hen ging het leven, na de eerste lockdown, toch redelijk zijn gewone gangetje. Met strenge regels en ongemakken dat wel, maar zowel school als hobby’s kon voor die groep vrij normaal doorgaan. “Ik maak me vooral zorgen over het secundair. Vooral dan die tweede en derde graad, die nu al maanden voor de helft thuisles krijgt en alle hobby’s zag wegvallen. We krijgen signalen dat hun bredere psychosociale ontwikkeling echt problematisch aan het worden is.”

Welke signalen krijgt u dan?

“Leerkrachten vrezen dat ze hun leerlingen aan het verliezen zijn. En dan hebben we het niet alleen over scholen die sowieso al een moeilijker publiek hebben, zeg maar. Het gaat hier evengoed over bijvoorbeeld aso-scholen waar tot nu toe weinig problemen waren. Leerkrachten geven aan dat hun leerlingen ambetanter geworden zijn. Het wordt moeilijker en moeilijker om hen te motiveren, om hen mee te krijgen.”

Waaraan ligt dat?

“Wellicht de opeenstapeling. Het duurt al zo lang en telkens komt er weer iets bij, zoals nu die extra week vakantie. Weer een week dat ze niet naar school mogen gaan.

“Naar school kunnen gaan, is nochtans heel belangrijk. En dan heb ik het niet enkel over het cognitieve aspect, het leren. Naar school gaan zorgt ook voor regelmaat, het structureert hun tijd. En al sakkerden ze er in precoronatijd wel eens op, naar school gaan geeft wel degelijk zin aan hun leven. Als er geen school was, dan was het weekend of vakantie. Het een geeft ook zin aan het ander. Nu lijkt door het thuisonderwijs en door die afkoelingsweken alles meer door elkaar te lopen en valt die structuur weg.

“Het is ook alles errond. Ook de ouders zijn vaak thuis aan het werken, waardoor iedereen wat meer op elkaars lip zit. Dat is niet altijd tof. Al is het ook niet overal problematisch. Dirk Van Damme (onderwijsexpert bij de OESO, CG) bijvoorbeeld toonde onlangs nog een internationale studie waaruit bleek dat een groep leerlingen hier net baat bij heeft. Het gaat wel over een kleine groep, nog geen 10 procent, die heel zelfstandig kan werken. De anderen hebben hier vooral last van.”

Maakt u zich zorgen ?

“Ik ben niet degene die rap alarmerende taal uitslaat. Mensen zijn doorgaans zeer adaptieve wezens. We kunnen heel wat aan. Als je de geschiedenis bekijkt, dan zijn er ook al veel ergere dingen gebeurd dan een coronacrisis. Denk maar aan oorlog.

“Maar dat wil niet zeggen dat dit er bij veel mensen niet echt inhakt. Voor de meeste volwassenen is de coronacrisis vooral heel vervelend. Maar voor jongeren, van begin secundair tot hoger onderwijs, is het meer dan dat. Die hele periode van puberteit en adolescentie draait om de centrale vraag: wie ben ik? En je vindt dat antwoord door met anderen in interactie te gaan , met volwassenen maar zeker ook met leeftijdsgenoten. Wij, volwassenen, weten al wie we zijn. Wij hebben ons zelfbeeld al gevormd. Bij jongeren moet dat nog allemaal vorm krijgen. En die kans krijgen ze nu niet.

Van den Broeck: ‘Ik vind het vreemd om hier nu erg dramatisch over te doen terwijl we weten dat de kwaliteit van ons onderwijs al jaren achteruit aan het boeren is.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Als je nu jongeren hoort zeggen ‘mijn hele jeugd is naar de knoppen’ hebben ze het niet alleen over de leuke dingen die ze allemaal niet kunnen doen. Ze voelen ook zelf aan dat hun eigen ontwikkeling nu ergens in de touwen hangt.”

Lopen kinderen hierdoor blijvende schade op?

“Ik heb geen glazen bol en er is niet veel vergelijkingsmateriaal, want dit is een situatie die helemaal nieuw is. Maar het kan niet anders of deze crisis zal op de jongeren van nu een psychosociale impact hebben. Als het over de ontwikkeling van een kind gaat, spreken we over risicofactoren en protectieve factoren. En deze situatie is zeker een extra risicofactor. Dat gaan we achteraf merken. Als we later studies over het aantal depressies of andere psychopathologische fenomenen doen, is het heel waarschijnlijk dat we een verhoging zullen zien. Al reken ik ook wel op de veerkracht van jongeren. Je hoort soms zeggen: het wordt nooit meer als voordien. Maar dat is onzin. Als we hier over enkele maanden hopelijk uit geraken, dan wordt het wel degelijk weer als vroeger. En kunnen ze verder met hun ontwikkeling.”

Intussen missen jongeren wel een aantal belangrijke mijlpalen in hun jeugd. Denk maar aan het honderddagenfeest of de eindejaarsreis in het zesde middelbaar. Die komen voor hen niet meer terug.

“Dat is waar. Ik heb het meest te doen met de groep die vorig jaar het zesde middelbaar niet normaal heeft kunnen afronden en dan aan de hogeschool of universiteit begon. De scholen doen wel inspanningen, maar kunnen weinig kanten op. Die groep heeft het heel lastig.

“Er wordt over studenten tout court minder gesproken. Dat komt wellicht omdat daar het puur cognitieve niet meteen het probleem lijkt te zijn. Er zijn door al het thuisonderwijs bij de examens geen rampen gebeurd. De resultaten zijn in elk geval niet slechter dan voor corona, hier en daar zelfs beter. Van leerachterstand is bij deze groep blijkbaar geen sprake. Maar op psychosociaal vlak is dat een totaal ander verhaal.”

Over leerachterstand gesproken. U stuurde onlangs een tweet waarin u het dramatiseren van de leerachterstand door corona ‘verwonderlijk’ noemde, in het licht van het feit dat de achterstand precorona over de jaren heen veel groter is. Wat bedoelde u daarmee?

“Corona zal zeker achterstand opleveren. Daar twijfelt eigenlijk niemand aan. In het secundair zal die groter zijn dan in het lager onderwijs. Maar hoe groot die precies is, weten we niet. Er was wel een studie op basis van de resultaten van de interdiocesane proeven op het einde van het zesde leerjaar in het katholiek onderwijs. Die sprak van een achterstand van zes maanden. Maar in die studie hebben we een methodologische fout opgemerkt. De waarheid is dat we het dus niet weten.

“Maar ik vind het vooral vreemd om hier nu erg dramatisch over te doen terwijl we weten dat onze leerlingen de jaren daarvoor ook al elk jaar een serieuze leerachterstand opliepen omdat de kwaliteit van ons onderwijs achteruit aan het boeren is.

“Zoals ik al zo vaak gezegd heb, is de klassieke manier van lesgeven, de kennisoverdracht of de directe instructie hoe je het ook wil noemen, deels opgegeven. In de plaats is een onderwijs op maat gekomen waarbij de focus op welbevinden lag. Ik zeg niet dat welbevinden niet belangrijk is, maar ik vind die opsplitsing fout. Men begrijpt het intrinsieke verband niet tussen het cognitieve en dat welbevinden. Als je gezamenlijk kennis opdoet, geeft dat jonge mensen een gevoel van competentie en tevens een gemeenschapsgevoel. Je mag die twee niet los van elkaar zien. Alleen was dat los zien wel de ideologie die in onderwijsmiddens de afgelopen vijftien jaar is gepromoot. Men heeft jarenlang gezegd dat kennis niet zo belangrijk was. Dan weet je wat er gebeurt, dan gaat die kennis achteruit. Dat bleek de afgelopen jaren ook uit een aantal internationale vergelijkingen.

“Nu komt de corona-achterstand daar nog eens bovenop. We spreken dus over een veel grotere achterstand, want de achterstand wordt jaarlijks geaccumuleerd.”

Valt zo’n geaccumuleerde achterstand nog wel op te halen?

“Een achterstand kan je weer inhalen. Dat hoeft zelfs niet zo’n groot probleem te zijn. Als je goed onderwijs geeft, volgens bewezen principes en door ideologische ballast zo veel mogelijk achterwege te laten. Maar dat is dus net het probleem. De achterstand die er al was, werd heel lang in de onderwijswereld geminimaliseerd, vooral bij de grootste onderwijskoepels, het Gemeenschapsonderwijs en het katholiek onderwijs, horen we weinig over hoe men dat concreet wil aanpakken. Die achterstand werd ontkend en nu wordt er nog altijd zedig over gezwegen, terwijl ze wel weten dat die er is. Dan klopt het niet dat er nu wél zo’n groot probleem van de corona-achterstand gemaakt wordt.

“Als die precorona-achterstand er niet al was geweest, zou het nu aanzienlijk makkelijker zijn om de corona-achterstand op te halen. Als je dit wilt rechttrekken, zal je moeten prioriteren. Als we vinden dat taal en wiskunde dé belangrijkste zaken zijn, zal je bij de andere vakken wat moeten geven en nemen, en het tijdrooster aanpassen. Als men dogmatisch blijft zeggen: ‘We raken daar niet aan, want dat is allemaal belangrijk’ en als men blijft vasthouden aan het idee dat alle maatschappelijke problemen door het onderwijs opgelost moeten worden, dan zal er niet veel gebeuren. Dat is mijn grote vrees.

“De verschillen tussen scholen gaan hierdoor nog groter worden. Want er zullen scholen zijn die veel inspanningen zullen doen om iedereen mee te krijgen en daar ook zullen in slagen. En er zullen andere zijn.”

Sommige van uw collega’s zeggen dat corona wel eens een gamechanger zou kunnen zijn. Een momentum om de boot weer te keren. Hoe denkt u daarover?

“Als dat het geval is, zou dat goed zijn. Mocht men door corona een lijstje aanleggen met prioriteiten waardoor leerlingen zoveel mogelijk bagage toch nog tijdig meekrijgen, dan kan dat een goede zaak zijn. Maar hoewel ik van nature optimistisch ben, ben ik hier toch wel wat pessimistischer dan mijn collega’s. Ik zie die sense of urgency om te veranderen niet bij alle onderwijsverstrekkers. Ik ben daar ongerust over.

“Zoals ik al zei hebben we eigenlijk geen zicht op de leerachterstand die door corona is opgelopen. Die data zijn er nochtans wel. Elke school heeft data. Ze doen proeven, testen en dat zijn meestal ongeveer dezelfde als het jaar ervoor, dus je kan die vergelijken. Maar de koepels geven die data niet graag vrij. En dus vaart het beleid en iedereen die dat beleid adviseert compleet blind.

“Wat ze wel geven, zijn bevragingen bij hun leerkrachten. Hoe zij het zien, hoe zij zich voelen. Ik ben zelf niet de grootste voorstander van centrale toetsen, zoals onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) wil invoeren. Ik weet dat daar veel haken en ogen aan zijn. Maar ik begrijp dat die nodig zijn. Als je merkt dat je onderwijssysteem verzwakt is, dan moet je als overheid toch data hebben om een beleid op te kunnen voeren. Zeker nu.”

Wat zal corona wel veranderd hebben in het onderwijs? Betekent het bijvoorbeeld de doorbraak van de onlinelessen?

“Dat durf ik toch te nuanceren. Voor corona waren er, zeker op universitair niveau, heel wat natte dromen in die richting. Ik heb daar genoeg teksten over zien passeren. Sommigen wilden het onderwijs volledig die richting uitsturen. Ik heb daar nooit in geloofd, vooral omdat mensen verhalenvertellers zijn. Je kan online goed lesgeven en je kan onlinelessen met andere mixen. Maar ondertussen hebben velen ingezien dat studenten niet alleen maar online les willen krijgen. 

“Er spelen meerdere factoren mee: elkaar zien is belangrijk, het sociale aspect, maar ook de manier van lesgeven zelf. Studenten willen ook echt een keer de professor zien en horen, weten waar hij of zij klemtonen legt of welke anekdotes hij of zij er tussen floept. Dat speelt allemaal een rol. En als studenten dat onlineonderwijs niet willen, dan heeft dat meer effect dan wanneer een prof dat zegt.” (lacht)