Direct naar artikelinhoud
AchtergrondTafeltennis

Vijftig jaar na de pingpongdiplomatie: het trieste verhaal van Glenn Cowan

De Amerikaanse tafeltennisser Glenn Cowan (rechts) en zijn Chinese concurrent Zhuang Zedong, na hun eerste ontmoeting in de bus bij het WK 1971 in Japan.Beeld DPG Media

Precies een halve eeuw geleden vertolkte Glenn Cowan een sleutelrol in de pingpongdiplomatie tussen kapitalistisch Amerika en communistisch China. Na dat WK in 1971 zag hij zichzelf als politieke held, maar in 2004 stierf hij volledig vergeten en psychisch gestoord. Cowan werd 52.

Nee, hij had vrij weinig weg van een diplomaat. Op zijn lange, sluike lokken droeg hij graag een rode zakdoek, of een strohoedje. Met zijn wijde broeken en T-shirts met drukke prints leek hij zo weggelopen van een albumhoes van The Grateful Dead. En zijn voorliefde voor marihuana maakte het hippieplaatje rond Glenn Cowan helemaal af. Het was echter deze negentienjarige tafeltennisser die bij het WK in Japan in april 1971 toevallig een diplomatieke heldenrol vertolkte.

Cowan was het buitenbeentje van de Amerikaanse ploeg. Nog aan het sparren met wat buitenlanders in Nagoya, toen de bus van de Amerikanen al terug naar het hotel vertrok. Onbezorgd sprong hij met de USA-tas over zijn schouder maar in een andere bus. Die van de Chinezen, zo bleek. Daar werd hij tien minuten doodgezwegen. Koude Oorlog. De diplomatieke lijn tussen het communistische China en het kapitalistische Amerika was al jaren dood en geen van de Chinese spelers bleek van zins die impasse te doorbreken. Tot drievoudig wereldkampioen Zhuang Zedong besloot de Amerikaan maar gewoon de hand te schudden.

Met handen en voeten voerden de twee een gesprekje, waarna Zedong hem een typisch Chinees geschenk aanbood: een zeefdruk van de Gele Bergen in Hangzhou. De foto van Zedong en Cowan die lachend samen de bus uitstapten, ging rap de wereld over. Of hij China eens wilde bezoeken, vroeg een journalist, toen Cowan een dag later een T-shirt met het vredessymbool aan Zedong schonk. “Maar natuurlijk”, antwoordde Cowan, waarmee hij voor Amerika een gesloten deur weer op een kier zette.

De Chinese leider Mao Zedong en de Amerikaanse president Richard Nixon geven elkaar de hand in 1972.Beeld BELGAIMAGE

Na enig aarzelen gaf de communistische leider Mao Zedong een paar dagen later hoogstpersoonlijk gehoor aan de oproep. Op 10 april 1971 reisde het Amerikaanse team vanuit Hongkong China binnen voor demonstratiewedstrijden en een bezoek aan de Chinese Muur en het Zomerpaleis. Een ‘goodwill tour’ waar 23 jaar later door acteur Tom Hanks nog eens fijntjes aan gerefereerd werd in kaskraker Forrest Gump. Tien maanden later kwam uit de ‘pingpongdiplomatie’ zelfs een officieel bezoek van president Richard Nixon aan Peking voort, na 25 jaar zonder communicatie. En weer twee maanden later kwamen de Chinese spelers naar Amerika.

Angstaanvallen

Spijtig genoeg ging het met de speler bij wie alles begon tegen die tijd al hard bergafwaarts. Nog voor het sportieve gezelschap voor een officieel moment werd ontvangen in het Witte Huis zat Cowan alweer thuis, plots bevangen door angstaanvallen. Van de energieke, vredestichtende hippie bleek nog slechts een zielig hoopje mens over.

Teruggekeerd vanuit China werd Cowan ontvangen als een politieke held en die roem moest en zou hij verzilveren. Met een boek, een hippielijn van in China geproduceerde batjes. Ja, er was zelfs even sprake van een eigen tv-programma. Maar Amerika bleek al rap weer uitgekeken op de flamboyante pingponger, die in alle ernst geloofde dat hij de wereld ten goede had verbeterd.

“Ik zou een prima mediator zijn voor een gesprek tussen president Nixon en de Chinese premier Zhou Enlai”, beweerde hij zelfs in een interview met de krant LA Times.

 Dat de twee wereldmachten hem verder niet nodig bleken te hebben, viel de speler zwaar. “Na China leek alles voor Glenn zo nutteloos”, vertelde zijn teamgenoot John Tannehill later. “Hoe zou je het nóg beter kunnen doen dan wereldvrede”

Gedesillusioneerd stopte Cowan met tafeltennis en terug in de anonimiteit ontspoorde hij al snel volledig in de wereld van de stimulerende middelen. Zo vertelde een vriend eens aan LA Magazine dat Cowan tijdens een bezoek aan een concert van de Rolling Stones serieus beweerde dat hij een spirituele connectie had met zanger Mick Jagger. Zo zou de afkorting MGM volgens Cowan staan voor ‘Mao, Glenn & Mick’.

Hartaanval

Een psychiater stelde niet veel later zowel een bipolaire stoornis als schizofrenie bij Cowan vast. Vanwege zijn grillen, manische uitbarstingen en vele ziekenhuisopnames hield hij daarna amper nog vrienden over. Op 6 april 2004, precies 33 jaar na de dag dat hij uitgenodigd werd door Mao Zedong, stierf hij aan de gevolgen van een hartaanval. Hij was pas 52 jaar oud. De kranten besteedden geen woord aan de dood van de wereldverbeteraar van weleer. Al ver voor zijn overlijden bleek hij vergeten.

Echter niet door iedereen. Moeder Cowan ontving een telefoontje uit Peking, met de condoleances van Zhuang Zedong. De Chinees die hij nooit meer ontmoette, maar een vriend voor het leven bleek.