Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Gaan vrouwelijke economen de wereld redden?

Vrouwelijke economen treden aan op een lastig moment, maar dat biedt een uitgelezen kans om het roer om te gooien.Beeld fotomontage DM

Sinds vrouwen het mannenbolwerk van de economische wetenschap openbreken, wordt de economie menselijker, duurzamer en minder abstract. ‘Vrouwelijke economen hebben door dat economie een sociale wetenschap is, geen toegepaste wiskunde.’

Bij een econoom denken de meeste mensen aan een vent die wordt geïnterviewd in kranten of op televisie en die met afkortingen doorspekte bezweringsformules uitspreekt over 0,3 procent zus of 10 procent zo. Hij is meestal een man, zelden stijlvol, om onduidelijke redenen overtuigd van zichzelf en ietwat saai.’ Aldus typeerde Diane Coyle, hoogleraar economie in Manchester, het aangezicht van haar vakgebied een paar jaar geleden in een opiniestuk in de Financial Times. Coyles stelling: de economische wetenschap heeft een probleem met vrouwen. Klinkt de stem van een invloedrijke econoom, dan hoor je in de regel een man.

Onderzoek na onderzoek heeft de afgelopen jaren aangetoond hoe dat economische mannenbolwerk functioneert. Bij wetenschappelijke seminars worden vrouwen eerder onderbroken en kritischer bevraagd dan hun mannelijke collega’s. In een enquête van de American Economics Association uit 2019 gaf een derde van de ondervraagde vrouwen aan seksediscriminatie ervaren te hebben. Vrouwelijke economen hebben meer moeite om hun artikelen door het proces van onderlinge beoordeling te loodsen en gepubliceerd te krijgen, terwijl ze vaak beter geschreven zijn. Van de 100 meest geciteerde auteurs in economietijdschriften zijn er 95 man.

Ontluisterend was het onderzoek van Alice Wu, een promovendus in de economie aan Harvard University. Ze bestudeerde duizenden bijdragen op Economics Job Market Rumors, een digitaal forum waar, veelal anoniem, informatie wordt uitgewisseld over de banenmarkt voor gepromoveerde economen. De meest gebruikte woorden als het ging over vrouwen verwezen naar primaire en secundaire geslachtskenmerken of gingen over zaken die weinig van doen hebben met een baan als econoom (‘lekker’, ‘zwangerschap’, ‘prostituee’). Dit waren de meest gebruikte woorden als het ging om mannelijke economen: ‘wiskundige’, ‘beprijzing’, ‘adviseur’, ‘tekstboek’, ‘gemotiveerd’, ‘doelen’, ‘nobel’, ‘filosoof’. Bij vrouwen kwamen deze termen nog niet in de buurt van de top tien.

Is Kate Raworth de John Maynard Keynes van de 21ste eeuw? Volgens velen biedt de auteur van 'Doughnut Economics' antwoorden op de grote uitdagingen van onze tijd, zoals de groeiende ongelijkheid en de klimaatcrisis.Beeld BELGAIMAGE

“In het ene na het andere vakgebied zijn de afgelopen decennia vrouwen doorgedrongen tot de top van hun gebied”, zegt Linda Scott. “Maar in de economie wordt deze golf van intellectuele verandering tegengehouden.” Scott is emeritus hoogleraar aan de Saïd Business School van de University of Oxford en auteur van De XX economie. Waarom vrouwen meer macht moeten krijgen. Daarin vergelijkt ze de ‘vrouweneconomie’ met de digitale economie of de informele economie; die is verweven met het mondiale systeem en vormt tegelijk een sector op zich. Tel alles wat vrouwen produceren en verdienen bij elkaar op en je komt op grofweg 40 procent van het wereldwijde bruto nationaal product. Dat maakt het des te pijnlijker, stelt Scott, dat de economische wetenschap vrouwen systematisch buitensluit, zowel in onderzoeken als in de bestuurskamers.

Blind voor de bubbels

Toch lijken er barsten te ontstaan in het mannenbastion. Aan de top van internationale financiële instellingen staat steeds vaker een vrouw. En onder druk van de vele crises die de wereld de afgelopen vijftien jaar plaagden, wordt het geijkte denken binnen de economie op de schop genomen. Het zijn in het bijzonder vrouwen die de intellectuele revolutie aanjagen om de economie menselijker, duurzamer en minder abstract te maken. Zo ontstaan langzaam de contouren van een alternatief paradigma dat meer ruimte biedt voor de dragers van twee X-chromosomen.

Als gevolg daarvan wordt de economische lens waardoor we de wereld bezien opnieuw geslepen. Er lijkt een nieuw paradigma in opkomst dat mens en planeet centraal zet, waarin markten een middel zijn en geen doel, en waarin ruimte is voor sociale winst die zich niet in geld laat uitdrukken. Ook is dit economische denken pragmatischer en meer empirisch, beter getoetst aan de ervaringen van de mensen over wie theorie uiteindelijk altijd gaat. ‘Het blinde streven naar bbp-groei is een wezenlijk kenmerk van de economie van het patriarchaat’, schrijft Linda Scott in De XX economie. ‘Dat zou niet ons hoofddoel moeten zijn.’

Een van de vormgevers van dit nieuwe paradigma is de Franse Esther Duflo. Tien jaar geleden schudde zij het vakgebied op met haar boek Poor Economics: A Radical Rethinking of the Way to Fight Global Poverty, waarin ze betoogde dat economen hun theorieën moeten testen in de praktijk, zeker waar het ontwikkelingsvraagstukken betreft. Economen laten zich te veel leiden door versimpelde aannames, vond Duflo. Ze beschouwen de wereld door de bril van theoretische modellen, in plaats van ervaringen en inzichten uit de echte wereld te nemen als bouwstenen voor een model. Economen moeten meer het veld in, was Duflo’s boodschap.

Volgens de Italiaans-Amerikaanse Mariana Mazzucato is een ambitieuze overheid onmisbaar als je wil inzetten op innovatie. Haar boodschap vindt steeds meer weerklank bij de Europese Commissie, de VN en de OESO.Beeld NYT

Dat advies kwam op een goed moment. De financiële crisis van 2007-2008 had de economische wetenschap in haar hemd gezet. Tot die tijd klonk vanuit het masculiene fort van topeconomen en ministers van Financiën de geruststelling dat zorgen over een huizenmarktbubbel overtrokken waren, dat de aandelen correct geprijsd waren en dat de economie eigenlijk niet stuk kon. Het bankwezen hield de façade omhoog en internationale instellingen keken recht over de zeepbellen heen. Dat economie gaat over echte mensen die zich niet gedragen volgens de wetmatigheden uit de modellen, werd voor het gemak buiten beschouwing gelaten. Na het uiteenspatten van de zeepbel stelde koningin Elizabeth II, terwijl ze het lintje doorknipte bij een nieuwe aanbouw van de London School of Economics, de enige logische vraag: ‘Waarom zag niemand dit aankomen?’

“Er waren wel vrouwen die waarschuwden voor een crash”, zegt Irene van Staveren, hoogleraar pluralistische ontwikkelingseconomie aan het International Institute of Social Studies in Den Haag. “Maar naar hen werd niet geluisterd.” Twee jaar voor de val van Lehman Brothers publiceerde de Britse econoom Ann Pettifor een boek met de profetische titel The Coming First World Debt Crisis. De risicomanager bij Lehman, Madelyn Antoncic, luidde in datzelfde jaar intern de noodklok. De topmannen sloegen haar waarschuwingen in de wind.

Donuteconomie

Als er meer vrouwen aan het roer van banken hadden gestaan, had de crisis misschien wel vermeden kunnen worden, opperden feministische economen. Van Staveren deed onderzoek naar deze zogeheten ‘Lehman Sisters’-hypothese en ontdekte dat er een kern van waarheid in schuilt. Vrouwen zijn over het algemeen iets terughoudender in het nemen van risico’s, minder snel geneigd zichzelf te overschatten en weten beter om te gaan met onzekerheid. Natuurlijk is oestrogeen geen wondermiddel tegen wanbeleid, maar er is genoeg wetenschappelijk bewijs dat meer genderdiversiteit de besluitvorming ten goede komt.

De puinhopen van de crisis boden gelegenheid om afscheid te nemen van de zelfverzekerdheid waarmee de economie jarenlang een vorm van ultieme ‘mansplaining’ was geworden. “Bij beleidsmakers en hoogleraren drong het besef door dat het dominante economische denken ons in de problemen had gebracht”, zegt Van Staveren. “De crisis was het startpunt van de opkomst van creatieve, andersdenkende en veelal vrouwelijke economen.”

Inmiddels ligt er een stevig aanbod aan nieuwe ideeën in de monetaire economie, de ontwikkelingseconomie, het denken over duurzaamheid en de rol van de staat. Hoogleraar Stephanie Kelton laat in The Deficit Myth zien dat de bezuinigingsprogramma’s waar regeringen de afgelopen jaren mee kwamen aanzetten, op valse aannames berusten. Mariana Mazzucato, verbonden aan University College London, rekende in The Entrepreneurial State af met de mythe dat innovatie te danken is aan de vrije markt. En Kate Raworth, die doceert aan Oxford en Cambridge, biedt in Doughnut Economics een model voor een duurzame samenleving.

Esther Duflo publiceerde vorig jaar Good Economics for Hard Times, waarin ze de laatste empirische inzichten in de grote vraagstukken van deze tijd boekstaaft. Wie denkt dat migranten banen inpikken van autochtonen, schuift stapels bewijs voor het tegendeel terzijde, zo blijkt. Het idee dat belastingverlaging een manier is om groei aan te jagen doorstaat de empirische toets evenmin. En het tegengaan van klimaatopwarming lukt alleen als we consumptie aan banden leggen. Net als andere prominente vrouwen in het debat schrikt Duflo er niet voor terug heilige huisjes te bestormen.

‘Forget business as usual’, is de boodschap van de Nigeriaanse Ngozi Okonjo-Iweala, de eerste vrouw die de Wereldhandelsorganisatie gaat leiden. Ook in andere internationale organisaties treden topvrouwen aan.Beeld REUTERS

Forget business as usual!’ schreef de Nigeriaanse econoom Ngozi Okonjo-Iweala onlangs op Twitter. Ze was op dat moment net verkozen tot de eerste vrouw die de Wereldhandelsorganisatie mag gaan leiden (na een tweestrijd met een andere vrouw, de Koreaanse Yoo Myung-hee). Daarmee is ze het jongste voorbeeld van een trend: ook in de top van internationale economische organisaties wordt de mannelijke monocultuur teruggedrongen.

Leuk jurkje

Christine Lagarde verruilde haar baan als directeur van het Internationaal Monetair Fonds voor de rol van voorzitter van de Europese Centrale Bank en werd opgevolgd door de Bulgaarse Kristalina Georgieva, die in de jaren 80 promoveerde op Amerikaans milieubeleid en economische groei in haar geboortestad Sofia. Bij het IMF werd Georgieva welkom geheten door de Indiaas-Amerikaanse Gita Gopinath, sinds 2019 hoofdeconoom van deze ‘bank voor landen’. In de halls of power in Washington loopt ook Carmen Reinhart rond. In mei vorig jaar werd zij hoofdeconoom van de Wereldbank toen ze haar vrouwelijke voorganger Pinelopi Koujianou Goldberg opvolgde.

Janet Yellen is aangetreden als minister van Financiën in de regering-Biden. Ze is de eerste vrouw ooit in die functie en heeft haar handtekening gezet onder een steunpakket van ongekende omvang voor Amerikaanse gezinnen. “Door alle wiskunde vergeet men weleens dat economie draait om het verbeteren van mensenlevens”, zei Yellen toen ze met Georgieva in gesprek ging over ‘womenomics’. De IMF-baas kon het alleen maar beamen: zelf besloot ze zich te richten op duurzame economie nadat een familielid ziek was geworden door vervuild grondwater. “Slecht beleid heeft een enorme impact op gewone mensen”, leerde Georgieva.

Inclusiever leiderschap helpt om de rol van vrouwen in de economie een wezenlijk onderdeel te maken van het vakgebied, zegt Linda Scott: “Met name Lagarde is zeer belangrijk geweest. Die zette genderongelijkheid op de kaart en werd daar vervolgens niet om afgemaakt.”

“Het is goed dat er meer diversiteit is aan de top”, vindt ook Sandra Phlippen. Als hoofdeconoom van ABN-Amro schuift ze regelmatig aan in Nederlandse televisieprogramma’s. Het is belangrijk dat vrouwelijke rolmodellen vaker in beeld komen wanneer het over de economie gaat, vindt Phlippen, al merkte ze dat het voor sommige kijkers aanvankelijk even wennen was: “Ik kreeg veel commentaar op mijn uiterlijk. Het was niet eens altijd vervelend bedoeld. Reacties als: “Goh, wat een leuk jurkje had je aan.” Nu, fijn, want ik vind een leuk jurkje ook belangrijk, maar het viel me wel op dat het weinig over de inhoud ging. Dat is bij een man toch anders.”

Het is opmerkelijk dat de opmars van vrouwelijke topbestuurders samenvalt met een turbulente periode in de wereldeconomie. Neem Ngozi Okonjo-Iweala. Zij treedt aan nu de Wereldhandelsorganisatie in een diepe crisis zit. Christine Lagarde werd gekozen als IMF-topvrouw in de nasleep van de Grote Recessie en treft nu een ECB die zoekende is naar haar rol. Dat lijkt geen toeval.

Britse wetenschappers ontdekten dat vrouwen vaker naar voren worden geschoven wanneer het slecht gaat met een bedrijf. In plaats van een glazen plafond worden deze topvrouwen in crisistijd geconfronteerd met een ‘glazen klif’. Zodra het misgaat, kunnen ze gemakkelijk worden geslachtofferd en als de rust terugkeert, worden ze ingeruild voor een man in pak. Maar er is ook een positieve uitleg: na een crisis volgt een heroriëntatie en dat vergt een ander type leiderschap. Ja, deze vrouwen treden aan op een lastig moment, maar dat biedt een uitgelezen kans om het roer om te gooien. Ze kunnen echt iets veranderen. Van Staveren: “Ik denk dat dit een blijvende doorbraak is.”

Bij de kritiek dat vrouwen worden buitengesloten kon de economie zich lange tijd verschuilen achter de eigen aannames. Een wetenschap die zich primair richt op hoe markten werken en hoe individuen op rationele wijze hun voorkeuren nastreven, zal zich niet snel achter de oren krabben over een oververtegenwoordiging van mannen. Zeker niet wanneer de dominante filosofie voorschrijft dat zo min mogelijk interventie het eerlijkste resultaat van het spel tussen vraag en aanbod oplevert.

De Franse econome Esther Duflo is een luis in de pels van het economische establishment. Ze is niet bang om tegen heilige huisjes te trappen, en ontkracht vooroordelen over migranten, klimaat en belastingen.Beeld Simon Simard

Wie die logica volgt, komt er snel op uit dat een gebrek aan invloed van vrouwen in de economie aan de vrouwen zelf moeten liggen – een probleem aan de aanbodzijde kortom. In 2005 beweerde Larry Summers, voormalig Amerikaans minister van Financiën en hoogleraar aan Harvard, nog dat vrouwen nu eenmaal niet over voldoende bètacapaciteiten beschikken en meer talent hebben voor het opvoeden van kinderen.

“De aanname is altijd geweest dat mannen en vrouwen precies dezelfde kansen hebben in de economische wetenschap”, zegt Linda Scott. “Daarin zie je hoezeer de economie uitgaat van neutrale individuen die leven in een vacuüm. Alsof structurele barrières en historische achterstelling niet bestaan. Zeggen dat ondervertegenwoordiging aan vrouwen zelf ligt is een excuus om het daar niet over te hoeven hebben.”

In de jaren 90 konden economen nog wegkomen met het ‘excuus’ dat vrouwen over het algemeen ondervertegenwoordigd waren in de universiteitsbanken. Als het beter zou gaan met de emancipatie in het onderwijs, zou de economische wetenschap vanzelf volgen. “Deze ‘pijnlijnverwachting’ is niet uitgekomen”, zegt Henriëtte Prast, hoogleraar gedragseconomie aan de universiteit van Tilburg.

Het gaat al fout in de middelbare school, ontdekte ze. De lesboeken bevatten twee keer zoveel mannelijke personages en schetsen een gedateerde arbeidsverdeling, met vrouwen in ondergeschikte rollen. “Ze doen het vast niet expres, maar dit zegt veel over het wereldbeeld van de leraren en economen die het lesmateriaal samenstellen. Blijkbaar hebben ze een sterke genderbias”, zegt Prast. “En diezelfde leraren moeten jonge vrouwen wegwijs maken in de economie.”

Een naam die in weinig economiehandboeken zal ontbreken, is die van Adam Smith. Met zijn idee van de onzichtbare hand vestigde de Schotse filosoof zijn reputatie als geestesvader van de moderne economie. Zijn meest fameuze citaat gaat als volgt: “Het is niet vanwege de goedheid van de slager, de brouwer of de bakker dat wij ons eten verwachten, maar vanwege hun eigenbelang.” En hoewel het geen recht doet aan de veelzijdigheid van Smiths denken, domineert deze gedachte tot op de dag van vandaag het economische paradigma. De mens zou een homo economicus zijn, een rationeel individu dat in de eerste plaats zijn persoonlijke welvaart nastreeft, wat uiteindelijk de samenleving als geheel ten goede komt.

Afwijken van de norm

Maar als iedereen zich puur zou laten leiden door eigenbelang, zou Adams maag ’s avonds flink hebben geknord, merkt de Zweedse journalist Katrine Marçal fijntjes op in haar boek Who Cooked Adam Smith’s Dinner (2015). Het is te danken aan de zorgzaamheid van zijn moeder dat Smith zijn eten kon verwachten, alleen is dat een motief waarvoor de economische wetenschap nauwelijks aandacht heeft, omdat het niet voldoet aan het beeld van de calculerende, zelfzuchtige consument. Het is geen toeval, betoogt Marçal, dat kenmerken die we associëren met vrouwelijkheid – emoties, onderlinge afhankelijkheid, opoffering – ondergewaardeerd en onderbelicht blijven. De homo economicus is een man. De ware onzichtbare handen zijn die van vrouwen.

“Sinds Adam Smith hebben witte mannen geprobeerd de economie tot steeds scherpere en nauwere natuurwetten te reduceren”, zegt Anne Kervers, die onderzoek doet naar geldcreatie en de financiering van klimaatbeleid. “Een nieuwe generatie vrouwen problematiseert dat.” Zoals de natuurkundige ontdekkingen van Isaac Newton het economische denken hebben beïnvloed, met de nadruk op mathematische zekerheden en universele wetmatigheden, zo kan dat ook het geval zijn bij de nieuwe natuurwetenschappelijke inzichten, hoopt Kervers. Het concept van een autonoom individu is aan herziening toe, nu we onze plaats in het web des levens beter begrijpen. Het nastreven van eigenbelang levert helemaal geen collectieve voorspoed op wanneer onze hebzucht de voorwaarden van het leven op aarde dreigt te ondermijnen.

Tijdens meerdere lezingen zag Kervers hoe Kate Raworth, ondanks felle kritiek, soeverein overeind bleef. “Dat deze vrouwen afwijken van de norm en oog hebben voor andere aspecten, maakt dat ik zelf ook groter durf te denken”, zegt ze. “De tendens binnen academisch onderzoek is om te focussen op één dimensie. Ik begrijp wel dat je onderzoek moet afbakenen, maar juist die intersectionele analyse van Raworth vind ik zo noodzakelijk. Zij neemt de ecologische crisis niet als bijzaak, maar als uitgangspunt. Het is begrijpelijk dat veel mainstreameconomen daarover vallen: ze dachten op stabiele grond te staan en opeens wordt het kleed onder hun voeten weggetrokken.”

Stephanie Keltons boek 'The Deficit Myth' verscheen in volle pandemie. Ze is aanhanger van de 'modern monetary theory' (mmt), een eigenzinnige stroming die het denken over geld en schuld op zijn kop claimt te zetten.Beeld Bloomberg via Getty Images

Kelton, Mazzucato en Raworth lieten op Twitter hun onderlinge bewondering blijken door met elkaars boeken op de foto te gaan. De gebundelde kracht van hun ideeën over een circulaire economie, de ondernemende staat en geldcreatie kan een transformatie teweegbrengen in de economie, aldus het bijschrift van Raworth. “Wat ik zo treffend vind, is dat ze elkaar niet willen beconcurreren, maar versterken”, zegt Kervers. “Dat zie je niet vaak onder economen.”

Niet dat deze iconoclasten onweersproken zijn. ABN-econoom Sandra Phlippen maakt bezwaar tegen het gemakzuchtige gebash van de ‘modellen’. “Kwantitatief onderzoek is helemaal geen mannending. We moeten oppassen dat we niet doen alsof vrouwen zich vooral bezighouden met de soft stuff.” Natuurlijk, ze erkent dat een gebrek aan diversiteit leidt tot gebrekkige theorievorming en ze heeft bewondering voor economen als Duflo, die de aannames achter de economische modellen toetsen aan de empirie, maar de hype rondom Raworth stoort haar mateloos. “Doughnut Economics heb ik echt met afgrijzen gelezen’, zegt Phlippen. ‘Het maakt een karikatuur van ons vakgebied. Als je haar boek moet geloven, zijn economen verantwoordelijk voor alle kwaad in de wereld.”

Ook de paus is mee

Ook Keltons ‘modern monetary theory’ oogst brede kritiek. Zij zou de geldpersen te makkelijk willen aanzetten, waardoor de komende generaties verdrinken in schuldenlast. Mazzucato’s werk wordt vaak weggezet als gedegen onderzoeksjournalistiek zonder veel wetenschappelijke waarde. En criticasters zien Duflo’s pleidooi voor dubbelblinde testen van economische interventies als te beperkt en vaak zinloos.

De kritiek op de XX-economen, zo blijkt, spitst zich opvallend vaak toe op de methode, die afwijkt van het gangbare onderzoeksprocedé. Terwijl deze vrouwelijke succesauteurs vinden dat de economie zich te veel verliest in theoretische abstracties, krijgen zij vaak de kritiek dat ze te anekdotisch te werk gaan. Hier wreekt zich de lange traditie in de universitaire wereld waarin een kwantitatieve wetenschapsmethode hoger aangeschreven staat dan het kwalitatieve werk waarmee het dominante denken nu wordt opengebroken.

In De XX-economie doet Linda Scott geen moeite om haar ergernis daarover te verbergen. Haar veldwerk, waar veel mannelijke collega’s op neerkijken, vormt de basis voor de modellen en berekeningen: “Wij haalden onze tetanus- en hondsdolheidsprikken, slikten ons antimalariamedicijn, pakten onze antibiotica in en namen het vliegtuig voor een vlucht van tien tot dertig uur. Dan reden we nog urenlang in een busje, de laatste paar uur over slechte wegen, en maakten vervolgens werkdagen van twaalf uur zonder zelfs de mogelijkheid om onze handen te wassen en vaak zonder iets te eten. Elk project vereiste maanden van voorbereiding, er was nauwelijks geld, en we moesten altijd tientallen mensen tot medewerking zien te bewegen, maar er kwam altijd een grote hoeveelheid kwantitatieve en kwalitatieve data uit. In de ogen van extreme marktzeloten zijn de conclusies van de man (…) op grond van secundaire bronnen ‘hard’, en is ons onderzoek ‘zacht’. De groeten.”

Die aandacht voor de ‘echte’ wereld achter de statistieken is iets wat al deze vrouwelijke vernieuwers delen. Een van de redenen dat Esther Duflo gelauwerd wordt, is dat zij zorgvuldig opgezette proeven gebruikt om te onderzoeken welke vorm van armoedebestrijding het beste werkt in de praktijk. Voordat haar bestseller verscheen, werkte Kate Raworth als onderzoeker bij ontwikkelingsorganisatie Oxfam, waar ze zag hoe ver de grafieken en formules die zijn ontwikkeld op westerse universiteiten af stonden van de uitdagingen van vrouwen in Bangladesh of boeren in Zambia. “Deze vrouwelijke economen hebben heel goed door dat economie een sociale wetenschap is en geen toegepaste wiskunde”, zegt Irene van Staveren. “Het gaat over gedrag en dat is enkel te verklaren in de menselijke context.”

Zal die menselijke blik ervoor zorgen dat we over tien jaar aan iets anders denken bij een econoom? Zal de omschrijving van Diane Coyle – een saaie maar zelfverzekerde man in pak die praat over procentpunten – straks gedateerd aanvoelen? Zeker is in ieder geval dat veel economen die de afgelopen jaren furore maakten niet aan dat beeld voldoen. Het zijn de vrouwelijke economen die niet zijn gekneed aan prestigieuze ‘Ivy League’-universiteiten die het denken doen kantelen, nu oude zekerheden aan het wankelen worden gebracht en conventionele theorieën tekortschieten. Waarom moet de economie almaar groeien? Hoezo heeft de overheid ‘geen geld’ om ambitieus klimaatbeleid en goede zorg te financieren? En wie zegt dat de private sector de broedplaats voor innovatie is? De heilige huisjes die lange tijd onverwoestbaar leken, zijn niet veilig voor de iconoclasten.

“Het perspectief dat deze vrouwen inbrengen is wat de wereld op dit moment nodig heeft”, schreef paus Franciscus in zijn nieuwe boek Let Us Dream. Mariana Mazzucato kreeg alvast een adviserende functie in de economische Covid-19-taskforce van het Vaticaan en ook veel andere vrouwen op internationale economische sleutelfuncties proberen de essentiële transitie naar een duurzame economie vorm te geven. “Ik wil elke mogelijkheid verkennen om klimaatverandering te bestrijden”, verklaarde ECB-voorzitter Christine Lagarde.

Afbreken

Linda Scott durft te spreken van een voorzichtige paradigmawisseling, en verwijst naar The Structure of Scientific Revolutions van wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn. “Een nieuw paradigma komt op twee manieren tot stand”, zegt Scott. “Als er observaties worden gedaan die niet binnen de bestaande theorie passen, en als nieuwe stemmen zich mengen in het vakgebied. In de economie zijn beide nu aan de hand.” Hoe dat nieuwe paradigma er precies zal uitzien, valt volgens Scott niet te voorspellen, maar dat het vrouwen binnen- in plaats van buitensluit, staat volgens haar vast.

Die verandering begint met de bereidheid om de basale aannames van het vakgebied te bevragen, en dat is precies wat een nieuwe generatie vrouwelijke economen doet. Scott: “Het idee was dat de economie een stevig bouwwerk was, dat soms hier en daar wat reparatie behoefde. Ik denk dat het tijd is om het huis af te breken en vanaf de grond opnieuw op te bouwen.”