Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

Herman De Croo: ‘Misschien zal ik eraan doodgaan. Maar sterven moet ik toch’

‘De mayonaise tussen Alexander en mij pakt altijd.’Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Drieëntwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: minister van Staat Herman De Croo (83). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“Jonger dan ik ben. Ik word in augustus 84 en heb niet het gevoel dat 52 jaar ononderbroken parlementarisme mij heeft versleten. Ik ben nog steeds aan de balie en ben nog altijd actief bezig, als deeltijds landbouwer, voorzitter van een studiecentrum voor Congo, stichter en voorzitter van Autoworld en het zeer belangrijke ETCS (European Transport Safety Council, red.), enzovoort – allemaal zonder vergoeding of verloning. Ik neem vrije weekends noch vakantie. Ik ben voltijds aan het werk. Met mijn eigen technieken, van computers ken ik niets. Ik gebruik al vijftig jaar dicteerapparaatjes waarop ik teksten inspreek die ik laat uittypen door drie medewerkers.

“Ik hou me ook nog een beetje met de politiek bezig. Ben sinds 1959 verkozen lid van ons partijbureau. De situatie is nu wel veranderd: vroeger was Alexander de zoon van Herman, nu is Herman de vader van Alexander. Ik denk dat Alexander wel duizend mails per dag krijgt, ik krijg er tientallen. Mocht ik dat systeem niet hebben om te dicteren, ik zou na een paar uur al zijn verdronken. (lacht)

“De enige luxe die ik mij permitteer, is om de twee à drie dagen eens gaan zwemmen in het verwarmde zwembad in een oude schuur bij mijn buurman Alexander. Voor de rest blijft het werken, 366 dagen per jaar.”

2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Toen ik voor de eerste keer minister was, was ik de jongste in de regering. Ik had als bijnaam ‘de 900’. Dat was toen het noodnummer dat je voor allerlei depannages belde. (lacht)

“Ik ben iemand die de dingen aanpakt, een doener, die honderd keer per jaar gaat spreken, die deeltijdse chauffeurs betaalt omdat ik vijftienhonderd uren per jaar onderweg ben en dan in de wagen kan werken. Een activist dus, en een vat vol nieuwsgierigheid.”

3. Hoe was uw jeugd?

“Vol tegenstellingen. Ik kom uit een heel kleine gemeente waarvan mijn vader burgemeester was: Michelbeke. Mijn familie – Alexander en ik ook – woont daar al vijfhonderd jaar. Ik ben gedoopt door mijn grootopa, pastoor De Croo, die ook mijn vader gedoopt had, en ben katholiek opgevoed.

“Ik ben er tot mijn tiende naar de lagere gemeenteschool gegaan, want hoewel ik een ziekelijk kind was, heb ik het vierde, vijfde en zesde leerjaar – drie graadklassen in hetzelfde klaslokaal – in één jaar tijd afgewerkt. Daarna pendelde ik samen met mijnwerkers met de trein naar Mons, naar het hartje van de Borinage, waar ik op een college van de jezuïeten zat. In derde klasse, want in eerste wilde ik niet zitten. Ik was de mascotte van de Zuidoost-Vlaamse mijnwerkers. (lacht)

‘Ik leidde in mijn jeugd een soort dubbelleven.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Ik leidde een dubbelleven. Negen maanden per jaar in een Franstalig elitecollege in Mons, en drie maanden met mijn vriendjes van Michelbeke en omgeving. Op het college, met al die kinderen van notarissen, dokters en kaderleden, wisten ze niet eens waar Michelbeke lag. Toen ik er aankwam was ik zo jong en klein dat ze me ‘microbe’ noemden. Maar ik was primus en ben aan het einde van mijn collegetijd met alle eerbetuigingen gaan lopen.

“Toen ik daarna aan de ULB rechten ging studeren, op een vrijzinnige universiteit, ging er een nieuwe wereld voor mij open. Ik had nog nooit een zwarte of een joodse jongen gezien. De ULB betekende een echte bevrijding. Nadien ben ik in de VS gaan studeren en heb ik de gezichten van Europa, Amerika en Afrika leren kennen. Ik heb het geluk gehad dat ik al die tegenstrijdige werelden heb kunnen ontdekken, waardoor ik ze goed aanvoel en begrip voor andere denk- en levenswijzen heb leren opbrengen.”

4. Wat is uw passie?

“Alles wat mensen aangaat. Ik kan niet stilzitten. Mijn ouders waren zelfstandigen, landbouwers, bij hen bestond negen tot vijf niet. Er was geen zondag, alles liep door. Ik voel me nog steeds beschaamd als ik niets doe. Vandaag de dag werk ik van acht uur ’s ochtends tot een uur of zeven, acht ’s avonds, ook in het weekend.

“Ik ben een activist en blijf een activist. Ik verdraag geen onrecht. Ik zet mij voor mensen in en streef altijd naar rechtvaardigheid. Mensen appreciëren dat. Ik investeer veel in mensen. Het aantal pinten dat ik in mijn leven getrakteerd heb, heeft de lokale brouwerijen waarschijnlijk groot gemaakt. (lacht)

“Het feit dat ik, om een boutade te gebruiken, het ene moment met Vladimir Poetin aan tafel zat en een uur later een afspraak met de voorzitter van de vinkeniers had, dat bestendig wisselen, heeft mij heel veel geleerd en nederigheid bijgebracht. Ik heb wel een hekel aan dwazen, en die zijn talrijker dan je denkt. Enfin, je moet ook compassie hebben: Onze-Lieve-Heer heeft ook hen geschapen.”

5. Is het leven voor u een cadeau?

“O ja! Ik was een ziekelijk kind. Toen ik zes weken oud was, kreeg ik al een zware bronchitis. Het is bijna miraculeus dat ik erdoor gekomen ben. De helft van de lagere school heb ik door ademhalingsproblemen gemist. De geneesheer kwam voortdurend bij ons thuis. Op mijn zestiende kreeg ik dan een nierontsteking, waarna ik gezegd heb: nu is het genoeg geweest. En geloof me of niet, ik ben nooit meer ziek geweest. ‘Microbe’ van destijds werd een bulldozer in het voetbal. (lacht)

“Tot ik twaalf jaar geleden stembandkanker kreeg, waar ik nog af en toe de gevolgen van voel. Maar de wil is belangrijk. Wij zijn sinds eeuwen gewone paardenliefhebbers, van vader op zoon. Als een paard ziek is, zeggen de oude paardenkenners: laat het op de weide en wacht af. Ofwel geneest het, ofwel niet. Je moet chance hebben.”

6. Welk gelukscijfer geeft u zichzelf?

“In het college heb ik ooit een stukje in het Frans geschreven: Ma conception du bonheur. Ik dacht dus al vroeg aan geluk. Ik geloof dat ‘geluk’ grosso modo ‘geluk hebben’ betekent. Om te beginnen met je gezondheid. Ik ken mensen die, zoals men zegt, voor het ongeluk geboren zijn. Daar krijg ik tranen van. Maar je bent natuurlijk ook een beetje de ‘steenlegger’ van je eigen leven. Je moet leren leven met jezelf, dat is een eerste moeilijkheid. Vervolgens moet je leren leven met de anderen.

‘Erotiek is voor mij als koud, glad marmer.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Aangezien ik aan de universiteit elk jaar grote onderscheiding heb behaald, zou ik mezelf tussen 16 en 18 op 20 geven.” (lacht)

7. Welke kleine routine kan u blij maken?

“Van tijd tot tijd eens anderhalf uur in mijn Porsche rondrijden, een jongensdroom. Dan zeg ik bij mezelf: je zult toch iets voor de Vlaamse Ardennen gedaan hebben dat niemand anders gedaan heeft. Ik heb me destijds verzet tegen de A8, de snelweg die nu van Halle naar Doornik loopt, maar die normaal gezien als een chirurgische ingreep de Vlaamse Ardennen dwarsdoor zou hebben gesneden. Die betonnen gracht wilde ik niet op mijn geweten hebben. Ik heb daarvoor het risico gelopen om niet verkozen te worden. Maar op een bepaald moment moet je verder denken dan je politieke carrière lang is. Misschien zal men mij over tweehonderd jaar dankbaar zijn.”

8. Wat is uw zwakte?

“Mijn zwakte is de keerzijde van mijn sterkte. Ik ben bijzonder nieuwsgierig en helemaal niet wantrouwig van natuur, waardoor ik al dikwijls bedrogen ben geweest, ook in de politiek. Maar bon, na alles wat ik mocht ondernemen mag ik niet klagen. If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen.”

9. Wat is uw grootste angst?

“Ik heb weinig angstgevoelens. Maar iemand pijn doen en heengaan voor ik het kan herstellen, met een soort baksteen van schuldgevoel sterven, daar ben ik bang voor. Ik vrees ook dat mijn kinderen of kleinkinderen iets zou kunnen overkomen, want er lopen dwazen rond, lone wolves met hun eigen miserie.”

10. Waar hebt u spijt van?

“Dat ik onvoldoende gewerkt heb. (lacht) Ik voel me schuldig als ik niet werk. Ik ben een soort wereldverbeteraar, op kleine schaal bekeken. Misschien heb ik sommige zaken niet goed aangevoeld, heb ik sommige zaken uit onwetendheid níét gedaan.

“Mijn goede vriend Charles-Ferdinand Nothomb vertelde me ooit dat zijn grootvader placht te zeggen: ‘C’est fait, c’est bien fait.’ Dat is een filosofie die ik steeds meer probeer aan te kleven. Je kunt er toch niets meer aan doen, het is gebeurd. Zelfs als je denkt dat het niet bien fait is, c’est fait.”

11. Wat is uw vroegste herinnering?

“Deze vinger. Deze vinger is verpletterd in een bietenmachine toen ik drie jaar oud was. Het litteken is intussen volwassen geworden. Ik zei toen heel kranig: ‘Doet geen pijn, mama.’ Maar ik zou me dood geweend hebben van de zeer.”

12. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Ik ben nogal sentimenteel en ben daar niet beschaamd over. Ik krijg meer dan eens tranen in de ogen wanneer ik door gevoelens van afscheid word overvallen. Ik ben nu 83 en zal waarschijnlijk geen 103 worden. De onomkeerbaarheid der dingen. ‘Einde’, ‘Fin’, ‘The End’ in grote letters op het einde van een film.

‘Ik had mijn fototoestel meegenomen om Alexanders geboorte vast te leggen, maar had de film niet goed vastgemaakt. Zesendertig kliks zonder beeld.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Een landschap treft mij, maar je moet het ook aanvoelen. Ik ben niet enkel een ruiter omdat het een traditie is in de familie, paardrijden is voor mij ook een soort van yoga. Als je te paard rijdt, denk je aan niets anders. Je maakt je geest leeg en zit op een tellurisch niveau, via de hoeven van het paard treed je in contact met de aarde. Zo kom je door landschappen die je soms al honderd keer gezien hebt, in alle gedaantes van de vier seizoenen en besef je: het is misschien de laatste keer dat ik hier geweest ben. Dat stemt mij melancholisch.”

13. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“Ik had de verkiezingscampagne van 2008 achter de rug – 22 succesvolle verkiezingen alleen al op nationaal vlak – en had een hese stem, maar als je elke dag vier keer gaat speechen is dat niet te verwonderen. Volgens de kno-arts was er niets aan de hand en zou het wel overgaan, want ik rookte niet. Maar het ging niet over, dus heb ik een biopsie laten nemen.

“Ik herinner me nog goed, ik was toen burgemeester van Brakel, we hadden op vrijdagavond een politiecollege gepland om zaken op punt te stellen voor Brakel-kermis. Een half uur voor aanvang, ik zat alleen in mijn bureau in het gemeentehuis, kreeg ik telefoon van de dokter. Hij vertelde me dat ik kanker had. Stembandkanker. Links. Als je dat hoort, is het alsof de grond onder je voeten verdwijnt en je in de diepte valt.

“Toch heb ik die avond de politieraad voorgezeten. Zonder enig teken van emotie. En op zondag heb ik de Sint-Pieter-ruiterommegang van Brakel gereden, zoals mijn vader en grootvader hadden gedaan. Zonder enig teken van emotie. Mijn twee kinderen, Ariane en Alexander, waren met vakantie en ik durfde hen niet te bellen – ze zouden in allerijl willen terugkeren. De zondagavond moest ik spreken op een congres in Stockholm! Na twee dagen ben ik terug naar huis gevlogen, om te horen dat ik geen metastasen had.

“Dat moment, die natte dweil in je nek, was een beproeving die alle kankerpatiënten moeten doorstaan. Je moet alles uit de kast halen om normaal te kunnen blijven functioneren, om niet te vervallen in: waarom ik, wat heb ik misdaan?

“Enkele maanden geleden heb ik slikproblemen gekregen. Volgens sommigen een gevolg van de bestralingen van toen, elf jaar terug. Misschien zal ik eraan doodgaan. Maar sterven moet ik toch.”

14. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Zelden. Is het nu door mijn jeugd, als resultaat van mijn opvoeding bij de jezuïeten, is het door mijn wilskracht of zelfbeheersing, je zult het niet geloven, maar hoe dramatischer een situatie wordt, hoe gevaarlijker ze is, hoe rustiger ik word, hoe rationeler ik oordeel.

“Daarbij moet ik wel zeggen dat ik een hoge verdraagzaamheidscoëfficient tegenover zeveraars heb opgebouwd, in het bijzonder tegenover leugenaars. Van tijd tot tijd moet ik mezelf wel in de dijen knijpen om rustig te blijven, maar door het lint gaan, het klinkt misschien pretentieus, is beneden mijn waardigheid. Wat waardigheid ook betekent.”

‘Ik heb een hekel aan dwazen, en die zijn talrijker dan je denkt. Enfin, je moet ook compassie hebben: Onze-Lieve-Heer heeft ook hen geschapen.'Beeld © Stefaan Temmerman

15. Welk moment zou u graag her­beleven?

“De geboorte van Alexander, veertien jaar na ons huwelijk, drie jaar voor zijn zus Ariane. Ik had mijn fototoestel meegenomen om zijn geboorte vast te leggen, maar had de film niet goed vastgemaakt. Zesendertig kliks zonder beeld.”

16. Over welke maatschappelijke ontwikkeling bent u dieper gaan nadenken?

“Over een zeker egoïsme van het blanke ras. De dinosaurussen hebben 85 miljoen jaar geleefd, wij gaan het zolang niet uithouden zoals we nu bezig zijn. Ik vrees dat het menselijke ras aan autodestructie bezig is. Je had ten tijde van Christus nog geen driehonderd miljoen mensen, nu heb je er zeven miljard. En al die mensen hebben honderd keer meer noden. De aarde kan die uitbuiting niet blijven dragen.

“Als we de onevenwichten in de wereld niet proberen op te lossen, vernietigen we onszelf. Zolang we niet begrijpen dat samenwerking onze enige redding is, zolang we niet willen inzien dat de bietenoogst in Waver zal afhangen van het klimaat in Congo, zijn we verloren. Nee, in plaats daarvan zijn we het gevaar van het populisme aan het bewandelen. ‘Eigen volk eerst’. Staats- en rasegoïsme kan dodelijk zijn. De slechtste dienst die je aan je eigen gemeenschap kunt bewijzen is een middeleeuwse ophaalbrug optrekken aan je versterkte kasteel. Dat dit niet meer reacties teweegbrengt, is een van mijn ontgoochelingen. Ik heb voor gezonde samenwerking gevochten en blijf er tot mijn laatste snik voor vechten.”

17. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Ja, en ik zal het nooit vergeten. Dat was in de kerk van Sint-Sebastiaan, de patroonheilige van Michelbeke. Terwijl we daar godsdienstles kregen, brandde er een klein lampje, een teken dat Jezus aanwezig was. Als stoute, misschien niet onverstandige jongen vroeg ik toen aan de leraar: ‘Meester, en als de elektriek uitvalt, is Jezus dan weg?’ (lacht) Als achtjarige jongen was ik al rationeel.

BIO

• geboren op 12 augustus 1937 in Opbrakel • Belgisch liberaal politicus • was burgemeester van Michelbeke en later Brakel • had van 1968 tot 2019 een ononderbroken parlementair mandaat van 51 jaar • was o.m. volks-vertegenwoordiger, Vlaams Parlementslid, senator, minister en Kamervoorzitter • overtuigd royalist en belgicist • staat bekend om zijn inventieve taalgebruik • is getrouwd met Françoise Desguin, heeft twee kinderen, Alexander en Ariane

“Ik heb moeite met doctrines en ben altijd zeer onafhankelijk geweest. De grootvader van mijn echtgenote was de stichter van de Grootloge van België. Hij was een wetenschapsman, dokter Desguin. Toen de Grootmeester me op een dag vroeg of ik niet tot de loge wilde toetreden, heb ik geantwoord dat ik geen kerk verliet om een andere aan te kleven. Mogelijk heb ik me daarin vergist, want ik ken de loge onvoldoende. Zij telt heel bewogen medeburgers.”

18. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Goed, maar ik mis het paardrijden. Ik heb sinds maart vorig jaar niet meer te paard gereden. Eerst was het verboden, maar ik moet ook voorzichtig zijn want in mijn familie sterft één op de twee door een val van zijn paard. Het is toch een levend dier met zijn eigen karakter en wilskracht, een meter zeventig hoog, waarop je soms dertig kilometer per uur haalt, onbeschermd.

“Alexander en ik hebben een soort ritueel. De Vlaamse Ardennen zijn mooi maar heuvelachtig, en te paard loop je niet bergaf want dat is gevaarlijk. Bergop draaf of galoppeer je. Bergaf stap je. Als Alexander en ik galopperen, dan is het paard en ruiter tegen paard en ruiter, maar als we terugkeren aan de andere zijde van de heuvel, dan praten wij, en de paarden weten dat. Dan hebben wij de beste gesprekken. Het is als scheikunde. De mayonaise tussen Alexander en mij pakt altijd.”

19. Wat vindt u erotisch?

“Ik heb moeite met het woord erotiek. Erotiek is voor mij als koud, glad marmer.”

20. Wat is uw goorste fantasie?

“Vicieuze gedachten heb ik niet. Pedofilie, seksueel misbruik, daar gruw ik van.

“Wel zou ik eens mijn ‘contramemoires’ willen schrijven: alles wat tot nu toe in mijn 560 pagina’s tellende autobiografie tussen de regels verzwegen is. Alleen vrees ik dat ik daarna niet veel vrienden meer zal hebben. Wel wat meer lezers. Dat is een duivelachtige fantasie die me intrigeert, maar het is de rechtvaardigheid die me tegenhoudt. Als ik zaken schrijf die juist zijn, maar de persoon in kwestie kan zich niet meer verweren, dat is niet fair.”

21. Hoe definieert u liefde?

“Liefde is het meest misbruikte woord op aarde.

“Het ideaal bestaat niet. Beleefdheid, respect, verdraagzaamheid en meevoelendheid zijn belangrijk naarmate het leven vordert.

“Ik heb een reeks beroepen gedaan waarbij je enorm veel mensen ontmoet. Veel mannen en vrouwen die indruk op mij gemaakt hebben. Je komt in omstandigheden waarbij je toch vaak met de handrem op moet leven. Want je kunt toch geen 25 vrouwen beminnen en herleiden tot één persoon. Dat zou misbruik van vertrouwen zijn. Van die overige 24.” (lacht)

22. Hoe zou u willen sterven?

“Vroeger dacht ik daar nooit over na, nu wel. Als je jong bent en het lang blijft, denk je dat je voor de eeuwigheid bent gemaakt. Nu begrijp ik dat sterven de stekker uittrekken is. Ik heb zo veel voorwerpen in mijn huis die herinneren aan de honderden reizen over de hele wereld die ik gemaakt heb, en meer dan vijfduizend boeken. Als je al die waardevolle en sentimentele zaken bekijkt die je verzameld hebt en die aan je ziel kleven, is het moeilijk om te aanvaarden dat het op een dag voorbij zal zijn.

‘De mens is bijna de duivel van zichzelf geworden. Op dat kleine bolletje van de aarde, al die dikkenekkerij.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Over de dood beslissen we zelf niet. Ik herinner me nog dat mijn grootoom, die ook burgemeester geweest was en bij ons als jonggezel in het huis woonde, me op een dag vroeg om met hem rond te rijden. Mijn ouders hadden toen een grote Amerikaanse wagen en ik voerde hem langs de heuvels van het landelijke Michelbeke, door de Zwalmvallei en de Vlaamse Ardennen. Ik werd gewaar dat het zijn adieu was aan de landschappen die hij honderden keren te paard had verkend. Dat was een les in ultieme nederigheid. We mogen de dikste nek van de wereld hebben, de Napoleons, de Kabila’s, de Trumps van deze aarde zijn, we hebben niets te zeggen over ons eigen lot. Je kunt het wel zoals generaal Franco enkele maanden kunstmatig laten verlengen, maar de grootste gelijkheid is die van de dood. (pauzeert) De grootste ongelijkheid dikwijls die van de geboorte.”

23. Wat zou u nog willen realiseren voor het te laat is?

“Ik heb mijn droom meegemaakt. Reizen de wereld en dit mensdom rond. Afrika, Amerika, Azië. Lesgeven. Ongelofelijke intellectuele kracht putten uit duizenden ontmoetingen. Zielsverwanten ontdekken. Het enige wat mij frustreert, is dat ik niet zal weten hoe de wereld verder gaat.

“Komt daarbij dat ik elke dag steeds meer de nederigheid van de tijdelijkheid aanvoel. Ik vind godsdiensten altijd een beetje pretentieus omdat ze uitgaan van de eeuwigheid. Er bestaat een foto van het heelal waarop miljoenen lichtjes te zien zijn, en eentje daarvan is de aarde. Op dat kleine puntje hebben wij de laatste driehonderdduizend jaar een ongekende revolutie ontketend. In het begin leefden we min of meer als dieren, rechtop lopend. Nu zijn we zover geëvolueerd dat we bijna de duivels van onszelf geworden zijn. Op dat kleine bolletje, al die dikkenekkerij! Who cares in space? Who cares in time?

“In nederigheid maak je geen revoluties. Het is uit grootheidswaanzin, egoïsme, hebzucht, misprijzen, discriminatie, uit dwaasheid dat de mensheid zichzelf verplettert. Uiteindelijk zullen wij verdwijnen en zal het heelal van de miljoenen planeten overwinnen.”