Direct naar artikelinhoud
InterviewPedro Elias en Wesley Sonck

Pedro Elias en Wesley Sonck: ‘Ik ben onlangs besneden. Zodra corona bedwongen is, organiseer ik voor jou een barbecue met één verrassinkje tussen het vlees’

Pedro Elias en Wesley Sonck: ‘Ik ben onlangs besneden. Zodra corona bedwongen is, organiseer ik voor jou een barbecue met één verrassinkje tussen het vlees’
Beeld Johan Jacobs

Er zal weer gezongen worden van de pijn, gekreund onder burleske inspanningen, gejammerd om uit de curve brekende lactaatwaarden. Grenzen zullen verlegd en records geslecht worden. En het geurtje, ja, het geurtje zal er één zijn van verstuivend zweet en prestatiekoorts. Jawel: Pedro Elias (46) en Wesley Sonck (42) nemen het co-ouderschap van De Container Cup weer op, die vermakelijke entente van sport en humor waarmee lockdowns wat van hun gewicht verliezen.

Aangetroffen op het ingrediëntenlijstje van dit tweede seizoen: dertig topsporters, acht bekende Belgen (onder wie Bart De Wever en Georges-Louis Bouchez), één Pedro Elias, één Wesley Sonck, zeven sportdisciplines en één container.

Elias: “De opnames zijn zo ongeveer klaar, en nu moet ik afkicken van Wesley.”

Sonck: “Dat is vast een héél zware detox.”

Elias: “Ik meen het: ik voel me een beetje geamputeerd. We kennen elkaar nu goed een jaar, en onze band begint toch heel erg naar vriendschap te ruiken. Alleen: we hebben die vriendschap nog niet kunnen vieren. Met dank aan dat virus, natuurlijk. We hebben nog nooit gebarbecued, we hebben nog nooit pinten gedronken op café. We hebben alleen nog maar gewérkt.”

Dat werk speelt zich af in een container van 12 op 2 meter.

Sonck: “Het verbaast me niet dat De Container Cup zo lovend ontvangen wordt: ik wist meteen dat het een goed format is. Omdat het over de kern van sport gaat, over competitie: vertel een atleet dat de recordtijd in een bepaalde discipline 20 seconden is, en hij of zij zal proberen om het in 19 seconden te doen. Dat is de essentie van sport, en dat is prachtig om naar te kijken.”

Elias: “Het opende een nieuwe wereld voor mij. Een seconde afpitsen van een record, en daar gelukkig van worden: ik kende dat niet. Ik zou willen sterven voor mijn gezin, of voor een lekker pateeke. Maar niet voor de hoogste plaats in een tabel. Wesley wél. En dat zie je in De Container Cup: ik zit in het ijle te lullen, hij snápt wat er gebeurt.”

Sonck: “Logisch: de wereld van de sport is de mijne. Ik zit in het hoofd en het lijf van zo’n atleet die het beste van zichzelf geeft.”

Elias: “Wordt er een record verbroken, dan zie ik Wesley soms emotioneel worden. In het eerste seizoen zat ik daar met grote ogen naar te kijken. Wat kon het mij schelen dat de ene een seconde sneller is dan de andere? Maar het blijkt besmettelijk: in het tweede seizoen word ik zelf ook oprecht blij van een knappe prestatie.”

Sonck: “Als je zag hoe in het eerste seizoen de coureurs elkaar bestookten in het fietsnummer: dat is toch prachtig? Je kunt daar toch niet onbewogen bij blijven?”

Elias: “Wout van Aert en Mathieu van der Poel mogen ons trouwens weleens bedanken. De basis van al hun successen is duidelijk in onze container gelegd.

(tot Sonck) Ik begin het beter en beter te begrijpen. Als we Isaac Kimeli te gast hebben, zie ik je genieten van de souplesse waarmee hij op onze loopband staat. Ik word daar blij van, maar voor jou betekent het nog net iets meer.”

Sonck: “Voor mij is dat het walhalla, ja. Als ik de foulée zie waarmee de Borlées lopen, de manier waarop Van Aert op een fiets zit, hoe onze hockeyers een golfstick vastnemen… Dat is kunst, toch? Sommige mensen gaan naar het Louvre om diep geëmotioneerd te raken, ik kijk naar sport.»

In de liefde voor voetbal vinden jullie elkaar wel helemaal.

Elias: “Ja, al is er ook daar een verschil. Wesley is een liefhebber van het spel, ik ben een supporter van een club. FC Barcelona is voor mij een way of life – en dat zeg ik zonder enige overdrijving.”

Sonck: “Dat kan ik bevestigen. Ik vind het intrigerend hoe supporters altijd in de wij-vorm praten over hun club. ‘We hebben gisteren fantastisch gespeeld.’ Neen Pedro, denk ik dan, Lionel Messi heeft gisteren fantastisch gespeeld. Jij lag met je blubberbuik in de zetel te kijken.”

Elias: “(rolt met de ogen) Tiens, Wesley, we zijn nu al een kwartier samen, en je hebt me je sixpack nog niet getoond. Heb je een slechte dag?

“FC Barcelona is alles voor mij, en Messi belichaamt de absolute schoonheid van mijn club. Ik ben naar Argentinië gegaan om er de voetbalvelden te bezoeken waar hij als kind heeft gespeeld – de tango dansen in Buenos Aires vond ik bijkomstig. (toont een foto op zijn gsm) Kijk, deze is van m’n huwelijk: aan de binnenkant van mijn trouwkostuum had ik ‘Evelien y Messi para siempre’ laten borduren. Mijn vrouw was not amused, want aanvankelijk zou de volgorde omgekeerd zijn. (lacht)

Sonck: “De adoratie voor Messi begrijp ik. Meer nog, ik deel ze: hij is een wonderlijke voetballer, eentje die iets kan wat anderen niet kunnen. Ik kijk alle wedstrijden van Barcelona, voor hém. Maar dus niet: voor Barça. Het zit niet in mij om verliefd te worden op een club. Begrijp jij dat fanatieke supporteren?”

Beter dan ik zou willen. Ik heb een lief dat voortdurend vreemdgaat, maar naar wie ik toch altijd blijf terugkeren. Ze heet KV Mechelen.

Sonck: “Kijk, dat vind ik dus straf. Het intrigeert me echt: waar haal je de passie vandaan om een leven lang bij dezelfde club langs de lijn te staan? Misschien ken ik dat gevoel niet omdat ik zelf een voetballer geweest ben, en dus: een huurling. Ik hield van de club waar ik op dat moment voor speelde. Maar zodra ik verhuisde, klopte mijn hart voor mijn nieuwe club.”

Precies daarom is het logischer dat supporters in de wij-vorm over hun club spreken dan dat spelers dat doen.

Elias: “Voilà. Voor mij is het een religie. Voor jou, Wesley, is het een ambacht.”

Sonck: “Begrijp me niet verkeerd: ik vind het knap, die trouw. En als voetballer hield ik er enorm van om op verplaatsing te spelen bij een club waar de supporters heel passioneel achter hun ploeg staan. Maar zelf ben ik daar te rationeel voor, vermoed ik. (denkt na) Dat is echt het grote verschil tussen ons: Pedro is de dromer, ik de realist. Je ziet dat in De Container Cup. Hij maakt onverwachte, chaotische gedachtesprongen, terwijl ik gewoon beschrijf wat ik zie. Ik denk rechtdoor.”

Elias: “Jij hebt het oog op de feiten. Ik zie de details – en de schoonheid daarvan.”

Sonck: “Daarom noem ik je altijd ‘de absurde denker’. Ik heb die fantasie niet.”

Zou iemand als Pedro voor extra pigment kunnen zorgen in Extra Time, Wesley?

Sonck: “Goh, daarvoor mist hij toch de kennis.”

Elias: “Net daarom: het is allemaal zo analytisch rond die tafel. (plagerig) Ik ben een trouwe kijker, maar eerlijk: ik vind dat jullie allemaal op elkaar lijken.”

Sonck: “Totáál niet akkoord. Ik vind net dat we heel verschillend zijn. Ik lijk toch niet op Filip Joos, en Filip Joos lijkt toch niet op Peter Vandenbempt?”

Elias: “Iets anders: waarom zeggen jullie niet elke week dat het een schande is dat er in Qatar een wereldkampioenschap wordt georganiseerd?”

Pedro Elias en Wesley Sonck: ‘Ik ben onlangs besneden. Zodra corona bedwongen is, organiseer ik voor jou een barbecue met één verrassinkje tussen het vlees’
Beeld Johan Jacobs

Sonck: “Ik ken dat dossier helemaal niet. En ik zit daar om over mijn passie – het spelletje – te praten, niet om me uit te spreken over de wereld. Ik vind het ook hypocriet dat dat nu plots het grote issue is, terwijl de wereld barst van uitbuiting. Waarom moeten wij als voetbalanalisten daar nu plots iets tegen ondernemen?”

Elias: “Net omdat de wereld van het voetbal zo machtig is. Een statement zou weerklank hebben.”

Sonck: “Hoe komt het dat het voetbal zo groot en zo bepalend is? Omdat het zélf een wereld vormt waarin geld belangrijk en ethiek onbelangrijk is.”

Elias: “Daarmee zijn we bij de essentie, denk ik: de wereld van het voetbal is vies en vuil, maar het spelletje zelf…”

Sonck: “...blijft prachtig. En dat is het enige dat me echt interesseert: het spelletje. Nu nog altijd vind ik niets leuker dan in het weekend met mijn zoon te gaan sjotten in het park. Dat is wat ik altijd zal blijven: een voetballer.”

Pedro Elias en Wesley Sonck: ‘Ik ben onlangs besneden. Zodra corona bedwongen is, organiseer ik voor jou een barbecue met één verrassinkje tussen het vlees’
Beeld Johan Jacobs

DE MARIE-LOUISE

De Container Cup kreeg vorig jaar – geen dank! – de Ha! van Humo.

Elias: “Ik ga al jaren naar het feestje dat bij de uitreiking hoort. Dat zijn altijd weer heerlijke, drankbespatte avonden waarop ik lichtelijk jaloers sta te kijken naar de winnaar. En nu ik eindelijk zelf die Ha! won, was er geen feestje. Stonden we daar, in een lege Arenbergschouwburg. Damn you, corona.”

Sonck: “Maar we nodigen onszelf graag uit op de volgende editie. Ik vind dat we dan ook op het podium moeten.”

Elias: “Jij snapte eerst niet goed waarom ik zo blij was met die prijs, hè?”

Sonck: “Nee, omdat ik de draagwijdte ervan niet kende. Je mag niet vergeten: ik ben een voetbalnerd die plots ook in de televisiewereld zit. Dat voelt nog altijd exotisch. Het is soms ook imponerend: al die slimme, creatieve mensen die bij Woestijnvis rondlopen. Maar ik voel me gewaardeerd. ‘Jij bent veel toffer dan we dachten,’ krijg ik vaak te horen.”

Welk beeld moet er dan bijgesteld worden?

Sonck: “Dat ik een klootzakje ben, blijkbaar. En op het veld was ik dat vroeger ook, natuurlijk. (bedenkt zich meteen) Neen, dat is niet waar: ik was geen klootzakje, wel een winnaar. En wat is er nu verkeerd aan altijd willen winnen?”

Veel menselijke ellende komt voort uit altijd willen winnen, vind ik. Maar let maar niet op mij.

Sonck: “Maar ik heb het nu specifiek over topsport: daarin is willen winnen toch de kern?”

Elias: “Mij is dat verlangen helemaal vreemd.”

Sonck: “Dat is niet waar. Jij wilt ook altijd winnen.”

Elias: “Maar neen! Ik ben gevaccineerd tegen competitiedrift en grote ambities.”

Cultiveer je dat beeld van de slacker die verbaasd naar het razen en dazen van de wereld staat te kijken niet een beetje?

Elias: “Misschien heb ik dat weleens gedaan, ja. Maar het komt van ergens: ik voel mezelf nu eenmaal een worm die wat onhandig ligt te kronkelen en straks het middagmaal wordt van een grote, gracieuze vogel. Ik ben nu al vijftien jaar aan het spelen bij Woestijnvis – want zo voelt het: spelen. Heel lang ben ik ervan overtuigd geweest dat op een dag iemand zou zeggen: ‘Kom, het is goed geweest. We hebben wel door dat je het niet kan. Eruit.’ Dat ik ontmaskerd zou worden als het ongetalenteerde jongetje tussen de genieën. En nog altijd denk ik dat soms, maar intussen kan ik natuurlijk niet meer ontkennen dat er wel íéts moet zijn dat ik goed doe.”

Sonck: “Ik vind het straf dat zo’n slimme mens als jij zo over zichzelf denkt. Het is toch overduidelijk dat jij goed bent in wat je doet?”

Elias: “Mja, misschien. Maar bij een voetballer is dat helemaal anders, hè. Jij hebt een goeie vijftien jaar naar meer en beter gestreefd, en daarna moest je het bilan opmaken. Een televisiemaker heeft de luxe van de tijd. Ik loop een beetje rond, ik probeer wat dingen, ik doe waar ik van hou – en ooit zal het allemaal voorbij zijn. En pas dan zal ik de balans opmaken: heeft het allemaal iets van betekenis gehad?”

Sonck: “Dat is wel een groot verschil, ja. Ik ben zeer goed geweest in iets, en plots stopte dat. Ik was 35 en anderen zeiden tegen mij: ‘Zo, dat was het. Je bent te oud nu.’ Dat wringt nog altijd. Niet dat ik stopte met voetballen, wel dat het niet mijn eigen keuze was. Ik was nog topfit, ik was nog snel genoeg, ik leefde nog altijd voor mijn sport. En toch besliste iemand: het is voorbij. In jouw wereld kun je een leven lang rijpen. Je wordt ook beter met de jaren, en je hoeft niet op je 35ste plots iets anders te zoeken.”

Elias: “Maar je hebt jezelf toch vlot heruitgevonden?”

Sonck: “Het heeft me wat tijd gekost, hoor. Logisch: ik werd prof op mijn 18de, en wist hoe mijn wereld er de volgende jaren zou uitzien. Dáárin moest het allemaal gebeuren – en dat lukte ook. Wie voor televisie werkt, heeft gestudeerd, en kreeg daarna de tijd om volwassen te worden. Dat is een heel ander leven.”

Elias: “Vind je dat je alles uit je voetbalcarrière hebt gehaald?”

Sonck: “Neen. Het is mooi en goed geweest, maar het had nog mooier en beter gekund. Ik had in Spanje moeten spelen, denk ik nu – er was ooit sprake van Sevilla. Dan had ik nu vijf talen gesproken.”

Elias: “Maar er is toch veel om trots op te zijn? We zijn samen op daguitstap geweest naar het Koning Boudewijnstadion: daar hangt je truitje van de Rode Duivels tussen alle grote namen uit de Belgische voetbalgeschiedenis. Meer nog: het jouwe is het eerste in de rij!”

Sonck: “Of het laatste – het hangt er een beetje van af door welke deur je binnenkomt. (lacht)

Elias: “Toen we voor dat truitje stonden, begon de stoere man met het wasbordje te huilen. Ik vond dat mooi.”

Sonck: “Ik werd een beetje emotioneel, ja. Tussen de shirts van al die grote mannen hangt er eentje van een gast die uit een café in Ninove komt.”

Elias: “Jij doet altijd alsof je een ongeletterde boer bent. Dat is toch helemaal niet zo?”

Bovendien lijkt het me boeiender om op te groeien in een café in Ninove dan in een villa in Overijse.

Sonck: “Boeiend was het zeker, en ook nog eens heel plezant. Maar… Hoe moet ik dat zeggen? (raakt even niet uit zijn woorden) Het was zo… Zo eenvoudig. Ik kom uit de banaliteit, eigenlijk. Uit een wereld zonder finesse.”

Elias: “Maar dat is toch net heel cool? Zo leerde je toch al heel jong hoe wild en woest het leven kan zijn?”

Sonck: “Als kind sta je daar niet bij stil, hè.”

Elias: “Nee, maar je pikt dat toch onbewust op?”

Sonck: “Het is wel zo dat ik daar de hele wereld zag passeren. Zodra ze het café binnenkwamen, was er geen verschil meer tussen de advocaat en de arbeider: ze hadden allebei dorst.”

In je analyses in Extra Time proef ik soms het verlangen van de underdog om ernstig genomen te worden.

Sonck: “(wuift weg) Nee, zo voelt het voor mij niet. Ik weet van mezelf dat ik mijn vak kén. Je zult me niets wijsmaken als het over voetbal gaat: ik snap het spelletje, en ik heb alles gezien. En die erkenning krijg ik ook.

“Wat wel zo is: door mijn achtergrond kan ik mezelf relativeren. Veel voetballers kunnen dat niet. De ernst waarmee ze uit hun miljoenenauto stappen, het sérieux waarmee ze hun Louis Vuitton-tasjes dragen… (rolt met de ogen) Jaja, denk ik dan. Ik ben liever de gast die alle Vlaamse schlagers uit het hoofd kent, en een feestje in gang trapt door iedereen ‘De Marie-Louise’ te laten doen.”

DE MARIE-LOUISE
Beeld Johan Jacobs

WEG SCHEL

Wat begrijpen jullie niet van elkaar?

Elias: “Zijn neiging om elk kwartier zijn sixpack te tonen.”

Sonck: “Dat Pedro áltijd denkt dat hij zwaar ziek is.”

Elias: “Ik ben nu al drie keer naar de dokter geweest wegens kloppingen in mijn hals. Ik ontdek dat, en dan lig ik ’s nachts te huilen, want het betekent dat ik keelkanker heb en doodga. Dat plekje wordt ook alleen maar pijnlijker. ‘Omdat je er verdorie de hele tijd op zit te duwen,’ zegt de huisarts dan. Enfin, het eindigt bij een neus-keel-oorarts die een camera door mijn neus duwt, om vervolgens vast te stellen dat er niets aan de hand is.”

Sonck: “Bij elke opname van De Container Cup heb je een nieuwe klacht. Hoe zat het weer met die hersentumor?”

Elias: “Ik drink nog maar sinds een half jaar koffie. En ja, dat doe ik dan misschien iets te enthousiast. Op een nacht zat ik rechtop in bed: ik voelde een drukkende pijn ter hoogte van mijn voorhoofd, en wist zeker dat het een hersentumor was. Mijn vrouw rolde met haar ogen: ‘Je hebt vijf koffies gedronken, Pedro.’ Maar ik geloof dan niet dat het dát is.”

Sonck: “Maar intussen weet je toch dat je jezelf maar iets aanpraat?”

Elias: “Nee, zo werkt het niet bij een hypochonder. Want dat bén ik. Het is geen spelletje. Je bent er niet bij als ik ’s ochtends opsta en oprecht geloof dat ik ga sterven, hè. Het stoort me ook als mensen zichzelf een hypochonder noemen omdat ze eens met een verkoudheid naar de dokter zijn geweest. Het is geen pose, geen frivoliteitje, wel iets waar ik dringend wat aan moet doen. Mijn vriend Rik Verheye definieerde het onlangs zo: ‘Je bent verslaafd aan opluchting.’”

Je probeert er wat aan te doen in een podcast die je aan het maken bent.

Elias: “Ja, over Topdokters. Voluit Topdokters/Patiënt Pedro. Het idee is dat ik mijn hele lichaam grondig laat onderzoeken, en daarvoor telkens naar zo’n gespecialiseerde arts uit de televisiereeks ga. Het is een mes dat langs twee kanten snijdt: het zal me allicht over veel zaken geruststellen, maar tegelijk is er ook de kans dat één van die dokters echt iets kwalijks vindt.

“Ik ben al bij een uroloog, professor Mottrie, geweest, en daar bleek gelukkig alles in orde met mijn prostaat. Ik vroeg hem terloops ook om even naar mijn voorhuid te kijken, omdat ik wat last ondervond. ‘Oei, ja, die moet eraf,’ was de onmiddellijke conclusie. De besnijdenis is intussen gebeurd. Hop, mijn schel eraf!”

Sonck: “Dat was niet wat ik bedoelde toen ik zei dat je wat gewicht kwijt moest, Pedro.”

Elias: “Lach er maar mee. Zodra corona bedwongen is, organiseer ik een barbecue voor je, met één verrassinkje tussen het vlees.”

Sonck: “Maar serieus: waar komt die obsessie voor ongeneeslijke ziektes vandaan?”

Elias: “Allicht ben ik wat erfelijk belast: mijn vader had ook vreemde angsten. Hij was bijvoorbeeld bang dat er iets mis zou gaan bij de crematie na zijn dood. Dat die niet goed uitgevoerd zou worden, of dat ze het verkeerde lichaam de oven zouden inschuiven. ‘Zorg dat je erbij bent,’ zei hij tegen mijn moeder, ‘je moet het zíén.’ Toen het zover was, hebben we dat dus gedaan. In het crematorium van het Schoonselhof horen de nabestaanden in een halletje te wachten tot de begrafenisondernemer terugkomt met de, euh, buit. Maar wij gingen dus wel mee binnen. Daar stonden we dan, mijn moeder, mijn zus, mijn vrouw, mijn kinderen en ik, aan de derde bagageband – want zo gaat dat dus: de kist wordt op een soort van bagageband geladen en schuift dan de oven in. Het beeld van de kindertekening op de kist die in de fik vloog, en vervolgens de kist zelf en het lichaam van mijn vader: ik geloof niet dat ik ooit nog iets zal zien dat zo surrealistisch en tegelijk dieptreurig is.”

HET EMPATHIEKNOPJE

Waarvoor ben jij bang, Wesley?

Sonck: “Ik heb vliegangst. Toen ik indertijd voor een interland met de U19 van de Rode Duivels voor het eerst moest vliegen, heb ik m’n vliegtuigstoel uit z’n hengsels getrokken. En sindsdien heb ik natuurlijk vaak het vliegtuig genomen, maar ik doe het nog altijd met een klein hartje. Het gebrek aan controle zit me dwars.

“Eigenlijk kun je ’t zo samenvatten: ik ben van niets bang, behalve van datgene waar ik dood aan kan gaan. Andere angsten begrijp ik niet zo goed.”

Elias: “In wezen is dat heel gezond, hè: als je bang bent om dood te gaan, betekent dat dat je heel veel van het leven houdt.”

Ook jouw vader is al gestorven, Wesley. En met je moeder heb je geen contact meer sinds je 19de.

Elias: “(verbaasd) Echt? Dat wist ik niet?”

Sonck: “Sinds kort is er weer wat voorzichtig contact. Maar inderdaad: toen ik thuis wegging, betekende dat ook de breuk met mijn moeder. Ik had een resolute keuze gemaakt: ik werd profvoetballer, en ik ging samenwonen met het meisje van wie ik toen hield – mijn eerste vrouw. Weggaan was nodig, vond ik, want het café was niet de goeie omgeving voor iemand die het wilde maken als topsporter. Mijn moeder had het moeilijk met die keuze, en vooral: met het feit dat ik haar er niet bij betrokken had. Ze verloor een zoon, vond ze. En voilà.”

Je vertelt het haast luchtig, maar dat moet toch ontzettend ingrijpend geweest zijn voor je?

Sonck: “Leuk was het niet, nee. En ik vond het jammer dat ik zo nooit meer terug kon naar het café.”

Elias: “En je moet je mama al die jaren toch gemíst hebben? Of de band nu goed of slecht is, je verlangt toch altijd naar de liefde van je moeder?”

Sonck: “Eerlijk: ik heb het nooit gemist. Ik zei toch al dat ik nogal rationeel in het leven sta? Wel, ik legde me neer bij die breuk en ging verder met mijn leven. Want dát was het belangrijkste: mijn leven, mijn kinderen, mijn carrière. Ik heb alles zelf opgebouwd, en ik denk dat ik trots mag zijn op het resultaat, toch?”

Maar het is toch een vreemde gedachte dat je moeder het allemaal gezien heeft – de doelpunten, de Gouden Schoen, de wedstrijden met de Rode Duivels – maar dat jullie het niet samen gedeeld hebben?

Sonck: “Ik ben gewoon niet zo’n moederskindje, denk ik. En wel een koppige ezel. (lachje) Dat heb ik van haar.

“Ik begrijp jullie verbazing niet zo goed. Maar het kan ook aan mij liggen, hoor. Mijn vrouw zegt weleens dat mijn empathieknopje defect is. (lacht)

Elias: “Dat geloof ik niet. Ik vind jou wel empathisch. Onder die honderden buikspieren vind je een héél mooie mens.”

Sonck: (trekt enthousiast z’n shirt omhoog en laat z’n wasbordje zien)

Elias: “Enfin, als je heel goed zoekt, toch.”

De container cup, Play4, van maandag tot donderdag om 19.50 uur

© Humo