Europees rapport neemt communicatie De Wever over Meir-incident op de korrel

Het Bureau ven Europese Unie voor de grondrechten (FRA) neemt de communicatie van Antwerps burgemeester Bart De Wever en verschillende media over een incident op de Meir in 2017 op de korrel. Uit een rapport van het Bureau blijkt dat die de verdachte onterecht te lang bestempelden als terrorist.

Op de bewuste dag in 2017 reed een man aan hoge snelheid over de Meir in Antwerpen. Hij negeerde de bevelen van militairen en werd even later gearresteerd op een parkeerplaats. In zijn auto bleken verboden wapens te liggen. Antwerps burgemeester Bart De Wever (N-VA) belegde, ondanks tegenadvies van het parket, maar met de steun van de lokale politie, daarop met spoed een persconferentie. Hij had het daar over een mogelijke terroristische aanslag, wat later niet bleek te kloppen.

Hoewel het al na een paar dagen duidelijk was dat er geen sprake was van een terroristisch karakter, bleven de media de man bestempelen als de ‘Meirterrorist’ en dat tot het vonnis van de rechtbank, zegt het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Bart De Wever verdedigde zijn communicatie door te wijzen op de in zijn ogen nodige urgentie.

Het rapport onderzocht de praktijken in negen EU-lidstaten (Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Italië, Litouwen, Polen en Portugal), door interviews met 123 advocaten, rechters, aanklagers, politieagenten en journalisten in de betrokken landen. Het toont aan dat het vermoeden van onschuld nog niet overal wordt toegepast, ongeacht de etniciteit, status of geslacht van de verdachte.

Er werd ook gekeken naar de relatie tussen justitie en media. “In België is de pers niet wettelijk verplicht om het vermoeden van onschuld te respecteren, ze heeft eerder een ethische plicht om dit te doen. De rechtbanken kunnen echter voorkomen dat de media potentieel gevoelige informatie publiceren die het vermoeden van onschuld kunnen schenden. En dat op grond van het feit dat ze op een onpartijdige en terughoudende manier verslag moet uitbrengen over strafrechtelijk onderzoek”, merkt het rapport op.

Telefoontaps

Het Bureau maakt melding van recente gevallen waarin gepoogd is journalisten te beschouwen als medeplichtig aan de feiten, omdat ze de geheimhouding van het onderzoek hadden geschonden. In het rapport wordt in het bijzonder verwezen naar de huiszoekingen en vervolgingen tegen VRT-journalist Bart Aerts, wegens het uitzenden van telefoontaps in de zaak van de kasteelmoord.

Het Europese rapport is echter voorzichtig met conclusies. “Hoewel gedetailleerde berichtgeving over strafzaken de nieuwsgierigheid van het publiek kan bevredigen, kan die ook nadelige gevolgen hebben voor beklaagden, die vaak over het hoofd worden gezien.” Daarom moet “een evenwicht worden gevonden tussen het recht” op vrijheid van meningsuiting en van de pers enerzijds, en op een eerlijk proces en op het vermoeden van onschuld anderzijds. Dit evenwicht “kan worden versterkt door sensibilisering en opleiding van journalisten”.

Het rapport roept ook op tot regels en betere opleidingen om vooroordelen onder politieagenten, juryleden en rechters te voorkomen. “Landen moeten diversiteit onder juridische professionals aanmoedigen”, adviseert het in Wenen gevestigde bureau. Dat raadt ook af om de beklaagden voor te stellen als ze opgesloten zijn of handboeien dragen, “tenzij dat gerechtvaardigd is”. Het Bureau moedigt tot slot het rechtssysteem aan om meer inspanningen te leveren om ervoor te zorgen dat verdachten bij hun proces aanwezig zijn, waardoor procedures bij verstek vermeden worden. blg

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

MEER OVER