Hoe zullen de nieuwe Europese noodfondsen worden besteed?

Naar aanleiding van de coronacrisis beslisten de Europese staats- en regeringshoofden verleden zomer om een zogenaamd Europees “noodfonds” op te richten van wel 750 miljard euro. 

Voordien hadden ze al besloten tot nog een ander fonds, het zogenaamde Europese SURE-programma (Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency), dat specifiek het risico op werkloosheid als gevolg van de pandemie moet opvangen en oploopt tot iets meer dan 90 miljard euro.

Een groot onderscheid met normale Europese uitgaven – die op zich al oplopen tot een 1.000 miljard euro over de zevenjarige periode die de Europese langetermijnbegroting kenmerkt – is dat deze twee nieuwe fondsen niet gefinancierd worden met betalingen door de lidstaten, maar wel door leningen die de Europese Commissie aangaat en die pas jaren later ofwel door de lidstaten ofwel door een nieuw soort Europese belastingen moeten worden terugbetaald.

Een Europese carbontaks is zo’n mogelijke nieuwe belasting, maar ook Europese taksen op financiële of digitale transacties werden door de Europese leiders reeds als mogelijkheid geopperd. Een kind weet dat dit soort taksen uiteindelijk door consumenten moeten worden opgehoest. 

Ook al zouden de nieuwe EU-fondsen ‘tijdelijk‘ zijn, staat het in de sterren geschreven dat dit niet het geval zal zijn. Het zal immers maar al te verleidelijk zijn om nieuwe, door de lidstaten gedekte, leningen te gaan aangaan om de oude leningen terug te betalen. Dat is immers ook de standaardwijze waarop Europese regering zich financieren, of dacht er iemand dat overheden hun leningen gewoon terugbetalen?

Het grote ‘herstelfonds’ van 750 miljard euro, ook ‘Next Generation EU’ (NGEU) genaamd, is momenteel nog steeds niet door alle EU-lidstaten geratificeerd, maar het kleinere SURE-fonds is wel degelijk al actief, en leende zelfs als geld uit aan de lidstaten, onder meer aan België.  

Wie zijn de ‘internationale investeerders’?

Het SURE-fonds mag de middelen die het zelf heeft geleend enkel uitlenen aan de lidstaten. Het herstelfonds mag een deel – ongeveer de helft – gewoon als subsidies aan de lidstaten uitkeren, zonder verplichting dus om dit aan de Europese Commissie terug te betalen. Technisch gezien moeten de lidstaten dat geld ook wel terugbetalen, maar dan – via de Europese Commissie – aan ‘internationale investeerders’, van wie zowel in het geval van SURE als NGEU het een geheim blijft wie dat precies zijn. China? Grote banken? De Europese Centrale Bank? Toch allemaal niet evident dat het geen publieke informatie is aan wie Europeanen miljarden moeten terugbetalen.

Daar is het Duits Grondwettelijk Hof

Recent kwam er een kink in de kabel van de Europese plannen. Het Duitse Grondwettelijk Hof besliste immers om de Duitse ratificatie van het herstelfonds “on hold” te zetten, dit op vraag van een NGO die bepleit dat de Duitse Grondwet helemaal niet toelaat aan de Europese Unie om gemeenschappelijke schulden aan te gaan. Sommigen hebben er bovendien op gewezen dat ook de Europees verdragen dit niet toelaten en dat de Verdragsrechtelijke basis waarop de Europese Commissie zich heeft gebaseerd om het herstelfonds uit te werken bijzonder bedenkelijk is, gezien er expliciet in die Verdragen staat ingeschreven dat de Europese Unie geen begrotingstekort noch schulden mag aangaan.

Hoe wordt het geld besteed?

Voorts is het ook volstrekt onduidelijk hoe Europese lidstaten al dat geld gaan besteden. De vorige Italiaanse regering was in december naar verluidt van plan om 74 miljard euro uit te geven aan ‘ecologische transitie’ en 17 miljard aan ‘gendergelijkheid’, en uiteindelijk maar 9 miljard aan gezondheidszorg, dit terwijl het originele idee van het fonds er toch in bestond om het covidleed te verzachten. Het is afwachten wat de plannen zijn van de nieuwe Italiaanse regering van Mario Draghi. 

De grote winnaars? Kroatië en Bulgarije…

Wat ook bijzonder weinig aandacht krijgt is hoe de grote winnaars zich in Oost-Europa bevinden. Met name Kroatië en Bulgarije zouden in proportie het meest ontvangen vanuit dit fonds. Dat is bedenkelijk, niet enkel gezien de lamentabele staat van de rechtstaat en het niveau van corruptie in sommige Oost-Europese EU-landen, maar ook omdat veel van die landen er nu al niet in slagen om het vele Europese manna dat hen wordt toegeworpen uitgegeven te krijgen, omwille van de voorwaarde dat  er een private co-financier moet zijn. Een jammere zaak is dat EU-fondsen in die landen vaak oligarchen versterken die dicht bij de machthebbers staan, zoals bijvoorbeeld Viktor Orban in Hongarije.

EU-uitgaven zijn nu echter al bijzonder problematisch, ook in de oorspronkelijke lidstaten van de EU. Zo stelt de Italiaanse Professor Vincenzo Musacchio, verbonden aan het gerenommeerde Rutgers Institute on Anti-Corruption Studies: 

Italië: ‘Ruim de helft eindigde in handen van de georganiseerde misdaad’

‘De EU gaf tussen 2015 en 2020 ruim 70 miljard euro aan Italië in het kader van structurele fondsen en investeringsfondsen. Daarvan eindigde maar liefst de helft van de fondsen in de handen van de georganiseerde misdaad.’

Ikzelf gaf hierover in 2019 toelichting aan de Commissie-Europese Zaken van het Duitse Parlement, en publiceerde daarbij een paper die nog veel meer in detail gaat over hoe gebrekkig de Europese miljardenuitgaven op dit moment al zijn.

Een zoveelste rondje transfers

Los van het gevaar voor problematische besteding, is het duidelijk dat de nieuwe Europese miljardenfondsen op een zoveelste rondje transfers neerkomen. De Europese Commissie publiceerde onlangs een tabel over de leningen die ze aanging in het kader van het SURE-programma. Die maakt duidelijk hoe veel minder rente lidstaten betalen in vergelijking met de situatie als ze zelf dat geld op de internationale markten hadden geleend. Italië komt hier als grote winnaar uit de bus, met een winst van bijna 3 miljard euro, terwijl ons land ook wel een 100 miljoen euro bespaart. Duitsland, Nederland, Luxemburg, Denemarken, Zweden, Finland, Oostenrijk, Frankrijk en Ierland komen echter niet in de tabel voor. Die landen, waarvan de meesten een veel verantwoordelijker begrotingsbeleid voeren, staan nu echter wel in voor de terugbetaling van dat geld aan internationale investeerders. 

Het is zo dat er door de Europese Commissie gecontroleerde voorwaarden zullen worden verbonden aan nationale uitgaven met geld uit het herstelfonds, maar de ervaring met dergelijke controle is niet bemoedigend. Ook is het helemaal niet zo evident, democratisch gezien, dat landen een soort van “herstelplan” moeten laten goedkeuren door de Europese Commissie. Vaak gaat dit om ideologische keuzes die best door nationale parlementen worden gemaakt.

De Nederlandse Professor Adriaan Schout bepleit er in NRC trouwens die landen die uiteindelijk netto instaan voor al die EU-leningen, zoals Nederland, ‘geen gebruik’ van het fonds maken, net zoals sterkere economieën ook geen geld van het IMF krijgen.

Zal het Duits Grondwettelijk Hof aan het idee van het noodfonds een einde maken? Het lijkt onwaarschijnlijk, wanneer men naar voorbije rechtspraak kijkt. Sowieso is het echter de taak van verkozen politici om op Europees niveau ‘neen’ te durven zeggen tegen dit soort onzalige ideeën, die uiteindelijk de Europese Unie verdelen in twee kampen: dat van zij die misnoegd zijn om voor de transfers te moeten betalen en dat van zij die ontevreden zijn omdat ze de voorwaarden verbonden aan de transfers moeten betalen. Zoiets komt de Europese harmonie allesbehalve ten goede.


De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een nieuwe webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek

Twitter: @pietercleppe

Meer